De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 24 februari pagina 4

24 februari 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLANB. No. 348 'heeft den beer Heemskerk Az. wel eens scbertsenderwijze genoemd: de liaan van het parlement. En inderdaad, met zijn scherpe gelaatstrekken, onet sjjn spierwitte handen, men weet twee linkerhanden met zijne doordringende oogeo, met zjjne wjjd openstaande ooren, met zijne stoppe lige, stekelige haren, maar het meest met zijn dikwijls vuurrood aanschijn en zijn trippelenden gang deed hy dikwijls aan dien dagprofeet denken, ofschoon hg ook nog is een haan van een bijzondere soort, en wel een .an. Permitteer me," zeide Sagittarius .»»Neen permitteer mij",' autwoorde ik en lafl verder: «Voor den heer Heemskerk, nog meer dan voor de gansene oppositie, s de politiek een hombre-spel. Eerst speelde hij in de liberaliteit, waarin ia} nooit goede kaarten kon krijgen; toen maakte hij het conservatisme troef en werd codille; nu waagt hjj een s a n s p r e n d r e in de demo oratie, in de hoop om vole te maken, dat ook niet gelukte. Het eenjg spel waarvoor hg aanleg schijnt te hebben is misè-re." Je zult me wel willen toegeven, zeide ik, na de lectuur dezer regels, dat zulke taal demoraliseerend op de jongens werkt, wanneer zij die onder de oogen krjjgen, en zij hebben ongelukkiger wijze, in dit boekje gesnuf feld. Ik wil niet ontkennen, dat je schets heel aardig ia en dat het niet onmogelyk schijnt te wezen dat je misère" beeld in vervulling gaat, waarbjj ik zoude willen vragen of je op eene misère ouverte hebt gedoeld, maar heuscb, het ware beter geweest, wanneer je de door mij voor gelezen regelen, die thaös verderfelijk op het huidig geslacht werken, ongeschreven hadt gelaten. Maar wat bedoel je toch? Wat heb ik met dat boekje te maken?"" stotterde Sagittarius. Ik ergerde mij over de huichelarij van mijnen vriend. Zou je soms willen ontkennen dat je dit werkje geschreven hebt?" vroeg ik en hield hem het titelblad voor. Parlementaire Portretten, door Sagittarius; Amsterdam, bij Loman & Verster, 1869" las mj en toen viel hjj met een smak achterover in zijn stoel en snakte naar lucht. wWelnu!"" riep ik triomfantelijk. Maar dat is infaam, dat is meer dan schandelijk!" riep hij eindelijk, ik heb dat boek niet geschreven, men heeft misbruik van mijn naam gemaakt, ik zal..... Ik weet heel goed wat artikel 342 van het Burgerlijk Wetboek zegt"", antwoordde ik, maar toch wensch ik je als vriend te vragen of je heusch niet de auteur der parlementaire portretten" bent'?"" Op mijn eerewoord niet, ik weet er niemendal van, ik heb me nooit op politiek terrein bewogen, ik heb den minister Heemskerk nooit gezien en weet enkel hoe hij er uitziet door de afbeeldingen die Uilenspiegel van hem geeft." Ik kreeg medeljjdfen met mijn' vriend, wien het angstzweet op het voorhoofd stond; ik zal je gelooven oude jongen", zeide ik, en moet het er dan maar voor houden dat een neef of ander familie-lid dat pamflet geschreven heeft, en zeg dan weder opnieuw: van je familie en van je vrienden, moet je het maar hebben." " Jawel!" zei Sagittarius, van de vrienden moet je het hebben, dat is een zeer waar woord. Gelukkigerwijze kwam Jan op dit plechtig oogeiibük binnen en verbrak hij door zijne komst de onaangename spanning. Heb je vinken gevangen Jan ?" vroeg ik. Nee pa"", sprak de jongen verwonderd, hoe meent u dat?"" Omdat je je pet ophoudt, jongen! Ik heb je wel duizendmaal gezegd dat het onbehoorlijk en onhebbelijk is om een vertrek binnen te treden, zonder het hoofd te ontblooten; er was eens een man, Jan, die steeds tot zijn zoontje sprak: Jantje neem je petje af'; de jongen deed het steeds en bracht het ver in de wereld, want met den hoed in de hand komt men door het gansche land". Door liet ganzen-land misschien," " antwoordde de impertincnte vlegel; die ui, die U vertelde, pa, is een heele oude en komt reeds in het honderdtal" voor dat Noach in de ark aan zijne zoontjes voorlas, en wat die beleefdheid aangaat, nu daar eet je tegenwoordig niet van, net zoo min als van beschaving of kunde; een beetje kruiperij, een paar kruiwagens, misschien ook het zeer vermaarde meine tante, deine tante," De jongen maakte bij deze woorden een gebaar als of hij kaart speelde. Natuurlijk goot ik al de phiolen van mijn toorn over het hoofd van mijn' bedorven en misdadigen zoon uit: ga heen ongeluksvogel," riep ik of ik vergrijp mij aan mijn eigen vleesch en bloed! Kom mij in de eerste veertien dagen niet weder onder de oogen en waag het niet weder om tnchtelooze woorden te gebruiken, of ik ga naar den officier van justitie en verzoek ot je veertien dagen op den Heiligenweg moogt brommen." Een oogenblikje," interpelleerde Sagittarius, heb jij soms aan je bameraads verteld Jan, dat i k dit boekje geschreven heb ?"" Xeen," antwoordde Jan, ik heb juist gezegd dat ik dat als onmogelijk beschouwde, daar U, mijns inziens, voor zoo iets te dom waart!" Het bloed schoot mij naar het hoofd, ik pakte den bengel beet en .sleurde hem naar de deur, met het doel om hem in do gang te werpen, toen hem een cahier ontviel waar hij met bizondere haast naar greep. Ik was hem echter voorgekomen en had het boekske stevig te makken. Blijf l" riep ik op ernstigen toon. Wat is er aan de hand ?" " vroeg Sagittaiïus. Dat zullen wij zien," zeide ik, ik vermoed dat ik, arm en geplaagd vader, de hand op iets heb gelegd wat het daglicht, of liever mijn oog, niet mocht zien. Ik opende het geschrift en las : Vervolg van de Geschiedenis der Abderite n." Gevoegelijk kan men van deze lieden eeggen : dat zij niets vergeten maar ook niets geleerd hebben"; zij wierpen bruikbare wateren dicht, braken in een tijdsverloop vau zes maanden, tot tweemalen toe, dezelfde bestra tingen van dichtbevolkte buurten op .... Dat gelijkt machtig veel op eene Kamper-historie!" " riep Sagittarius. Helaas," zeide ik op doffen toon, dit rampzalig geschrift van mijn ra.mpzaligen zoon behelst eene satire op Amsterdamsche toestanden; ik lees hier toch de namen van Damrak, Voorburgwal en Warmoesstraat." Je bent zeer diep gezonken Jan, akelig diep en dat ia dubbel betreurens waardig voor een jongmensch dat zoo bitter weinig weet en zoo bitter weinig geleerd heeft." Ba,"" antwoordde Jan, op onverschilligen toon, r?net alsof ik in mathesis niet nummer een van mijne klasse ben!"" Het onbescnofte antwoord gaf mij mijn sang froid terug, 't geen Wel noodig was, want ik was nagenoeg au bout de mon latin. Ziet eens aan, waarde vriend Sagittarius," riep ik hoonlaehend, dit joiigemensch stoft er op zoo ter dege in meetkunde te huis te zijn en de vorige week heeft hij met zijne vrienden, in de door u terecht gewraakte gemeenteraads-imitatie, een nieuw beursgebouw op de onmogelijkste plekken willen plaatsen; noch hij, noch zijne kaïneraads dachten er ook maar een oogenblik aan otn te zeggen: zouden wij ook niet eerst eens passen eu meten of het gebouw er wei staan kaïi." Deze satire werkte verpletterend; Jan holde als een razende weg en liet zijn cahier in den steek, dat ik onmiddellijk in de brandende kachel wierp en door de begeerige vlammen zag verslinden. Dat's nu eigenlijk jammer," sprak Sagittarius. Jan is wel vervloekt pedant en arrogant eu heeft mij infaam beleedigd, maar er zit toch iets in den jongen en wellicht had de lectuur van zijn geschriït ons het een en ander over de gas- of duinwater- of eenige andere kwestie aan de hand gedaan. Maar a propos, wat zullen wij nu gaan behandelen ?" Niets!"" antwoordde ik somber ik ben kapot naar lichaam en ziel; ik zal een dubbeltje conserf van vlier laten halen en krui» dan onder de dekens."" We zonden altijd nog eens over de Nes praten!" Heb je hersens mensch?"" schreeuwde ik, begrijp je dan niet hoe ik te moede ben? Ga! maar ga dan toch in des duivels naam!1'" Je lijkt Koninj George uit de Vorstenschool wel," sprak Sagit tarius, hoed en jas grijpende; zeg eens, ben je wel eens in de zou geweest.''' Ik dacht dat hij het verkooplokaal van dien naam bedoelde eu ant woordde argeloos : Jawel, dikwijls !" Maar daar hoorde je volstrekt niet te huis, mannetje, want de zon behoort wel in den waterman te zijn, maar niet de waterman in de zon; begrepen?"" Mijn oude vriend bedoelde mij met deze aardigheid op te monteren, maar het gelukte niet en hij vertrok dus, mij in eene stemming achterla tende die ik niet waag te omschrijven. Eerst toen de hanen in de buurt begonnen te kraaien, sluimerde ik zachtkens in. Aquarius. K U N S T. HET TOONEEL. Aan de spits der nederlandsche auteurs staat wie zal 't ontkennen II. J. Schimmel. Dan, reiken we hem de kroon als romancier, als dich ter, zoodra de tooneel scltry ver te voorschijn treedt matigen we onze hulde, ja wagen een oordeel uit te spreken, dat niet altijd gunstig luidt. Niet ca onder Schin:m?l's drama's, dat nitmixut door techniek, niet cwi, waarin de handeling" hoofdzaak is; Giovanni di Procida, Het kind van staat, Gondebald en Stmensee, ze bevatten alle sclioone gedachten, verzen, die de rueesterband verraden; maar 't schijnt, dat zij zich moeilijk gewen nen aan 't voetlicht: in zooverre gaan Schimmel's treurspelen met die van Schiller aan hetzelfde euvel mank. De vertooning van Joan Wouterss door de vereeniging He< Kederlandsch Tooneel'" heeft mij in die meening gesterkt. Ik tart u, lezer, om in 't gansche stuk n vers te vinden, dat den toets der critiek niet kan doorstaan; n vers, dat niet volkomen naar den eisch gebouwd is. Maar behaagt het drama u als drama? Mij geenszins. De ruimte, mij ver leend, gedoogt slechts, dat ilc in vieinig woorden mijn bewering stave: In de karaktertekening van Wontersz-zelf heeft de dichter gefaald. Zooals hij, van 't moment dat de gordijn is opgehaald, weeklaagt, zucht en tranen stort, om eindelijk, eveu voor 't tooneelscherin valt, willig als een lam, door ;s vaders hand te sneven, geeft de hopman allerminst den indruk van een held. Daarenboven, een die vorst en vaderland offert aan «en schurk (al heet hij dien ook vader") kan onze sympathie niot wek ken. Ik noem daarom de figuur Joan Woutersz geheel mislukt. Evenzoo Maria. Ik kan me haar voorstellen, 't zij aan 's prinsen hof; 'tzg onder Enkhuizen's welgestelde poorters; maar niet als eigenares van eena taveerne. Mejuffrouw Van Biene heeft door tooi noch spel de wanschapenheid dier Maria voor 'toog van het publiek bedekt. Een keurig kanten mutsje en een tablier, a jour, past geenszins aan eene kroeghoudster der zestiende «euw ; en men behoeft geen overdreven realist te zijn, om te eiechen dat dergelijke kleins waarheden'' op 't tooneel gehuldigd wor den. Een en ander had de toeschouwer echter gaarne vergeven, ware hij getroffen geworden door het spel van mejuffrouw Van Biene. Doch ook dit scheen mij verre van onberispelijk toe; verscheidene tooneelen o. a. 't negende van 't derde bedrijf misten daardoor alle effect. De heer De Jong (Joan Woutersz) had eene zware taak te vervullen,?eene taak. die voorheen zelfs Peters moeilijk viel, en de krachten van Moor te boven ging. We mogen er den heer De Jong dus geen verwijt van maken, dat, aan zijn Woutersz hier en daar nog veel ontbrak. De sterf scène viel elkeen ondraaglijk lang. Toch heeft ze mij het meest behaagd; want, op 't lest, toen ik het woelen en wringen van Wouters?,' vcege lijf bepaald leelijk begon te vinden, wendde ik de oogen elders heen, totdat ik, rechts van 't tooneel, een dik juffertje ontwaarde, dat, (in een aardig 16e eeuwsch pak gestoken), met de ronde ellebogen over de ouderdeur

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl