De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 24 februari pagina 8

24 februari 1884 – pagina 8

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAfl VOOR NEDERLAND. No. 848 Lettres inédites de B. Spinoza. . . Gust. CJaudin, Mes souvenirs . . Marie d'Ajad, Ma tante Lauie Emilie Montegut, NOS morts contemporains X"'YM. Pasteur. Hist. d'un Savant . H. Bougeot, Les portraits au crayon Comte Paul Vasili, La sociétéde erlin. Yvès Guyot, La Police .... Fortunio, La vierge de Belem. ', l Emilie Deschanel, Racine . . . Th. Dubois, La Farandole E. Gondinet et P. Veron, Les Affolés I 3.50 3.50 3.50 3.50 25. C. 3.50 3. 7 . 1. sh. 2.6 ? 10-6 n 3.6 . 5 18 31.6 2.6 3.6 10.6 2.6 » 31.5 3 uitgaven in Engeland: W. Blaikier Sound bodies for our boys and girls . F. Boyle, On the borderland betwixt the realms of fact and fancy J. L. Derwent, Circe's Lovers . ? i ? . N. Dickson, The bible in Wayerley ...... Don Qnixote, Transl. bij P. A. Motteux . . . . . E. Dowling, The last Gall Folk Lore of modern Greece the tales of the people ed. bij Qeldart . F. Marryat, How they loved Him A. Pember, Perieles Brum or the last of the de Veres a satirical romance H. C. Pennell, Pegasus resaddled. ...... Smith wealth of natious abridged. Students ed. . ", . Stredder, To have and to hold . . '. . . ? Waverley novels, reprint of Roxburgh edition . ? ? « Nieuwste uitgaven in Duitschland. W. Arent, Gedichte. Bismarck, Zwölf Jahre Deutscher Politik 1871?1883. Adolf Calmberg, Die Kunst der Rede Lehrbuch. ? Bieb: Dietze, Eichendorff's Ansicht ber roman-poesie. Geórge Drosinis, Landliche Briefe. Valeska von Gallwitz, Magdalena Roman Heidekraut, Gedichte von A. W. JuJius Hart, Der Riicher Tragödie. Heinr. Martens, Aus bewegter Zeit. L. Niebuhr, Die Sage des ewigen Juden. Herman Wagner, Erlebtes. Meine Memoiren. MILITAIRE ZAKEN. EEN TERUGBLIK. Nadat sinds korten tijd de Eerste Kamer met meer of mindere tegenetand hare goedkeuring aan de staatsbegrooting heeft gehecht, behoort een voornaam gedeelte van den parlementairen arbeid der volksvertegen woordiging tot het verledene. Een korte poos van rust is daarmede op dit gebied aangebroken. Door hem, die met aandacht de Kamerverslagen, en wat daarbij behoort, gevolgd heeft, kan deze pauze worden aangewend, om den indruk te schetsen, die het begrootingsdebat heeft achtergelaten en langs dezen weg wellicht een blik te werpen in de naaste toekomst. Hoewel erkend moet worden, dat het jongste debat over de oorlogsbegrooting, door de ophanden zijnde wijziging van onze hoogste btaatswet en door een alleszins verklaarbaren lust tot bezuiniging niet aan gewicht gewonnen heeft, toch wordt daarin nog menige nuttige aanwijzing gegeven en kan nog menige belangrijke gevolgtrekking daaruit worden gemaakt. Daaronder behoort in de eerste plaats het feit, dat een geest van gema tigdheid en vooral van ernstig streven, om medo te werken tot verbetering van onze strijdmiddelen zich van de vertegenwoordiging, in het bijzonder van de Eerste Kamer heeft meester gemaakt. Waaraan is dit verblijdend verschijnsel toe te schrijven. Dringt de kennis van ons krijgs wezen ook tot de leeken door? Is het onbekend maakt onbemind" niet langer toepasselijk op onze militaire instellingen, in zooverre het de waardeering daarvan door het volk betreft? Wordt in 's lands raadzaal de nagalm van de krachtige stemmen van Stieltjes en de Roo, vernomen? Grootsche figuren, op welk gebied ook, stichten niet zelden meer nut na hun dood, dan tijdens hun werkzaam leven. De individualiteit en onverzettelijkheid dier mannen, op het gebied hunner grondbeginselen zijn verdwenen met hun dood, doch hunne werken leven na, onderwijzend en opwekkend, om den goeden, d. i. den afdoendon weg in te slaan en daarmede te breken met den sukkelgang, die tot dusverre op het gebied van de regeling der levende strijdkrachten is gevolgd. Hun strijd in woord en geschrift heeft licht verspreid over alle onderdeelen der landsdefensie. Ligt daarin de oorzaak voor verzwakking van den kamp in de vertegenwoordiging of ligt deze in het feit, dat het struikelblok van elke Regeering tijdelijk ter zijde geschoven is, in afwachting van een definitieve regeling na wijziging der Grondwet? Het is moeilijk deze vraag op te lossen, omdat de gegevens ontbreken. Toch is het vraagstuk der levende strijdkrachten niet geheel buiten be schouwing, gebleven. Van het hoogste belang achten wij de poging van den heer Seret, om 's Ministers geloofsbelijdenis op dit gebied af te vra gen. De geachte Afgevaardigde omschrijft met enkele lijnen het plan eener regeling, zooals hem voor oogen zweeft. Afschaffing der schutterijen, verlenging van den militieplicht tot 10 jaren, behoud.van het bestaand itiilitiecontingent, eiedaar. wat de heer Seret zich als resultaat der grond wetsherziening voorstelt. Doch het programma (ook dat van den oudMinister den Beer-Poortugael) is niet compleet, als de invoering van den persoonlijken dienstplicht niet voorafgaat of zich aan de andere maatrelen paart. De heer Seret toont zich ook daarvan een warm voorstan der en wenseht te weten, hoa het op dit gebied met de beginselvastheid der Regeering is gesteld. Gelukkig voor het leger en voor het land is van dezen Minister geen militiewet te verwachten met plaatsvervanging en nummerverwisseling. Doch over de plannen van den Minister met betrekking tot de schutterijen, de sterkte van het mili'ie-contingent en den tij I voor eerste oefening der miliciens blijft een sluier liggen. Wel toonde zich de generaal Weitzel in het geschrift: de oeteelecnis en de geschiedenis onzer grondwettige voorschriften aangaande de landsverdediging, eooivel met betrekking tot Nederland, als tot zijn overzéesche lezittingen een voorstander van, verhooging van het militiecontingent en bij grondwetsherziening van verlenging van den militieplicht, doch zal de Minister Weitzel zich daar aan houden ? Plet valt niet te ontkennen, dat de eerste maatregel veel goeds voor de Defensie bevat, maar hij is ook kostbaar en dit zegt in de tegenwoordige omstandigheden veel. Om aan de schutterijen een betere organisatie te geven, op de grond slagen van de bestaande wet van '27 wil de Minister uit de geoefenden van den eersten ban, die reeds gediend hebben, keurkorpsen vormen. Is deze maatregel van eenige beteekenis? Slechts i;i zeer weinige, groote plaatsen des kinds zal men dergelijke korpsen kunnen vormen. Die ver sterking des levende strijdkrachten zal dus zeer luttel zijn. Een andere verbetering der schutterijen, ziet de Minister in de bewa pening dezer burgerwacht met aohterlaadgeweren, klein kaliber. Hierdoor wordt voor het eerst gevolg gegeven aan artikel 37 der bestaande schutterijwet, waarin voorgeschreven is, dat de schutterij met geweren van het zelfde kaliber zal worden gewapend als het leger. Dit artikel vermeldt niet, dat de schutterij van ransels moet worden voorzien. Toch is dit eea onmisbaar uitrustingsstuk voor elk soldaat te velde. Hoewel wij den laatsten maatregel van den Minister op zich zelven toejuichen, hechten wij daaraan toch geen overwegende waarde, zooals de Regeering. De schutterij mist alle gegevens voor een goede legermacht: discipline, oefening, samenhang en vooral geschikte aanvoerders. Tegen over zulke gebreken, is een verbeterde bewaping slechts een kleine schrede op den weg van vooruitgang. Hebben wij boven beweerd, dat de vertegenwoordiging ernstig wil mel dewerken tot verbetering van de levende strijdkrachten, dan hebben wij f vooral het oog gehad op het volkomen gemis aan bijval van het stelsel f van legervorming door den Heer Buma voorgestaan. Eenzaam, als een \ echo uit lang vervlogen tijden, klonk de stem van dien afgevaardigde voor een leger van vrijwilligers voor don actieven dienst, gepaard met afschaffing von de jaarlijksche oproeping der militie. Daardoor zou een besparing van 2','2 millioen op het budget worden verkregen. De Heer Jjinna schijnt van oordeel te zijn, dat vrijwilligers, zoo zij al te krijgen waren,' geen geld kosten. Hoe wil men daarenboven de miliciens oefenen, te midden ' van vrienden en bekenden," in het schieten, de bediening van lichte en zware vuurmonden, het paardrijden en de geniewerkzaamheden ? Indien de heer Buma 0113 daarvoor het middel eens aan de hand wil doen, zou bij gelegenheid een proef daarmede genomen kunnen worden. Luid klonk ditmaal iri 's lands vergaderzalen den wensch om bezuini ging op do gewone uitgaven. Noch ds fort- of di visie-maneouvres, noch de noodzakelijke aanschaffing van geschut en de bouw van verdedigings werken ondervond eenigen noemenswaardigon tegenstand; alleen wecsekte de heer Merkes van Gendt een proef meteen l i-daagsche fortmanoeuvre, dia niet is voorbereid, in plaats van de 4- a 5 weeksche volkomen voor bereide f uitoefening. Wil men met ernst bezuinigen, dan sla men een anderen, radikalen, weg in, door cm beter stelsel van legervorming in te voeren, waardoor een gedeelte van het kader kan wegvallen, waarvan de werkzaamheden kunnen overgaan op het militiekadcr. Tevens moeten alle overbodige be trekkingen vervallen, in den geest als door ons is behandeld in het Week blad van 10 Februari (Een voorstel van ingr'vpendem aard). Toch kunnen deze bezuinigingen niet geheel iu 's lands kas vloeien, wijl een gedeelte bestemd zal moeten worden voor noodzakelijke verbeteringen. Treden de vraagstukken van den eersten rang door de aanstaande grondwetsherziening op den achtergrond, met des te meer kracht verheffen zich die van den tweeden rang en dringen om een algemeen gewenschfe oplossing. Dit werd ook door de volksvertegenwoordigers ingezien. Daarom bepaalden zij voor alles hunne aandacht tot de opleiding en bezoldiging van officieren, tot de bewapening der vestingartillerie met geweren ot karabijnen, tot de opruimingen om, en het in staat van verdediging brengen van onze verdecügingsliniön. Het leeuwendeel van dit gedeelte van het begrootingsdebat behoort ongetwijfeld aan den heer Fabius. Met kracht en overtuiging werden door dezen afgevaardigde de middelen aangewezen tot betere vorming van of ficieren. Eenvormige opleiding voor officieren van alle wapens, afschaffing alzoo van do regiments-cursussen en hoofdcursussen bij de infanterie, toetreding zooveel mogelijk op lateren leeftijd tot de Militaire Academie, oprichting iu bet leger van voorbercidingsscholen voor die Academie, waardoor de waarborg voor voldoende stof wordt verkregen, oprichting van technische scholen voor de artillerie en genie tot voortzetting der academische studiën, ziedaar een program, dat, gepaard met meer vrijheid van studie voor de cadetten der beide oudste jaren, den waarborg oplevert voor eea ingrijpende verbetering op dit gebied. Dit program, niet ont staan in enkele oogenblikken van overpeinzing, dankt zijn ontstaan aan grondige onderzoekingen op pacdagogisch gebied door mannen, wier na men een uitnemenden klank in het leger hebben. Onder dezon behoort o. a. de kapitein Boogaard, doch voor allen de kapitein Van Dam van Isselt, die in de vergadering ter beoefening van krijgswetenschappen niet talent het stelsel hoeft verdedig. Ook iu dit-WccJM. dd. (23 en 30 Sep tember '83) is door ons in een uitvoerig artikel het weuschelijke van deze maatregelen betoogd. Het geheele stelsel, hoe goed en weldoordacht ook, loopt echter gevaat' Tan op dezelfde klip to stranden als de uitvoering van de academiewet van '6'J, indien, niet de toevloed der adspiranten op voldoende wijze ver

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl