De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 10 februari pagina 6

10 februari 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

dei Componist niet ontzegd worden. Naar onze meening ontbreekt tyetu evenwel die vonk, onontbeerlijk aau een genie liet hart, hét diep jÈivoel, do zdeht naar iets hoogers dan alleen edel toongebrnisch. "i'iPèr^v- bood ons liet programma nog het diepgevoeld en kleurrijk ?4ooico#eerfc van Max Brach, uitgeroeri doos Franz Ondricek, een25jarig vjpu'st van groote begaafdheid, die ook elders herhaaldelijk is opgetreden. 2?jjn: spel ,,h fijn en warm, doch de jonge kunstenaar btizit daarom nog 'ïulet den grooten, breeden t<>jn van ecnyn Joaitim of het medesleeper.de T^tf Sarrfsate. In eenige k'oiiie stukken toonde hij nimiwe virtuositeit, waarl ij Beethyvsn, zooals Ly gewoon was, de concertzaal zou hebben ?vèrlatsn, doch die eteeïs meex" dan de hoagste schoonheid door 't publiek W^rdt. 4 mgv jurjl-.t. Het orkest voerde de dikwerf gehoorde Ruy-Blasouvsr?tqre van Mèn-rlelssohn uit, en bracht, ocder JüSüph Duponts bekwame I&rliii;', .op rtehi e iele wijze de muziek van Meyerbeer voor het drama zgns bloeders, Strwnsee betiteld, ten gehoore. Wij hebben hier geene igeuhjke pi ogramtnüwek, maar i»lc;.ding eu tussehenbedrijven, om den toeschouwer op e handeling voor te bersidsn. De muziek van don dra?«iatisehen toonzstter maakte een \vel<locn«en indruk, ofschoon eene opeen volging vaa ^ï<fe>?mez2i eig-'ini'jk van den hoorder eer;e al f 6 groote e*^fyiij)g <lsr 'VeiïieeMijig vordert, al kwam ook de uitleggende tekst .daaraan zooveel mogelijk tegemoet. .= .. /Qndertusschen hebben wij hier veder een goed voorbeeld voor onze jongere componiste.!, tot hot fiijbehoudtn der ouverture (die ter kwader ijpr reeds door Donïief-.i] voor Lvcia overbodig werd gerekend). Eece hebben wij iiu ook onmlddelijft aau Reyers Sigurd te ;pr'|zrnv .die. door ee ue vrij eenvoudige, doch zeer gepaste en den geest ;*l)Ê«.'lipdr.ders i*l voorbereidende afgewerkte inleiding wordt gecpenJ. '? vltcêls odïf.t lang zijn w:j een verslag van dit Toonwerk en zijne uitt^erlng san .oiiz.8 lezers schuldig. ', ;In bei nia'ur.er van I>e Amsterdammer van den 30ii December hee]'t ré*f. . ri-eils : een uttvoirïg overwicht gegeven van den tekst. 'W ij hebbeu dat Lij gebouwd is op de aloude uoordsche sage, waaruit 'het &lic3 is ontsproten. ??'"? A».o deze -sage zijn echter byV.onderbeden uit bet duiiefhe (d. i. boo?en nsderlandsche) IsevelingenheJ toegevoegd; er.kde zaken zijn Wégners t<-kst ontleend en eindelijk hebben de schrijvers van bet liAffred Blau eu Caraillo du Locle, dit uog met eeue echtbreuk van vif.Jtng versierd. . :'t Was wHüetihjk zeer eigenaardig gedurende de geheele maand Dwem? ber -Ercest '-Kever, mat het uiterlijk van eeiien bedaagden ruitsrofiliuer, door do straten van Brussel te zien wandelen, nadat hy uren lang de re petitie van .Sigiud had bijgewoond, .la, het was zelfs karakteristiek zijn vast en eenvoudig, maar lichtgenakt karakter, 's avonds bij 't dominospel in de 'Mille Colonnes te bespieden. verbaait van bem dat hij te Parijs, in de Ru& de ld Tour cVAnop eene vijfde verdieping zeer eenvoudig en bekrompen leeft. Als feuiiletounist van het Journal des Débals, in welke hoedanigheid hij llector j Cer|io4 opvolgde, als bibliothecaris va:i de groote opera ea als lid van 't Instituut, wat hem 1500 franken zittiugsgeld uitbetaalt, kau bij zonder for'? tuin als célibalaire niet ruim leven ; doch hij beeft gesue bijzondere behoeften. , Men zou hora by ouxeu Benoit kunnen vergelijken. Doch verder. . G»lyk wy gezien hebbeu is bet werk in i bedrijven verdeeld, waarvan . het :, tweede en het vierde zonder bedeukeu de schoonste zijn. Dit is toe te schrijven aan hun lyrisch karakter. Ecyer onderscheidt zich daarin van Wagner, diévoor alles dramatist is. Uit dit onderscheid ontspruiten .de yopi-treftelykhedeu zoowel ais de zwakheden van Kuyers muziek geluk , Wij.: nader zullen zien. ' (H'onlt Yei'iulyd) Burssel, 22 Januari 1884. M. A. LETTERKUNDE. TIU&TESSES EïSOÜRIRES PAR GUSTAVE DROZ. ,,^'.; Déj'Higeien onder ons, dis in lectuur eene ontspanning zoeken van ei;8Sti3ï*n afbe.d, plegen zich met voorliefde te werpen in den stroom der Ftanscjie romanliteratuur, die zeker in breedte ruimschoots tracht teverwellicht aan diepte mist. Die wijde wateren bewegen zich in,.jsen£ va^ts richting; het leidende denkbeeld, het hoofdelement er ju is d« hartstocht, opgevat in den engereu zin vaa de neiging tusscben den nuju ea de v^onw. De Fransche romanscbryvers hebbeu verhoudingen geBchiliierd, waarvan het ongeoorloofde der betrekking de voornaamste prikkel ?eb'ijftïte zjfn. MaaraltedikwijlsLlijktecbtfiriii hunne werkeii die prikkel ||n zout, dat*' smakeloos wordt, dat wordt uitgeworpen en vertreden, cu st^at het hfevige der aandoening in omgekeerde verhouding tot de diiur' 'jsaahiHèid: e|' van. Zij spreken oas niet of zelden van een machtigen aa.ii* drang/ die^ met reda eu plichtgevoel ecu sti'ijd voert op leveu en dood, tfJVsj)ot>m«t de materieele cifchoa en bezwaren, die bij ons zwak en orerpfikk'cld .geslacht zooveel gewi'.-ht m de schaal leggen en dio, in zijn vol.len onivaag, niisscbien alleen door de krachtigen ouder ons wordt gekend e» overwonnen. ;Zij verlagen den haitstocut tot een bloot zinnelyke neiging, die 'heerscbt en niet beheersoht wordt, die sterft aau oververza<ï;^jing. of .telkens een iiie!i\v rocr\verp behoeft, zal zij eenige levens vat. ba>rl(eïd' behouden. . De roiuari moet zyn een spiegel vaa het leveu van ziju tijd. Hoe? /,al 'wellicht n» vijftig of honderd jaren een onzer nakomelingen vragen, als hij cfe, voortbrengselen der kedendaagsche Fransche romanliteratuur iu ' h'anden neemt, heüft men het voorbeeld \aa den grooten meester Dal^au den foo weinig behartigd? Kende men in de' overbeschaaide maatschappij dier 4agen niets dan den hartstocht ? Werd hij er niet opgevat in ruimer . zin? Kam by er uiet den vonn aan van haat tegen hen, die la grande iatjon" hebben overwonnen 'i Hoorde men er ijiet den kreet der armen, di«, in' opstand gekomen tegeu het groote uitwendige verschil van levens lot, eene nieuwe wereldorde tot stand willen. brengen? Heeft men er niet gewerkt eu geleden zooals na, gehoopt en lief gehad zooals nu, hebbenr de harten er niet geklopt voor les Barnes tendwsses de la familie"'^ Slechts hot fijne penseel van Alphonse Daudet heeft ze ons nn en dan geschilderd en een enkele maal heeft Zola er de schrille kleuren van zijn pa'.et voor verzacht. Maar iu hunne werken, als in die der mindere mees» ters, in novellen, ia tijdschriften e» revues blijft hartstocht het gelief koosde thema. Het is iu alle geval slechts een deel van het leVen, dat door zijn hel licht beschenen wordt, eu dat ook het andere deel belangstelling kan in boezemen, dat heeft Gustave Droz ons trachten te bewijzen in z\jn onlangs verschenen: Tristèsses et Sourires. Als in reiner lucht ademen wjj bij de lezing van dit boek, na al die sterke eu bedwelmende geuren, en onz* oogeu, vermoeid door al die schrille tinten, rusten op een kalm maar helder avondlicht. Het is eene oude van dagen, die bier tot ons spreekt, bejaard, maar met te oud om nog frisch van geest en warm van hart te ziju. Er is weemoed in haar toon en dat kan niet anders by eene, die msnschen, zakon en gewoonten, waaraan zij verkleefd was met de innige gevoelens van jeugd en rijper leeftijd, heeft zien voorbygaan en in onbruik raken en dio do eenzame vertegenwoordigster is gebleven van een vroeger geslacht. Maar daarnevens is plaats voor eene belangstelling zoo groot, eene liefde zoo warm voor al wat voer jeugd en ouderdom beide van waarde is, dat de klove, die deze maar al te dikwijls scheidt, er bijna, door gedempt wordt. Niet dat de oude strijd ontbreekt, niet dat de behoefte om iets te zyn en ieis te doen, die bij de meesten alleen met het leven ophoudt, zich verloochent. Maar de botsing wordt voorkomen door het juiste inzicht in wat ze nog zijn en K-ai ae nog doen kan. Zij wil niet allereerst :de plaats behouden, waarnaar het jongere geslacht, zich bewust van zijne kracht, meb eene hoop, uog niet door teleurstelling verflauwd, met een moed, nog niet door ervaring verzwakt, zelfzuchtig en begeerig de handen uitstrekt, om haar op zijae beurt weer even uoode af te staan. Zij ontkent niet ;d« moeilijkheden, die het oud z;ju meebrengt; zelfs zijn er sporen van eene groote gevoeligheid, als langzamerhand al wat zij 't meest heeft lief ge had, leert anderen lief te Lobben boven haar. In de betrekkelyke een zaamheid, die haar. begint, te omringen, keert zy zich naar 't verleden, en uit al wat in de dagen van voorheen aan haro ziel is voorbijgegaan, zamelt zij ecu lijken oogst van gevoel en ervaring. . Dio bevindingen zijn de kracht van het boek. Minder gelukkig is het, waa;- maatschappelijke toestanden beschouwd worden. De groote.voor uitgang van kunst en industrie wordt met eenige minachting besproken, en de nu-.er algomeeue verbreiding van weelde gelaakt, sict voor het gioote, s-Ied-.ts voor het kleine van onzen tijd beeft zij oog. Ook in dit opzicht is cchCer het karakter uitstekend volgehouden. Zeer wordt het botrcurJ, d-dt de afstand tusselieu rangen en personen afneemt in ma&t£e!iappij en huisgezin. De oude beleefdheid, de oude zedigheid en de omg.uig Ir.Rschen tuau en vrouw, tusschen ouders en kinderen is de wereld uit, zegt ite schrijfster. En (iiar, volgens haar, de vorm niet is af t» scheiden van het wezan en de eerste noodzakelijk hst uitvloeisel van het laatste is, besluit /;ij er uit, ciitt met het verminderen vau het eeue Ook het andere is afgenomen. De Fransche maatschappij iu de 18e eeuw, met, de vertijiide vormen en btfc inwendige zodenbcderi' der hooge standen, beeft ous echter wel iets anders geleerd, zou men zeggen. Yvare er niet uit t« besluiten, dat de natuur zich te meer wreekt, naarmate zij in. esgcr ban den in gesloten, en mogen wij niet !;opon, dat zoo men in literatuur ea maatschappij in ds eerste plaats tracht waar te zijn, eene schrede op den goeden weg is gedaan? La vieillcsse nous pousse lentement en un coin solitaire, oünous nous refrouvons seuls eu compagnie de nous memes" zegt de schrijfster.' Als uuu dat hoekje weet te bevolken sooals zij, met gedachten en herinne ring, als men door ,,de zon eu den storm van vele dagen" gery'pt is tot ccna persoonlijkheid van wie, trots alle vooroordeelen, zulk een welda dige iuvlocfl uitgaat, zal men er i>iet eenzaam zijn. Aguea van DE SLAAF. (Naar het Hoogdoitsch vaa Geibel.) O! ware ik vrij eu ry'k, een Pacha hoogverheven, Hoe lieflijk scheen 't mij iu dit heerlijk land te leven, Dit laud zoo ry'k in wijn en graan! Hoe minde ik licht en gloed der gouden zonnestralen, Den hof vol rozengeur, het lied der nachtegalen, Den helderblauweu Oceaan. ^. Hoe zoet zou mij de rust op purpren divan schijnen In 't luchtig koel vertrek; 't geruisch der springfonteinea Streelde als een zacht accoord mijn oor; Daa kweelde een zwarte knaap van de Afrikaansche Met wollig krullend haar en zijn gitaar in hapden, Zijns meesters liefste liedjes voor. Of op een edel echt Arabisch ros gezeten, Welks oog als vuur vlamt en welks vaart is ongeaieteiij Vloog ik langs heuvel en vallei, Langs maïsveldea, koel beschaduwd door platanen, En langs den breeden stroom, waar, als met groene vaaer' Zacht ruiscbt der waaierpalmen rei. En als de nachtegaal verheft beur zoete tonen, Wilde ik een lichte tent van zijdestof bewonsu Op 't grastapijt, zoo frisch en zacht; 'k Zou d'eindlooz' Oceaan daar uit de verte aanschouw ea ' En aan de golf de stad met marmeren K-- Bestraald door

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl