Historisch Archief 1877-1940
ffo. 346
DE AMSTERDAMMER', WE'ÏKBLAB VOOR NEDERLAND.
aantallen kapiteins en luitenants is bij de infanterie als 1: 2,8, by de ca
valerie als l: 2,8 bjj de artillerie als 1: 2,4 enbg do genie als 1: 1.3. Wel
stellen deze verhoudingsgetallen den lezer niet in staat, om een volledig
overzicht te verkrijgen van de betrekkelijke kans op de bevordering bij de
verschillende wapens; toch zijn zij welsprekend genoeg, om te bewijzen,
hoezeer vooral de beide technische wapens in het voordeel zijn boven het
zoo stiefmoederlijk bedeelde hoofdwapen; bij zulkea toestand schromen
wij niet, om te hoog opgevoerde of overbodige betrekkingen aan ta
wijzen. Om echter van onze onpartijdigheid te doen blijken, willen wij geens
zins den Wik beperken tot de artillerie en genie. Ook bij de infanterie
zijn betrekkingen, die gemist kunnen worden. Daaronder behooren in d
>erste plaats de kapiteins voor speciale diensten, zoolang niet reeds in
vredestijd depot» worden opgericht. Evenzoo kan die functie bij de artil
lerie vervallen.
Reeds herhaaldelijk ia in de Kamer, en naar onze meening te reclif,
aangedrongen op vermindering van den plaatselijkén staf. Hoezeer het aantal
plaatselijke commandementen tot een 6-tal is teruggebracht, gelooven wij
toch, dat deze functie in vier der standplaatsen uitmuntend waargenomen
zou kunnen worden door een officier van het garnizoen, zooals thans
reeds op groote schaal geschiedt. Op een enkele uitzondering na, komt
. ons de betrekking van plaatselijk-adjudant ook als een ongeoorloofde
weelde voor. In verreweg het grootste deel van de standplaatsen der
adjudanten kunnen ook hier de officieren van het garnizoen dien dienst
om beurten verrichten.
Bij invoering van den verplichten persoonlijken dienst kan met grond
verwacht worden, dat voldoende stof aanwezig zal zijn, om het aantal
luitenants tot tieee per compagnie of batterij terug te brengen. Met dien
maatregel zonden tevens de adjudanten-onderofficier dienstdoende officier
bij de bereden artillerie kunnen vervallen. Maar zelfs afgezien van dien
maatregel, is het ons een raadsel, waartoe bij een bataljon infanterie 2
adjudanten-onderofficier zijn ingedeeld, terwijl slechts voor n persoon
werk te vinden is. Deze vry kostbare betrekking in de inferieure functiën
van het leger is een schepping van den Minister Reuther, die het personeel
der infanterie en cavalerie met compagnieën en eskadrons verminderde ter
wille van de zuinigheid, doch kostbare en onnoodige betrekkingen in het
leven riep, om de kaderquestie langs kunstmatigen weg op te lossen.
Zoo schrijft een adjudant-onderofficier op het bureau van den
kapiteinkwartiermeester, waar een sergeant-schrijver zijn plaats kon innemen.
? Ook de geneeskundige dienst is op een veel te weelderigen voet geschoeid.
Niet zelden treft men voor 30 a 40 verpleegden, 2 tot zelfs 3 doctoren
en l apotheker aan. En toch zal het gebrek aan medische hulp, ondanks
den overvloed, op het slagveld blijven bestaan. Zelfs met de aanvulling
van reserve-officieren van gezondheid zal deze leemte niet weggenomen
worden. Dit is alleen te verkrijgen langs wettelijken weg, wanneer alle
artsen, beneden 40jarigen leeftijd, onafhankelijk van de oproeping van den
landstorm, tegen behoorlijke vergoeding verplicht zullen worden, de ellende
op het slagveld te helpen verminderen. Wellicht zal men beweren, dat
deze artsen als geheel buiten het leger staande, zich bij hunne oproeping
niet op hunne plaats zullen gevoelen. Dit bezwaar is echter van onder
geschikten aard. Verkeeren niet de reserve-officieren van gezondheid ge
heel in dezelfde omstandigheden? Toch verwacht men van hen veel goeds.
Be door ons voorgestelde maatregel tot completeering van het korps
officieren van gezondheid kost den 6taat in vredestijd niets.
Om een duidelijk bewijs te leveren, dat het oorlogsbestuur er volstrekt
niet altijd op bedacht is, om aan elke betrekking een maximum van ar
beid te verbinden, vestigen wij de aandacht op de instelling van admini
strateur aan de militaire hospitalen en infirmerieën. Zulk een administra
teur bekleedt den graad van adjudant-onderofficier of den rang van
luitenant of kapitein. Wanneer in burger-ziekenhuizen, waaronder zelfa
zeer groote zijn wij wel ingelicht o. a. in Den Haag het geheele
bestuur der ziekeninrichting berust op den directeur en zijn adsistent,
dan vragen wij, waarom toch de staat zich vrijwillig belast met de
bezoldiging van een groot aantal vrij kostbare betrekkingen, waarvan de
werkzaamheden aan de officieren van gezondheid zelven overgelaten kun
nen worden. Voegt men bij al hetgeen hierboven is opgesomd een
zeer kostbare kadervorming (pupillenschool, adspirant-onderofficieren en
korporaals), een aanzienlijk bedrag voor handgeld en eerste uitrusting
van vrijwilligers, dan zou men bij berekening van het totaalbedrag aan
bezuinigde gelden tot een aanzienlijke som kunnen geraken. Het zou ons
te ver voeren, de aldus bespaarde sommen te begroeten; daarenboven
doet zich de vraag voor, of een dergelijke poging thans eenig nut zott
opleveren, daar toch vooraf een geheele wijziging in de bestaande leger
organisatie noodig zou zijn.
Wij zyn volkomen overtuigd, dat in het leger te veel personeel is, om
fean een ieder een drukken werkkring te verschaffen. Is het wonder, dat
onder die omstandigheden Bet personeel zich moet tevreden stellen met
een minimum traktement?
Velen onzer lezers zullen wellicht voor de ingrijpende voorstellen, door
ons in bovenstaande regels ontwikkeld, terugdeinzen. Tot onze kame«
raden in het leger richten wij echter de vraag, of zij niet gaarne meer
arbeid, mits ook betere bezoldiging, zouden wenschenV De betrekking zou
daardoor in dubbelen zin in de schatting van hem die haar bekleedt, en
in die des volks stijgen.
Wat baat ons een tveinig vroegere bevordering, wanneer men toch, na
30 jaren of meer op een gering traktement in de inferieure rangen te
hebben doorgebracht, eindelijk als bejaard man den hoogeren rang bereikt,
om daarin slechts korten tijd zijne diensten aan het land te bewijzen ?
Nog altijd leeft ondanks alle teleurstelling, in het laatste 10-tal jaren
ondervonden, die in de toekomst dreigen nog erger te zullen worden, da
jacht naar hooger rang onder het officierskorps voort. Men leeft om zoo
te zeggen op de toekomst, zonder zich tevreden te stellen met het tegen
woordige. Van waar dat verschijnsel ? Erkend moet worden, dat bij velen
noch eer-, noch heersohzucht de drijfveer vormen van deze neiging tot
Ue, dochjdat teeleer, dBajjn de hoon ligt opge&lgte^oj» twbeteïing
van den materieelen toestand. Kan deze verbetering ook niet verkregen
worden zonder snelle bevordering? Laat ons daarom tevreden zijn mefc
meer bescheiden werkkring. In tal van burgerbetrekkingen blijft men
gedurende zijn geheele leven, of een groot deel daarvan, in denzelfdea
werkkring en op dezelfde trede van den maatschappelijkeu ladder. Vinden
niet velen in het burgerlijke in hun betrekking niet alleen een bestaan,
maar ook een toekomst, een streven, dat hoe bescheiden ook, lofwaardig
is ? Waarom zou dezo toestand ook niet voor het gros onzer officierea
kunnen gelden?
Maar daartoe is behalve een behoorlijke bezoldiging, noodte, ja onmis*
baar, dat een ieder's werkkring ook in het leger met juistheid afgebakend
zij. Deze afscheiding zoekt men thans te vergeefs, althans bij een groot
deel der infanterie, cavalerie en artillerie. Wat A heden onafgewerkt laat
liggen, wordt morgen door B voortgezet en overmorgen door C aangevat
en zoo gaat het steeds voort. Onder die omstandigheden ziet men nimmer
de resultaten van zijn arbeid, ja, wat nog sterker is, wat door den een
wordt opgebouwd, wordt niet zelden door zijn opvolger afgebroken. Met
horten en stooten gaat de leerling zachtjes vooruit, of... achteruit. Wie
het bewijs wil, dat verdeeling van arbeid niet alleen mogelijk, maar zeer
goed uitvoerbaar is, sla den blik op den gang van den dienst bij het
Instructie-Bataljon en vergete vooral niet om het artikel te lezen van den
luit. de Meester in den 2en jaargang van de Militaire Gids, blz. 273.
Om al het nut te trekken van een regeling der werkzaamheden, als dooi1
ons wordt voorgestaan, is het een vereischte, alleen het volstrekt
noodige getal officieren voor geruimen tijd bij dezelfde oefeningen in ta
deelen. Op deze wijze zal vanzelf een eind komen aan de heillooze controle,
die in alle takken van het leger tot in merg en been is doorgedrongen
en die bij elke oefening den leider als zijn schaduw volgt. Die toestand,
doodend voor het initiatief, moet ophouden. De onafhankelijke geest, die
thans door het voortdurend toezicht als verstikt wordt, moet herleven.
Wantrouwen moet plaats maken voor vertrouwen. Door zelfstandigheid,
door een drukken werkkring, door een ruime bezoldiging, zg het dan ook
zonder snelle promotie en door beperking van het personeel tot het strikt
noodzakelijke, kan alleen een eind gemaakt worden aan den geest van
malaise, die, naar algemeen erkend wordt, in het officierskorps heerscht.
Dan zal gebroken worden met den lust, om officieren bezig te houden met
twee a drie wetenschappelijke (?) bijeenkomsten per week, in plaats van
enkele officieren, die daartoe lust bezitten, met de behandeling van een
militair-wetenschappelijk onderwerp naar keuze te belasten, waarbij de
chef zelf behoort voor te gaan.
In bovenstaande regels hebben wij getracht aan te toonen, in hoeverre
in deze betrekkelijk nieuwe richting de toestand van het Nederlandsche
officierskorps kan worden verbeterd. Voor ons zelven hebben wij de over
tuiging, dat alleen in deze strekking een duurzame verbetering kan worden
verkregen. Hebben wij gedwaald, dan laten wij het aan anderen over, om
den beteren weg te wijzen. Cambreaux,
BIBLIOGRAPHIE.
tvt). 2 van het Militair Blad bevat:
De invoering van repeteergeweren. (Vervolg), Geschut contra koepels'.
Het sneuvelen van den 2en Luitenant W. J. F. van Bennekom. Een brief,
betreffende de Landsdefensie. Overzwemmen van wateren met behulp
van zwemzakken. De Fransche legers en hunne verliezen in den oorlog
1870?71. De sterkte van het Nederlandsche Leger. Boekwerken van
den Duitschen Generalen Staf. Garnizoensveranderingen in Duitschland.
De Generaal Brialmont. Militie-Luitenants. Reglement op den
Garnizoensdienst. Verschenen kaarten in 1883. Boe k aankondiging:
Scheikundige brieven. Leercursus ter beoefening der chemie door zelf-1
onderricht, volgens de nieuwste uitkomsten der wetenschap, bewerkt
door Dr. A. J. C. Snijders, Leeraar aan de H. B. S. te Zutfen. Prijs?0.60.
Verschenen boeken. Benoemingen, enz.
Van de door ons als Feuilleton aangekondigde novelle van Salvatora
Farina Tusschen de snaren der contrabas" is, zoo als men ons mededeelt,
reeds in het begin van het vorige jaar eeno vertaling van de hand van
Dr. Epkema verschenen en opgenomen in het Nederlandsch Magazijn."
Onder deze omstandigheden moeten wij natuurlijk afzien van het opne
men dezer novelle. RED,
In den Maneschijn.
BOOE
HANS ARNOLD*
I.
De volle maan verlichtte met haar zilveren stralen het uitge
strekte, schaduwrijke park, dat het kasteel omgaf. Het met
kiezelzand bestrooide plein voor het huis en de breede steenen trap,
die naar de veranda leidde, glinsterden. Door de geopende ramen
van de huiskamer scheen het zachte lamplicht en kampte als het
ware met den blauwachtigen glans naar buiten van tijd tot
tijd voerde de wind een paar akkoorden der piano naar den-tuin,
terwijl een frissche meisjesstem in de kamer het eene lied na het
andere hooren deed.
Op de steenen trappen zalen, lagen en stonden allerlei jeugdige
gestalten, wier keuvelen en lachen in den stillen avond aan het
kabbelen eener beek denken deed.
Bel pack.stiëkl^cb^aaji diejyd& een paar honderd stiurcttea