Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V00R NEDERLAND.
No. 347
,1
v,
v
tusschenkomst van een zich zelf opofferenden medeminnaar, Don Riccardo,
verwittigd is, datf zijn kapitein op het punt is te zullen sterven, la den
beginne staat Don Pedro op zijn recht boven de macht de.s konings, maar
door 'H konings opmerking, dat de afstand van rang tussohen Don Pedro
en Don Alvar door zijne gunst kan gelijk gemaakt wtrden, door tra
nen, gebedon en erkenning van schuld, wordt de vader verteederd. Hij
geeft too en schenkt Don Alvar, met de hand van zijne dochter, tevens
genade.
Behalve deze hoofdpersonen komen nog een page, Astolfio, en een
marketenster, Rosaura, als aanvulling in de opéra voor.
Men ziet, de tekst maakt geen groote aanspraak op oorspronkelijkheid,
nergens heb ik regels gevonden die boven het peil van de meeste
operateksten staan.
Ik citeer als bewijs voor dit gevoelen de religieuse woorden van den
Proloog.
O Vierge Marie,
Au front gracieux,
La, voix qui te prie
Monte vers Ze? deux.
Devant ton image
Ployant les genoux,
Refois notre hommage,
Prends pitte de nous.
Als staaltje van de amoureuse coupletten diene deze ontboezemiug van
Biccardo:
Je m'empresse en vain auprès eTeZi^
Elle ne prend pas garde a moi.
Ne m'aimeti-vous plus, Isabelle?
(Test tien trange, sur ma foi!
Ofschoon dus de woorden niet van schoonheid, geest of innigheid ge
tuigen heeft Benjamin Godard, een jeugdig Fransen componist, een zeer
te roemen muziek daarbij geschreven. Al heerscht er niet zooals in
Carmen van Bizet een doorgaand Spaansch cachet in het werk, dan heeft
toch Godard de rechte snaar getroffen. De ouverture is reeds anders
.dan we dat gewoon zijn. Meijerbeer heeft in zijn Pardon de Ploërmel
en Donizetti in La Fille du regiment iets geleverd wat Godard aanleiding
kan gegeven hebben, maar in de behandeling is hij gelukkiger geweest.
Midden in de ouverture gaat het scherm op en wordt het koor O vierge
Zlarie door eeue geknield liggende schare gezongen, Isabella staat
tegen een pilaar geleund, dicht bij Don Alrar, die in verrukking over
haar schoonheid is. Dit alles wordt gezongen en gespeeld achter een gazen
gordyn, en maakt een zeer goeden indruk. Nadat het scherm is gevallen
wordt de ouverture, die nu eerst opdien naain aanspraak begint te maken,
uitgespeeld. Het soldatenkoor, waarmede de eerste acte begint, is frisch,
goed gerythmeerd en uitstekend van declamatie.
Door de geheele opera is dit te roemen, en hierin maakt Godard eene
gunstige uitzondering op componisten als Halévy, Meyerbeer, Auber, en
zelf Gounod.
Godard houdt er van het orkest wat te doen te geven, hier en daar
zelf wel eens al te veel en te op zich zelf staande zooals b.v. de fluit
in de 3de scène van de eerste acte, waar de gebroken akkoorden op geheel
andere harmonieën rusten en volgens mijn gevoelen niet bijdragen tot een
Gehoon geheel. De 7de scène in de eerste acte is zeer schoon geïnstrumen
teerd, het is een der voortreffelijkste bladzijden uit het werk.
Janriner dat in het koor Honneur au meilleur, auplusjuste de sopranen
tegen de 2 gestreept B hadden te kampen. Het was z oals die toon daar
lag, wat veel gevergd. Het voorspel van de 2e acte tintelt van geest en
is zeer in het karakter, er is zoo'n beetje een Gounod's waas over dit
alles, maar zulke voorbeelden zijn juist niet van de slechtste en altijd
blijft er nog genoeg individualiteit over, om riet aan plagiaat te denken.
Over het algemeen klonk mij alles wat Rostura zong, niet zooals men
zoude verwachten van een luohtig marketenstertje. Daar was veel te veel
pathos, te veel vibrato, te veel sentimenteels, dat ik evenwel grootendeels
op rekening van de zangeres stel; ik voor mij houd dat allos in woorden ab
Approche la lumière et relis-moi la lettre
Qu'Alvas, avant d'entrer ici, nous fit remcttre.
voor geheel overbodig.
In navolging van Meyerbeer heeft Godard esne prélude a l'octave ge
schreven voor de tuinscène uit de 2e acte; een, later door harp aaugevuld,
gehoon nummer.
Het duo van Aetolfio en Ro^aura bij het feestmaal is een stukje
Spaansche muziek a la Guitare, dat ouder de beste fragmenten van h<t
werk mag gerekend worden. Da uit.voe in« ervan is niet gemakkelijk
voor de maat, maar liet niets te wenschen over.
Nog verdient vermelding het sextet in de 2de acte La fleurquefaime
est solitaire". Over het algemeen is de partij van Pedro met de meeste
voorliefde behandeld, alleen in het finale der 2de acte was de overigens
vaste?baryton Auguez, tegen het zwaa> moduleerende en polyphoniseerende
orkest niet bestand en werd hij bjj Proballement leur gitc est /u mileu
des bics" uit den zadel gelicht, maar ook slechts voor een oogenblik.
In het begin der 3de acte, waarvan reeds 2 scènes werden gecoupeerd,
had men oi.s wat uitvoering betreit de 3de scène er bij kunnen schenken,
het was het minst goede en werd slecht gezongen. De scène van Pedro
Vous tous, contez bien encnr
Le voleur qui guclie un tremor
is voortreffelijk geschreven en werd zeer schoon gezongen. Dit gfdeelte
is mi-echien het meest grootache en breedste vaa de geh^elo opéra;
ook het verdere
~M.il fille, raon enfant, mon anye, mon trésor
Devant tol tombe ma colère
S hpfirlijk van uitdrukking en waai beid. Was tot nu toe de prrrilj van
Dou Aivar wat minder ruiiu bedacht van di« vsin PeJru, b.j ii;;ii weige
tot een huwelijk en in het gevoel van zijn grootheid heeft Godard
hem eenige heerlijke maten te zingen gegeven
Apprenee, avant fout, ma naissance et ma race:
Je suis Alvar de Nus, comte d'Alcantara,
Fiïs d'Alvar, Grande d'Espagne et prince de Sierra.
Hij is nog veel meer en het koper is er niet bij gespaard om daar waf
gewicht by te geven en wat kleur bij te zetten.
De vierde acte verheft zich niet boven de voorgaande. Het verzoe
nende element in de gedaante van Philips II en het monnikenkoor
kunnen geen aans; raak op buit- ngeirone vermelding maken.
Onwillekeurig dacht ik h'erbij aan de Hermiet in het slotkoor van de
Freiscliütz. Dat was geen goed teeken voor Godard. Maar Weber is ook
niet de eerste de beste.
Resumeer ik den indruk van Pedro de Zalamea dan is deze zeer gunstig
en heelt Godard bewezen, een jong componist van groote verwachting
te zijn.
De eerste uitvoering had plaats onder de persoonlijke leiding van den
componist, die met warmte door het publiak en de leden van het orkest
werd ontvangen. Warot zong Don Ah^ mej. Poissenot Isabella, Durat
Philips II, Guillaberfc Don flicardo.
Mftnrice Hagemnn,
UIT BELGIË,
Sigurd (vervolg).
Reyer verdient, als gezegd is, onzen lof, dat hij zich de moeite heeft
gegeven, op ouderwetsche wijze eene ouverture bjj zijnen Sigurd te
schrqven. Wij kunnen echter niet zeggen dat zij de stemming van den hoor
der wezenlijk voorbereidt, om het werk zelf beter te genieten. Zg ia
daartoe te alledaagsch en te lang. Zij bevat eene afwisseling van
triolenfiguren met fanfaren die geen einde willen nemen, waarboven evenwel
hier en daar meerstemmige melodieën der strijkinstrumenten, met soer«
dinen bezet, geheimzinnig rondzweven, en den verbeeldingrijken toehoor
der misschien aan de velerlei toovermiddelen doen denken, waarop de
verwikkeling van het drama berust.
Nevens andere melodieën vinden wij hier ook hetgeen men 't
Attilamotief" zou kunnen noemen: de melodie welke het optreden der vier
gezanten van den Hunnenkoning begeleidt, die voor hunnen vorst Hilda'a
hand komen vragen. Dit kwartet (voorgedragen door de heeren Boussa,
Goeffool (den wat smachtenden tenoor van de conservatoriumconcerten),
Mansuèdüen Stalport is een der best geschreven muziekstukken van het
geheele werk, en verheft wezenlijk het langdradige eerste bedrijf. Jam
mer maar dat juist (wat den loop der handeling betreft) dit geheele
tooneel had kum.cn wegvallen met het driukkoor er bij, waaraan men
niet veel verloren had, terwijl men daarentegen den geheelen beroemden
droom van Hilda (t'hrimhilde in bet Nevdingenlied) wegkapte. In dit
bedrijf laat men ook Hagen zelf als bard" optreden, wat een belache
lijke tegenstrijdigheid o> levert, daar de bard" als een vales aan Gunther
en H gen hot verhaal der Walküre voorzingen en hun ten strijde moet
aanvuren Onclertusschen is deze bardenzang en beschrijving van IJsland"
eene karakteristieke ballade.
Vermakelijk evenwel is liet dat de bard de melodie zingt die later door
Bruuhilda zelve wordt herhaald, en haar innigste gemoedsleven, al hare
teedcrheid ('?) en verlatenheid, haar zuchten en trachten naar eenmaal
gesmaakt Walhalla-genot moet uitdrukken. Leïtmotive aldus aangebracht
zijn te vergelijken bij esn uiterlijk herkenningsteeken dat met het karak
ter coi'S persoons niets te doen heeft.
Men herinnert zich dat in het tweede hedrijf IJsland" en de verlossing
van Brunhilde wordt voorgesteld. Het koor der priesters van Odin wat
daaraan voorafgaat en het optreden van Gunther met Sigfried en Hagen
mist hè', karakter van oorspronkelijkheid en maakt slechts een vluchtigen
indruk, ofschoon de voorzang des hoogepriesters (door dun heer
Reraaud duidelijk zonder chevrotteeren voorgedragen) van ongezochte
waardigheid is. Het blijkt hier opnieuw hoe Heyer veel beter slaagt in
zijne lyrische solostukken dan in de ensembles. Sigurds stiijd tegen da
booze geesten, en zijue herinnering aan Hilda zijn door den componist
met fijnheid afg«teekend. De bromstemmen der Kobolden" (NB. eenige
zeer nette danseressen als jonge krijgers uitgedost) maken daarbij een
zeer eigenaardig effect. De dansmuziek is hier, zoowel als die van
het, spieg'-Jgevecht in hst dorde bedrijf (een steekspel te voet, alweer
door joiige dames met zeer korte rokjes uitgevoerd), is levendig, oor
spronkelijk en munt verre boven de overige orkeststukken uit. Wij
wElen hier dan ook onmiddellijk aan toevoegen dat het orkest, waar 't be
geleidend optreedt, meestal het midden houdt tusschen den overvloed
b.v. van eonen Masseuet en de magerheid van oudere werken. Het onder*
steunt de handeling met soms zeer verrassende klankeffecten en over
stemt den zang slechts zelden. Hierin ligt een der goede eigenschappen
van het kunstwerk.
De rol van Brunhilde, welke op Siirfrieds roep het licht begroet, is.
zoowel wat compositie als uitvoering betreft het voortreffelijkste gedeelte der
opera. De jonkvrouw staat eigenlijk geheel buiten de handeling. Zij
ontwaakt, en roept uit dat zij om den wille van (den nu nog pemaskerd
voor haar staamlen) Sigurd gaarne het Walhalia wil vergeten. Hierop wijst
de held haar met zijn zwaard naar haar rustb -d terug. Slapend bereikt
zij Worrus, huwt Gunther zonder hem te beminnen, komt tot het
bewnstnijn dat Sigurd haar verlosser is; door berouw en pijn innerlijk verscheurd
Leketit, zij dat de held haar ideaal is en sterft. Gelijk men ziet uitsluitend
lyrisch is deze rol, waarvan de belangrijkheid met eiken muzikalen volzk
stijgt. Hierin, wij zouden haast zeggen, uitsluitend hierin, ligt de wara
k r a c h t van den componist, en zijn verschil met Wagner, uit wiens
mazü-.'aïe tiibaksdo-is hij toch hier en daar voor zijne begeleidingen een snuflja
Ivei't genomen, ofschoon hij ook de herinneringen aan Meijerbeer ;oiet
versmaadt.