De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 10 februari pagina 8

10 februari 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

Ir H. réVille, t/, Ingetrae :;.... . . fr. 3.50 Henri Gi'adis, Jérusalera (Pocme) ....*?.?2. 0. Dupuy, Les Parquea (Poème) ....... 3.50 G-. OLachaud, Ponr de l'argent ......... 3.?? A.-.Latirie, Vie de College en Angleterre ..... 10. M. Pesaonneaux, La- vie n eiel oavert . . ? ? ? * 3.50 Sarah .Bernhard, Affaire Marie Colombier. . t ? ? ? » l-~ \, Tissot, L'Allemagne Amoureuse. ...;..?3.50 Ch; Bayet, L' Art Byzantin ..«,*..., 3. J, Ljwnboursftin, La Barbotine. . . ? ? ? . * 0.50 J. lyparbeyd'Aurévilly, Ce qui ne maart fan. ? . * n 3.50 P. d'Orcières, Le Chevalière ...» , . . 3. Ange Benigne, Femmes et Maitresses . ? . , . 5. Ci.;Ricihet, L'Homme et, l' Intelligent . ? ? . . 10. A. .Jlichard, Melanges Poétiques . . X. .;, Miss Merton Ch. Leroy, Nonveaux exploits de Ramollot A.i J. Wouters, Le peinture Flamande . Jej&n Chardin, Le Perse et les Persan». Ocfcive Feuillet, La Veuve. Panl Beurdeley, L'école nouvelle. A. ;Jïatthey, La vierge veuve. Deooppet, Les grandes scènes de l'Apocalypse. poême bibl. yictj>r Lamy, Deux femmes célèbres : Mme Roland, Charl. Corday. d: Noel, L'Ëmployé, Monoloque. Henri Demesse, Partie Troublée Comédie. 4e Saint-Mör, Dans les coulisses Comédie. | .. . ,l M I L I T A I R E Z A K E N. EEN VOORSTEL VAN INGRIJPENDEN AARD. In liet weekblad van 13 en 20 Januari wordt door Ares onder den titel' De Toekomst, een volledig overzicht gegeven van den toestand, waarin zich thans het Nedeiiandselie offtcierskorps ten opzichte van zijne bevordering, trakteinentei en pensioenen bevindt. Die toestand is niet verkwikkelijk. Als middelen tot verbetering v/orden door den S. aange wezen: verhooging van de officiers-traktementen, onherroepelijke pensionneeriug vap de officieren met 40-jarigen cüenst en vaststelling van het pensioenbedrag «aar het aantal dienstjaren en van dat voor de weduwen overeenkomstig de sommen, die gecontribueerd zijn. Al deze middelen, hoezeer zij .ook op zich zelveu moeten worden toegejuicht, zouden bij toepassing tot eea annxleniijk hooger eindcijfer der begrooting leiden. En juist dit is het, wat thans tot eiken prijs moet worden vermeden. Alle weelde in het staatsbestuur moet in dezen tijd van fmancieelon druk wor den tegengegaan. Is niet Je staütsbegrooting van het dienstjaar '04 tot een onrustbarende hoogte gestegen, tot een cijfer, dat men zich een 10-tal jaren geleden, nauwelijks had durven voorstellen V Wel verklaarde nog vóór korten tijd de Minister Heemskerk dat Nederland rijk genoeg is, om nog meer lapten te dragen, ook wij gelooven, dat dit inderdaad het geval i», wanneer nleeiits de belastingen beter verdeeld worden doch wij weren nitcn, hoeveie bezwaren aan een wijziging van ons belastingptelsel verbonden zijp.. Nauwelijks is een voorstel ingediend en stroomen geli's tal van adressen van ad!iae?ie naar de Tweede Kanier, of anderea (staan op, om de M-ak'fiueeivlfl poging, op lioogen toon als geheel mis lukt te qiialificeerej;. L;ÏUÏwij ons .Uinroin omtrent de spoedige verbe tering van ons belastingstelsel geen iiiusiën scheppen. Met des te meer energie behoort onder deze omstandigheden eene re geering te waken voor onnoodige uitgaven. In tijden a's wij thans bele\en ziet het oog van de natie en van hare Vertegenwoordiging scherper, en met nauwgezetheid zijn de oorzaken opgespoord, die tot een voortdurende opdiijving van het eindcijfer der Staatsbegrooting hebben geleid. Onder dia oorzaken feit men, behalve een Atjeh-ooriog, ook de zeer kostbare Etaatslmishouding van Nederland en van zijne Koloniën. Daaraan heeft ook de oorlogsbegrooting haar deel. Wanneer de oud-minister Den lïee.1 Poortngael in '79 verklaarde, dat de mogelijkheid bestar.t, om die begrooting tot het normaal cijfer van 17 milïioeu terug te brengen, dan mag men thans, nu zij tot 21 a, 22 niillioen is gestegen, gerust olijk beweren, dat het inaxiinum-eindcijfer ia bereikt. Wij zijn vast overtuigd, dat met dit hooge bedrag betere resul taten kunnen worden verkregen. Dut aan te toouen is vooral het doel van dit schrijver). Herhaalde! ij k is in den laatsten tijd in en buiten de Vertegenwoordiging de wenï-ch geuit van vermindering van het aantal hooge en lage functio narissen in het leger. Onder tle eersten behooren in do eerste plaats de bevelhebbers in de militaire afdeelingeu. Reeds ecu beschouwing dor instractiëu van de Afdeelingscommandanten doet iiet vermoedea ontstann, dat (leze ftuietiën zonder schade voor de landsverdediging gemist, o i' op minder kostbare en meer doelmatige wijze geregeld kunnen worden. Het is ons aangenaam, dat wij in deze meenirg niet alleen etaan. Reeds in het Weekblad van 10 en 17 Juni, toonde Aves op overluigtT.de wij/e aan, dat aan de verbinding van liet commandemoüt :lor' afdeeling met dat van divisie-generaal bepaalde voordeelen verbonden zijn. Door deze combinatie zou de divisie-generaal het vol komen toeziwht. in handen krijgen over de oefeningen, bewegingen, verBisderingpn', divnsten en huinve?t!ng van de troepen onder zijn commando, terwijl hij thans v?e!ai gelieel onkundig blijft omtrent de wijzigingen in de cavalerie- ei; .irtilleric-niueehngon, die hij tocli in oorlogstijd onder zijn !-oc!itstr;.flc;cb bc v i hfclr. i'(/:>!? <ie voorgestelde wijziging ontstaat een noou/.ak olijke iviiheld efi KAmi-mrerking, vooral als lint. gebouw, waarin du (li-'ipk'-'.rT.eni.'tl alsdan xijn bureau houdt, tevens bestemd wnrdf. voor de bureaux 'ivo '.:!,: f-i van de inTendaiüP en den geneeskundigen dienst van het ti?rritori.-.rJ oomiutiiult'iut.'ut. Veel geschrijf kan langs dezen weg worden voprkor ' Hooren wij echter ook do partij die vóór het behoud dier hooge be«, trekkingen is gestemd. De Minister Reuther schreef omtrent deze quaesüe in de memorie van beantwoording op het wetsontwerp van de begrooting voor het dienstjaar 1881: De instructie van 20 April 1880 draagt aan de bevelhebbers in de militaire afdeelingen het toezicht op over de kazer- , Meering, de plaatselijke en garnizoessdiensten, de algemeene politie, da handhaving der krijgstucht, het verleenen van militairen bijstand, de huis vesting van marcheerende troepen, het verstrekken van transportmiddelen en de oefeningen der schutterij. Voorts zijn hun werkzaamheden opge dragen betreffende de nationale militie en zijn zij de bemiddelaars bij eventueel verschil tusschen burger- en militaire autoriteiten." Naar onze overtuiging kan dit ailes zonder bezwaar door de divisie-generaals .verricht worden. Doch al kouden al deze werkzaamheden vervallen", zoo gaat de minister voort, dan zouden de bevelhebbers nog niet gemist kunnen worden, omdat zij in oorlogstijd bij de mobilisatie niet alleen het bevel moeten voeren over alle troepen, die niet tot het veldleger of tot de bezetting behooren en waaronder in de eerste plaats de aanvul!ingstroepen moeten worden verstaan, maar ook speciaal voorde weerbaarheid der schutterijen moeten zorgen; om dit alles met de vereisnhte nauwkeurigheid ts kunnen doen, is het noodig, dat zij in vredestijd nauwkeurige kennis verkrijgen van alles, wat met die aan gelegenheden in betrekking staat, voornamelijk locale omstandigheden." Het valt niet te ontkennen, dat in de laatste bewering wel eenige reden bestaat voor Int behoud van een dergelijke betrekkicg. Beschouwt men inderdaad voor <len oorlogstijd den schakel in het militaire samenstelsel als onmisbaar, dan behoeft daarom de functie nog niet door een gene raal, bijgestaan door een k/vpiteifj-aujuilant, te worden waargenomen. Een hoofdofficier, werkzaam onder den divisie-generaal, kan uitnemend de ge gevens verzamelen voor een spoedige en geregelde mobilisatie der schut terijen en weerbaavheidskorpjen in het territoriaal commaudement. Doch dan behoort aan deze betrekking ook in vredestijd het toezicht over de uitrusting, bewapening en oefeningen dezer afdeelingen verbonden te zijn. Als zoodanig hoi-ft een minder hooge functie dan die van bevelhebber recht van bestaan; zulk een betrekking zal niet, zooals ia '69 door de com missie van Rapporteurs op het wetsontwerp der Begrooting voor het dienstjaar 1S70 van het territoriaal commandemont werd beiveerd, ver warring en oponthoud in den gang van zaken veroorzaken. Slaan wij den buk verder om ons henen, dan komt de vraag inoBSOp, of een indeeling der vestiugartillerie in 4 regimenten noodzakelijk is. In het jongste verslag der commissie van Rapporteurs wordt aangedrongen op vermindering van het aantal regimentsstaven bij de artillerie. De Mi nister bestrijdt dat voorstel. De ondervinding heeft geleerd," zoo schrijft de Minister in zijne Memorie van Beantwoording, ,,dat het bij de steeda hoogere eischen, welke in vele opzichten aan de artillerie moeten worden gesteld, voor het behoud eener goede bovelvoering noodzakelijk is, niet meer batterijen en compagnieën onder n commando te brengen." Waar» om, zoo vragen wij, commandeert een kolonel bij de vestingartillerie slechts 10 compagnieën, waar de regiment.scommandant bij de infanterie 20 com pagnieën onder zijne bevek-a heeft? Die 20 compagnieën blijven op het gevcchtsveld vereemgd onder de leiding van een persoon, terwijl de 10 compagnieën ves'ingariiilerie, bij eenen, tweeën of drieën verdeeld wor den over <is forten en versterkingen onzer liniën. Wat blijft er bij deze splitsing over van eenhoofdige leiding van den regitnentscommandaiitV Naar onze volle overtuiging zouden de 4 regimentsstaven zeer goed kunnen vervallen zonder eonig nadeel voor de oefening ia vredestijd, noch voor de bovelvoeiing tegenover den vijand. Heeft niet des veiting-aitilleiie, behalve da 4 kolonels, nog een Generaal-Commandaut, die den schakel vor-.Lt tnsschen de onderdeden en tien Inspecteur van het wapen? Onzes inziens vcnlieut een indeeling der vesting-artillerie in bataljons van o compagnieën in ftüfi opzichten aanbeveling. De hoofdofficieren, com mandanten dier bataljons, ziju thans reeds bij elk regiment artillerie aan wezig. Bij een dergelijke organisatie kan bedoelde Generaal-Commandant, den rang van kolonel beklecden. De voorstanders dezer hooge betrekkingen zullen beweren, dat zij nood zakelijk zijn. omdat de Kolonels der vesting-artillerie tevens bevelhebbers in do -l artiüerie-commandementen zijn. Maar waarom deze lunctiën ge combineerd, waardoor de functionnarissen minstens den rang van kolonel moeten bekleeden? Kan het toezicht over het materieel der artillerie in de versterkingen niet worden toevertrouwd aan enkelen der vele hoogst kundige kapiteins, waarop tle Nedariandsche artillerie trotsch mag zijn? Nog altijd wordt do waarde van den kapiteinsrang in ons leger onder schat. Dit komt ook hier weder aan het licht. Naar onze stellige overtuiging moet elke betrekking bare waarde in da eerste plaats ontleenen aan hut meer of minder gewicht der werkzaam heden, die daaraan verbonden zijn; steeds moet het streven van elke Re geering zijn, om in het landsbelang en dat van het aanzien van den rang, zoo weinig mogelijk hooge functionnarissen iu het leven te roepen en het aantal betrekkingen in het algemeen tot het strikt noodzakelijke te beperken. Is dit streven merkbaar ia onze bestaande organisatie, vooral van de artillerie en genie;1 lieeds boven hebben wij door een voorbeeld aangetoond, dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord. Het zou voor den opmerkzamcn waarnemer niet moeilijk zijn het aantal dier voorbeelden te vermeerderen. Zoo bekleedt in Indiëde chef der draagbare wa pens den rang van kapitein. In Nederland moet deze functie worden waarge nomen door een kolonel der artillerie, natuurlijkmet een kapitein tot adjudant. N;et alleen zijn deze hooge betrekkingen op zich zelve kostbaar voorden Staat, maar zij vorderen adjudanten, wier rang en aantal naar de be trekking geregeld worden. Wellicht zal men beweren, dat door al deze wijzigingen, indien zij ooit mochten worden uitgevoerd, de promotie bij de artillerie nog meer ge stremd /ou worden, dan thans reeds het geval is. Slaan wij echter cie thans "bestaande organisatie der verschillende wapens op, dan vinden wij dut de verhouding van liet aantal opper- en hoofdofficieren en het aantal subalterne officieren is: bij de infanterie als l: 14, bij de cavalerie als 1: IS, bij de artillerie als l: 10 en bij de genie als l: 0. De verhouding van de

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl