Historisch Archief 1877-1940
Na. 346
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
verwend. Niet lang geleden speelde uier Eugen d'Albert en de herinnering
aan diens weergalooze techniek zal het in den eersten tijd voor alla
pianisten moeilijk maken hier een echt succes te verwerven. Er zijn
pianisten, die ik liever hoor dan d'Albert, maar weinigen die zooveel
kunuen doen als deze jonge kunstenaar.
Gisterenavond gaf CeciUa" een uitvoering van Richard Hol's Darm.
Het was de tweede van dat werk. De koren zijn liet zwaartepunt daarvan
n deze werden hier zeer goed gezongen. \ an de totisten spande uw
Stadgenoot Rogmans de kroon. Het was, geJooi' ik, du eerste keer dat
hij hier optrad. Ka de schitterende wijze waarop Lij deu David zong, kun
Rogmaus hier in het vervolg steeds op tucces rekenen. In deze tijden
vsii tenorschaarschte is een tenor als hij bijna omvaardcerbaar.
Om nog even op het werk zelf terug te komen: hoewel ik gacnszins
Wind beu voor de verdiensten, ja voor de schoonheden daaraan, telkens
moest ik onder liet hooreu bij mijzelf constateereu dat het meer het
product is van kennis en nadenken dein van inspiratie. Wat de Franschcn
noemen couler de source" vindt men hier slechts zeiden. Alles is goed
gemaakt, voor alles is de rechte toon gevonden, de stemming is meestal
goed weergegeven, maar de inspiratie, de goddelijke vonk wordt maar al
te vaak gemist. Hol is zwak in het scheppen van frisscke melodiëu; waar
hij grooto massas hanteert, daar is dat niei zoo merkbaar, en u* instru
mentale praal bedekt dan de armoede aan gedachten, maar in de solu's,
waar het op echten zang aankomt, daar komt dieaanhetlicht. Trouwens
dit geldt niet alleen van Dacid, maar van zoovele dergelijke werken van
onzen tijd. Men wordt hoe langer hoe knapper, hoa langer hoe vinding
rijker in het behandelen van orkest en koren, maar van waar do indruk
van leegte, dien zoovele moderne composities achterlaten ? Men ziet de
componisten steeds zoeken; in elke pkrase schuilt een intentie, alles heelt
een motief. Vroeger gaf men zich meer zooals men was, mcu zocht niet
oo angstvallig... en vond meer.
Den Haag, 6 Febr. 1881.
UIT BELGI
ISEssor. Concert populaire. Raway. Sigurd (eerste deel).
Reijers persoon.
Toen de voorzitter der i'ransche republiek, Jules Grévy, de laatste grooto
tentoonstelling van schilderijen, enz. te Parijs bezocht, riep hij bij deu
eersten blik uit: Zóó is 't goed! Daar zie ik den waren repubükeinsehen
salon, waar allen talent hebben, zonder dat de een zich onmetelijk hoog
boven den ander zoekt te verheffen". De Figaro staat in voor de waar
heid van dit gezegde.
"Welnu, iets dergelijks kwam deu schrijver dezes (ofschoon in een ko
ninkrijk levende) in den zin, ua een herhaald bezoek der kloiue schil
derij-tentoonstelling van IJExsor.
ISEssor is een gezelschap van jonge kunstenaars, waartoe, op aloude
vlaamsche rederijkerswijze, zoowel die der verven, en der tonen als di
der sprake behaoren. Hun doel is regelmatig de vruchten van hunne vlijt
aan 't publiek ter beoordeeling te stellen, zonder te wachten op de goede
of slechte kans der gewone driejaarlijksche tentoonstellingen. lieden doet
het gezelschap voor de achtste maal een beroep op de welwillendheid van
het publiek, om het volbrachte werk te komen aanzien.
De Gaulois zon zeggen: lis ne se préoccupeut que du public. lis so
sentent regardes, observcs, jugés". Hij zou er misschien bijvoegen, zooals
hij 't van den zomer deed: De la pointure e.a'.J de la peinture? ....
Allons donc!.... Jamais!.... Les peintres n'ont plus Ie seus de la vie,
ils n'ont plus que Ie sens du thcatre, qui est une déformation de la vie
.... Ils voient maiutenaut a travers une lorguctte des choses apprises", enz.
enz. Dit oordeel is wat hard, om op de Bvusselsche schilderijen toegepast
te worden, maar toch, het ontbreekt hier in 't algemeen aanfrissche,
ongezochte oorspronkelijkheid.
*Wij tellen 187 kunstwerken, daarbij gerekend een paar beeldhouwerken.
J)e waarde der schilderijen ligt hoofdzakelijk in eenige goede portretten.
Hierin vindt men ten minste nog als herinnering datgene teru^, waar
door de Vlaamsohe schilderschool zich vroeger onderscheidde: waarheid
ea kracht van kleur. Een aantal der tentoongestelde werken lijden aan
anemie, aan gebrek aan bloed, of althans, zou een pedant geneesheer
zeggen, aan oligamie, d. i. de eerste trap dier ziekte.
Zijn deze groepen in een leprozonhuis geschilderd", vroeg spottend een
kunstlievend medicus, dat al dat volk den alphos (een soort van huidziekte,
die zich door witte vlekken openbaart) schijnt te hebben?" En daarmede
wees hij nu op den levensgrooten Steenhouwer van Henri Evrard, dan
?weer op de Voddenraapsters van Léon Fréderic, en eindelijk zelfs op de
paardsn van Alexandre Clarys, wier rug zich krijtkleurig voordoet."
Ref. luisterde het gesprek niet verder at'. In elk geval heeft Clarys in
zijne hondekoppen (alweder portretten) de natuur naar waarheid eu met
karakter terug gegeven, eene groote eigenschap, v/elke de hondenschilder
Van den Eycken met goeden uitslag nastreeft. Frédcri's Voddenraapsters
vertoonen, uit de verte gezien, begrip van groepeering en perspectief, doch
zijn Herder en zijn Boer verwekken minstens eenen glimlach, zoozeer
schijnt de schilder (hij en meer anderen) niet zijn publiek een loopje te
nemen. Evrard schilderde, nevens het genoemde werk, evenals velen zijner
collega's, eenige impressionistische raadsels.
Zoo stond Ref. vóór menige schilderij, turende, zoekende, (als iemand
dio een spreekwoord" moet raden), om datgene te vinden wat do Cata
logus aangaf 't zij straat of woud tot dat hij 't bijna onherkenbare
had gevonden, 't Was er óp !
Den goeden niet te na gesproken! Men vernieidt zich gaarne in de
Duinen of aan 't Moeras van Adolphe Hamesse, en bij de goede, stille
waterverf-landschapjes van Armand Heins. Doch zelfs bij de groote schil
derij van Laboulaye, ISdbandonnée eene vrouw die midden op straat
??waarschijnlijk bij 't gezicht van Laren verlater" in zwijm valt, rijst
menige vraag op bij den toeschouwer; hij beklaagt de herhaling van zulk
- oud .en miuder smakelijk onderwerp, al heeft de bewerking pok verdienste
van compositie. Wij kunnen aan Laboulaye de Toovenares, hier ten twee
den male tentoongesteld, niet vergeven.
Zou het verder mogelijk zijn zonder buitengewoon goeden wil, op da
schilderij van Jean Mayuéde houtkrulïen, Les copcatu:, te herkennen?
Is het mogelijk te zeggen of de halfnaakte vrouwelijke figuur van Jan
Toorop J'A'.ich du /'e.M;-;/.'?ledekt is door een hemd, door een toevallig
afgestorte snceuwmassa. of door eene soort vau watten borslrok? Men
i-,iöt ondeitiwscheii '/.oowel hier aan de vkeschpartijcn, als aan da koppen
op ""Eiïicrrcmod dat de schilder beter kan. maar hem 't gevoel van
s t ij l ontbreekt, wat 't impressionisme niet kweekt.
Den met'siteu dezer jonge kunstenaars is Let geraden sdch met meer
zorg aan de natuur te houden. Frnnrois Halkett kan veel leeren van de
groote meesters (Veroncse, Torbiirg, eaz.) wier werken hij afschildert.
De kunstenaar moet niet kwalijk nemen, dat mcu liever van uit den
spoortrein te Rotterdam vau de beurs naar de Delftsche poort?de
straten en huiden in de diepte ziet, dan op zijn doek: llue de Seine, d
Paris. Uelzclidc gebrek vertoont de anders met oubegaafde Alexandre
Marcelte; natuur en poëzie ontbreken, ondanks de vaardigheid vau
tcekcmng en de gemakkelijke schildering.
De bloemstukken ahveer portretten vau liubert Bellis, met karak
ter gepenseeld vau Adolphe Crespin, ofrchoon deze wat minder bezield
zijn, vau Mej. G. Meunier, zeer kleurrijk, hoewel de appelbloesem wat
reusachtig is, van F. Seghers, fiisch doeli evenzeer buiten proportie opge
vat, de bloemen eindelijk van Marchot do Tombeckem hebben allen, doch
verschillendo waarde van teekeiiiug en kleur. Door bijna impossii/le kleur
zondigt daarentegen de groote schilderij van mer Dierix, 'J'riste veitlce
aan ecu sterfbed. De coup de vc'/i' vau li!. Hoelcriox geeft teekenen van
goeden aanleg, doch aan zijne portüde tichaci'bcëk zien wij weder niet of
de schilder vegen of stol' bedoeld bceif. Veel meer kunst verraadt zijne
An'ii'ée de la malie, tt Douvrcs, reeds te Gent gezien.
Eindelijk nog een woord van lof voor de beide Düleiis; Albrechts
schipbreuk verraadt meesterschap over 't penseel, al is het water wat dik;
Juliaans gebeeldhouwde fries voor het weeshuis te Uecle is met groot
talent behandeld; vooral de kinilcrkoppen ziju vol karakter, en de vrouwen,
ccn iamiliebeeld, voortreffelijk w<dergegeven. Wij . hopen dat LT.ssor
meer en meer eene h oog e vlucht in de kunst moge nemen. Aan
ouvermociden arbeid ontbreekt liet niet. ilij, zegt men, komt alles te boven
en zal den dwaalweg doen vermijden.
Eindelijk hebben de Conccrls popiilaircs de mus'njne classlqnc weder
oenen aanvang genomen. Wat eigenlijk deze titel betcekent is moeilijk
te zeggen. Vóór eenige jaren onder de leiding van Saniuel, dio vervolgens
hoofddirecteur te Gent is geworden; bedoelde men met bovengestcidcu
naam : muziekuitvoeringen, welke toegankelijk waren tot kleinen prijs, en
waar slechts muziek van erkende groote waarde, dus meest van overleden
meesters werd uitgevoerd. Thans hoort men er vau tijd tot tijd ook
l'agauini eu de nieuwere fransche componisten ofschoon geen gezang.
Het Concert van verleden Zondag, voor de eerste maal in de groote
Opera-zaal la Monnaie gegeven, bracht ons als nieuwigheid Les adieux,
poème symphonique en trois partios. Prologue : a. Adieux; b. Désespoir;
c. Retour, par Erasme Raway." Van dezen 85-jarigen Luikschen compo
nist, voormalig leeraar van aardrijkskunde eener middelbare school, hoorden
wij verleden jaar Scènes indous, voor orkest, die 't kenmerk dragen eener
kunstvaardige behandeling der instrumenten, geestigheid en oorspronke
lijkheid van combinatiëu en veelzijdigheid in de bewerking der gegeven
echt osterschümelodieën en t o o u s c h a l e n. Dat muziekstuk schil
derde sprekend de wildheid vau een uitgelaten Oosterschen stam, en
getuierden van den groof.cn aanleg des kunstenaars.
Wij vinden dezelfde hoedanigheden in het voor ons liggende werk terug.
Evenwel, datgene wat in de Sccn.es 'tiiduus natuurlijk en op zijne plaats
scheen, doet zich hier voor als ontbrak het den kunstenaar aan middelen
om zeer uiteeuloopend gevoel en verscheidenheid van toestand uit te
drukken. Eerst vroegen wij ons af: Welke adkux zijn hier bedoeld ?
Zijn het broeders, zijn 'c geliefden, die van elkaar afscheid nemen ? Is het
misschien het afscheid van den vrijdenker of den twijfelaar van het kin
derlijk geloof?.... Hoor! daar bruisen plotseling de tonen van letter
b U défespolr! Daar warreleu paukeaslag en trompetgeschal met het
krijscheu der oboën en klarinetten door elkaar. Slag op slag, als van
deu donder, dreunt door de zaal. De eene fanfare volgt op de andere.
De snaren-instrumenten, door het groote rumoer bijna verdoofd, verheffen
toch hier en daar zuchtend hunne golvende klanken. De toonmassa's
zwellen aan en bulderen dat de zaal dreigt te bersten van 't reusachtig
geluid! Opgelost is het raadsel het is de oorlog mot al zijne
verschrikkelijkheden!
Zoo was dan no. l het afscheid des soldaats van zijne ouders en vrien
den ! Van do eigenlijke wanhoop toch hooreu wij in het tweede gedeelta
niet de smart en nieren doortriilende tonen; geen verlangen, noch spijt,
geeue onrust, geene troosteloosheid, maar woede eu wildheid, gelijk in de
Scènes indous. Maar neen!" roept uien mij toe, dat is geenszins de be«
doeliag des schrijvers. Aan uitwendigen oorlog heeft hij niet gedacht."
Wij antwoorden^: Welnu, aan innerlijken strijd nog minder, die niet
uitgedrukt wordt door razend geblaas, gekras en getrommel; vraag slechts
aan Beethoven! Die kunstenaar heeft wanhoop gekend!"
Zoo voldeed ons dan het derde nummer Ectour het beste; al waren
die zachtere melodieën ook op zulkcn toestand die met eene terugkomst"
niets gemeens heeft, aan te wenden. Ref. is een vijand van programmuziek,
dewijl zij dikwijls plat, alledaagsch of onverstaanbaar wordt, soms ook
dient om gebrek aan vinding te verbergen. De kunstenaar meent soms:
De vla;? dekt de lading", en daarmede uit.
Ondanks dat alles vinden wij toch in deze compositie de bovengenoemde1
groote eigenschappen van den toonzetter terug, die, naar men zegt, thans
bezig is een symphonie te componeeren, getiteld: Sócluclion, waarin allerlei
liefde zal afgeschilderd worden,
Nous verrons!
Yiuding eu nieuwheid iu de uatuurliike behandeling van 't orkest kuaaafl
? ? - . -.. -- «. .. -SK