De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 3 februari pagina 9

3 februari 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 345 DE AMSTÜRDA-MMER, WEE4CBLAD VOOR NEDERLAND. 9 BIBLIOGKAPflIE. De Militaire Gids. (Ie Aflevering. 3e Jaargang.) r De manoeuvres der 3e Divisie in Noord-Brabant, door Petrus Nurks. Korte aanteekeningen over torpedobooten, hun gebruik in den oorlog en de verdediging tegen die vaartuigen, door I). J. Boom. De cavaleriemanoeuvres in Frankrijk in 1883, door B. van Burmenia Rengers. De opper bevelhebber der Landmacht in Xederlandsch Indië, door Polia. Oefeningen in onze liniiin. Muiderberg in staat van verdediging, door F. H. Boogaard. Getrokken mortieren van 21 cM. Amalgama. Indisch Militair Tijdschrift. (No. 12 van den 14en JaargangJ Theorieën en bajonetschermen. Indische tactiek. Kuder en gebrek aan leader in het Nederlandsen ?Indische Leger. Officieren en hunne aanstelling, oefening en bevordering. III. Oefening. De tactische formatie der batterij als eenheid. Iets over de bepakking van den Inlaudschen inianterist. Hoe reeds in 1874 werd gewaarschuwd tegen het postensteisel" in At.jeh. Enkele aanteekeningea op: De vuren van de Infanterie" I. Antwoord ?van. Sita Dewi aan den schrijver van: Enkele aanteekeniugen op : Devureu ?van de infanterie". Varia, November 1873?1883. 2e Expeditie tegen Atjeh. Het officiersparsoneel der Landmacht na tien jaren. Be Militaire Spectator. (No. 2.) Het infanterievunr, door J. van Dam vanisselt. (Wordt vervoigd.) Een belangrijk vraagstuk voor de Nederlandsche infanterie, met n bijlage, door C. P. de Veer. Een rectiucatie, door H. F. Meijer, gep. Gen.-Majoor. Militaire sprokkelingen, door Sprokkelaar. B o e k a a n k o n d i g i n g en: Handboek voor onderofficieren en korporaals do.v infanterie van liet Ne derlandsen-Indisch leger, door D. Brakel. La télégraphie optique, par iiodolphe van Wetter. De la conduite de l'artillerie dans les manoeuvres et au combat, traduit de rallemand, par A. Orth. Overzicht van b u itenlaudscho t ij d s c h r i f t e n. SCHAAKSPEL. No. 5. Van W. J. Mc. Artlmr <(Stapleton). . me» dca eeraton prija. (Zie vorig Weekblad). ZWAKT. k t , G ? d WIT. Wit speelt roor en geeft-in 3 Ketton mat. fWifc»5 <ra--Zwart l sbnk K. E. 5). VAN 8CHAAKPEOBLEEM Ko. E 5 nt-D 6 (a X B 7 i a-'-F-a ;p 2 E G mab D 8 -nt J> 6 (b i 2 i a .... EG speelt + (a nfr'F'7 mat» ' (o) " ? . . Anders» D G O 4 mat. INGEZONDEN OPLOSSINGEN. KV>. 4 Ja juist opgelost door W. r. H. te Delft. (Zon in het bedoelde,eindsp"bl, tij awe Bpeelwijze a, na de zetten GD2 F l, G3 F2;7FlntE3in plaats Van F i nt E 3, zwart niot sterker spelen: 7 ... F 2 H 4 mat? Als antwoord op C B 2?F l zouden wij echter beter dan G 3 F 2, (omdat 7 F l nt E 3 niet gedwongen is) achten C .... H 7 G G (de 4e zet moet zijn G- S H 7), '.' F l nt G 3, F 8 H 8 + en volgenden zet mat). Voorts waren do oplossingen goed no. 3 on 4 door Henri; no. 4 door v. d. M. te N.N.; V. E. te N.; G. A. F. M. te utrecht; no. 2 en 3 door V. d. V. te St. P.; 3 door A. H. W. te Meppel; J. S. ta Goriuchem eo no. 4 door M. en W. te Meppel. F E U I Ii i, E T O W.' IVJI T , van F. OOFPÉE), 'Z3 ia een wees en dient; ze is in den boerenstaal St. Maarten en St. Jan is het gebruik op 't land", Dat zich het boerenvolk, steeds druk aan 't redeneeren, Waarbij men tot meer klem, den stok niet kan ontberen, Vroegtijdig naar de markt in 't naaste dorp begeeft, Zoo men, wat veel gebeurt, een dienstmeid noodig heeft. Zij was ternauwernood op 't marktplein aangekomen, Of werd dooB deea w. gOC» dra in besprek Haar jeugdig iUuit %mwr teoüt '* bseröuvfili En waarlijk niet n boer, die niet een wijl bleef staan, v In arm of wang haar kneep, een doek of kleed beloofde, Kortom, niet n die haar geen knappe meid geloofde. En zonder twijfel was zij even knap als boud; J-Jij 't haangekraai reeds op, en eerlijk, o als goud'. /'?j was niet niooi, toch kon haar niemand leelijk noemen', Kon alledaagsoh gezicht; wel kon ze zich beroemen, Op wangen i'risch van kleur, een helder oogenpaar, Op donker golvend haar en .... op heur twintig jaar, Voor naaiwerk, stoppen, maar vooral voor wasschen, schuren, En meer nog bovendien, kon zij zich vrij verhuren; In 't koken was zij knap en drommels bij de hand; ??' Ook zorgde zij voor 't vee in stal of op het land. DJ laatste in bed, aan 't werk was zij het eerst van allen, In 't kort, het meisje zou aan eiken boer bevallen. Maar of zij zedig was? Geen inenseh zei 't tegendeel, En voor een boerenmeid zegt dit bijzonder veel. Een jaar was ze in haar dienst; juist bracht men 't hooi naar [binnen. Het meisje zette toen op 't onverwachtst haar zinnen, Op zeekren jonkman, dien men reeds in d' ochtendston^i Ln altijd 's avonds laat trouw in de herberg vond. Ken jongen even lui als flink gebouwd van leden ; Een opgesmukte knaap. Hij was nog kort geleden, In militairen dienst; het heerschap was huzaar. Hij droeg een knevel, werd om houding en gebaar, Om de een of andre grap, of wel kwüjongensstreken, Door oud en jong in 't dorp niet zelden aangekeken. "VYas duur of in de buurt een boerendanspartij, De mooiste meisjes had hij immer aan zijn zij; Of volgde aan het biljart zijn kennersblik de bafleni Omringd van gasten werd zijn spel geroemd door allen. Dien luien kroegenheid, dien ingebeelden fat > Er was geen boer die hem graag tot zijn schoonzoon liïd -j. Dien trouwde zij; hij had er tamelijk veel tegen; Ilüar was er, zoo het scheen, bijzonder aan gelegenC* Hij stemde toe; zij had gespaard, dat wist hij, 't was Yoor hem die 't geld zoo best gebruiken kan, van pas. Een huwelijk als dit is veelal te beklagen; ' * ?' ? De ellend die daaruit volgt, valt dikwerf zwaai' te dragen. De bruiloft wordt gevierd, daarna nog een'gen tijd, Aan vreugd en aan genot zoo ruw als woest gewij<ïj Een week, ja zelfs soms twee, gaat alles naar behoorenj r Maar dan zal licht een woord, een blik den vrede storen. Dan volgt een vloek bij hem, bij haar een bittre traan...'i En 't is weldra voor goed met vrede en vreugd gedaan.* Ligt de eerste kus der min zoo kort nog in 't verleden1,, Ach, de eerste klap wellicht treft morgen of reeds hed«ri! Dan geeft de kroeg hem troost; ellende volgt; zelfs deert Het hem niet eens, dat zij in blijde hoop verkeert, f Zijn vrouw beviel; een elk vermijdt bet minste leven; Maar de echtgenoot bedenkt, 't geval kan voordeel geven^ En sluw en grijnzend houdt het monster op het wicht Aan moeders volle borst, het loerend oog gericht. Hij peinst: neen langer wil 'k die armoe niet verduren, Zij moet zich hier of daar in{ ^tad als min verhuren.' Natuur voorzag bij haar in ruilden overvloed Ten baat van 'tschuldloos wicht, haar schat, haar vleesch en bloed; Helaas, daarmede zal het kind van meer gegoeden Ten koste van dat wicht, van nu af aan zich voeden; Haar kind, zij lei het straks in 't schaamle wiegje neer, En 't zachte kreunen deed der arme moeder zeer; Zijn voedsel zou zij voor wat geld aan vreemden bieden, "NYat ze onder 't harte droeg, zij zou het nu ontvlieden 'i Onthutst wees zij in 't eerst met kracht het voorstel af; Maar toen haar echtgenoot haar zooveel blijken gaf, Van ernst, van diep berouw, en plechtig durfde zweren. Hij zou van stonde af aan tot beter leven keeren; Toen hij schijnheilig sprak: heb voor het kind geen zorg, Hem zal niets deren, neen, daarvoor blijf ik u borg; Een zuigflesch geef ik 't ventje en is hij niet tevreden, , Welnu, dan breng ik hem, al ware 't zelfs nog heden,/ By onze buurvrouw Jeanue, en die geeft hem gewia ( Van tijd tot tijd de borst, daar zij ook zoogend is"...':" 'i;oen... brak haar 't harte ook schier, zij hoopte op beetre-tijden, En ging helaas; het was 't begin van bitter lijden. -? II. ?Het was m -den waggon vrij somtrer, aak%, z%art, 't Was nacht; en evenzoo was 't in dat moederhart. "Wat heeft zich de arme, op die harde bank gezeten, Reeds dikwerf in dien nacht, haar dwazen stap verwela Haar borsten zwollen zeer, het deed haar hevig pija, ?Hier overvloed, daar ginds kan 't nu wel moeglijk, zjja Of was het ook misschien om 'tzedelooze praten, 't Gevloek van gindschea troep beschonkene soMateny Al is het ook slechts voor een korte wijl te ontgaan? Ze is eind'lijk te Parijs. Een knecht snelt op haar aan, Het rijtuig wachi kaar reeda en voert haar iftiuga kewa.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl