Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
, ^t niet gesproken kan warden daartoe ontbreekt het
onderling verband en overeenstemming geloovea wij toch, dat
deze richting in het land zeer vele aanhangers telt. Het Nederlandsche
volk is wat hare groete meerderheid betreft, op den duur wars
,*. van agitatie van welken aard ook en, vooral wat eigen financiën
betreft, vrij conservatief.
Of deze richting in onze Volksvertegenwoordiging vele aanhan
gers teil is tot heden moeilijk uit te maken. De vorige Minister
van Binnenlandsche Zaken, de heer Pijnacker Hordijk, zeide in de
zitting der Tweede Kamer van 12 December 1882 dat, zoo de
tWet van 1878 nogmaals in die Kamer werd in stemming gebracht,
zij geen 20 stemmen verwerven zou. Het is mogelijk. Toch moet
erkend worden, dat op een enkele uitzondering misschien na, geen
afgevaardigden gekozen zijn wegens hunne gematigde beginselen
in zake onderwijs. Gematigde richtingen zijn bij de stembus
zelden gelukkig. Agitatie pleegt van haar niet uit te gaan en voor
zoover ons bekend is, zijn door de ons bedoelde richting zelfs
geen eigen candidaten gesteld. In elk geval heeft die
tusschenrichling als zoedanig geen afgevaardigden in onze Tweede Kamer
gebracht. Daaruit af te leiden, dat zij op den uitslag der verkie
zingen geen invloed heeft gehad, zou zeker zeer verkeerd zijn.
?De anti-revolutionairen hebben bij den verkiezingsstrijd niet ver
zuimd aan de financiën een zeer ruime plaats naast de
gemoedsbezwaren in te ruimen; en zulks met succes'. Voor velen bleek
de ingenomenheid met ons neutraal volksonderwijs niet bestand
legen de verlokking der zuinigheidsbeloften van anti-revolutionaire
zyde met kwistige hand den kiezers voorgehouden. Voegt daarbij
de onverschilligheid van een groot gedeelte der door ons ge
schetste richting aan malcontenten en de vele overwinniagen der
anti-revolutionairen zijn verklaard. Die toe te schrijven aan ver
meerderde ingenomenheid met de bijzondere schoten zou verkeerd
a|jn. Bij de in de laatste jaren gehouden verkiezingen stelden vele
kiezers zich eerder de vraag tegen wien, dan voor wien zullen wij
stemmen. Het antwoord op de vraag, van welke der fanatieke
partijen in zake het onderwijs men den grootsten afkeer had, be
paalde meer de keuze dan de sympathie van een dezer partijen.
Bit wordt maar al te veel uit het oog verloren.
0p den duur bedreigt die devde richting op het gebied van het
onderwijs, de liberale partij met den ondergang. Daarom achten
wij de wet van 1878 een groote politieke fout. De mérites van
den arbeid van den Premier van 1878 geheel daargelaten, aan
nemende zelfs, dat de veranderingen in de wet van 1857 alle ver
beteringen waren, die tegen de vermeerderde uitgaven opwegen,
dan nog had een bekwaam partijleider zich wel tweemaal moeten
bedenken alvorens zich te laten opnemen in den stroom van
agi4alïe, die van T> Volksonderwijs" uitging. Zoolang het hoofdbeginsel
der wet van '57 nog zulke heftige bestrijding ondervond, zij het
ook toenmaals zonder succes, bracht agressieve onderwijspolitiek
de geheele liberale partij, allermeest dit hoofdbeginsel zelf, ia
erastig gevaar. Een werkelijk bekwaam staatsman zou dit hebben
bedacht en voorzien. De verbeteringen door de wet van 1878
aangebracht hadden ook zonder wetswijziging langzamerhand ver
kregen kunnen worden en men had den indruk steeds kunnen
weten. Thans heeft de wet van 1878 aan ons neutraal volks
onderwijs meer nadeel dan voordeel toegebracht. Zij heeft het,
da zoo krachtige steun eener bijna algemeene populariteit voor
een groot deel doen verliezen, en dat is van meer beteekenis dan
de werkelijke of vermeende voordeelen die er tegenover staan.
Het is merkwaardig hoe de sedert 1878 ontstane gemaiigde
'richting op onderwijsgebied die in de volksvertegenwoordiging geen
'eigenlijke uiting vond, in zekere mate vertegenwoordigd werd
door de drie ministers van Dinnenlandsche Zaken, die den auteur
Tan de wet zijn opgevolgd,
De Minister Six liet zich over e Beginselen zoo weinig
moge'lijk uiL Hij aanvaardde de genomen beslissing en zweeg,
Zijn opvolger Pijnacker Hordijk beloofde eerlijke uitvoering tfer
?wet, maar verzuimde niet zijn onverholen afkeer van dit product
der schoolwetagitatie uit te spreken, eene uitspraak door
hemzelven vrij wel onnoodig geacht, daar hij tevens verklaarde dat
van hem geen voorstellen tot wijziging der wet te wachten waren.
Zeker eene zonderlinge houding van een bewindsman, die een wet
openlijk declineert zonder tevens de hand te slaan aan hare
herziening.
Maar de heer Pijnacker Hordijk verdween ook van net
staatstooneel Zijn opvolger was voorzichtiger in zijne uitdrukkingen
maar deed toch bij meer dan eene gelegenheid vooral de adminis
tratieve gebreken der regeling van 1878 duidelijk uitkomen.
Ernstiger dan zjjn voorganger beloofde hij een vaststel tot her
ziening, en werkelijk bereikte op 26 Januari j.l. de Tweede Kamer
een wetsvoorstel tot wijziging van sommige bepalingen der wet
van 1878, Of de Minister er in geslaagd is, in deze voordracht
op deugdelijke wijze te gemoet te komen aan de grieven welke
een groot deel van het Nederlandsche volk tegen de wetgeving
op het Lager Onderwijs heeft, zullen wij in een vplgend artikel
trachten na te gaan, .-_
> ONZE BLADEN.
De komst der Transvaalacha Deputatie wordt door onze pers met Wel
gevallen begroet. In hartelijke bewoordingen heet men de heeren Kruger,
Smit en Da Tolt welkom en algemeen en eenparig is de holde hun
gebracht.
Minder eenstemmig is de pers over het besluit der Tweede Kamer ten
opzichte van de financieele ontwerpen genomen. Terwijl het Haagsche
Dagblad zich over het uitstel der behandeling van de voorloopige" ont
werpen, door den Minister van Financiën en door de hh. Van Delden c. a.
aanhangig gemaakt, verheugt, constateeren de liberale bladen, Handbl.,
N. Bott. Ct.?Vaderl. en N. v. d. Dag, dat deze uitkomst al bitter slecht
overeenstemt met den aandrang naar versterking der middelen waar men
het vorig jaar den mond vol van had. Zij begrepen dan ook niet hoe liberale
leden der Kamer tot dat besluit konden medewerken. Het
Venl.WeeJcbl.,hetwelk naar aanleiding der presidentskeuze op de eenheid wees in de ge
lederen der b'beralen voor een oogenblik hersteld, zal ditmaal wel niet
nalaten te doen uitkomen hoe kortstondig die vermanning" slechts heeft
geduurd. De lib*ala bladen spreken ook met leedwezen over dezen
bloem van nen dag."
De fcZassw-belasting wier indiening de brug is geweest waarover de aan
hangige ontwerpen zijn weggebracht, wordt nog slechts ter loops besproken.
De N. S. Ct. geeft er een eerste artikel over, maar bepaalt zich tot een
overzicht; alleen wordt de goede bewerking geconstateerd. Ook d
Arnli. Ct, besprak haar in het laatste van het vjjftal artikelen aan het
financieele debat in de Eerste Kamer gew\jd, maar kon dit natuurlijk
slechts doen naar aanleiding van hetgeen de Minister Grobbée er vooraf
over gezegd had. Veel verwachting had het blad er niet van nu het
anti-rente^vet-stelsel van het ontwetp zoo bgzonder op den voorgrond
werd gesteld.
Aan de Munt-quaestie, thans door de Tweede Kamer in behandeling ge
nomen, zijn door het Vad., het Haagsche Dagbl. het U. D. en het HandbL
artikelen gewijd. De in het ontwerp voorgeslagen regeling wordt algemeen
als noodzakelijk beschouwd.
Verdere financieele onderwerpen worden niet behandeld.
Alleen zou men, wanneer men verband wilde zoeken, de artikelen over
Speelschuld, deze? dagen nog in de bladen voorkomende, hier te pas kun
nen brengen. Het N. v. d. D. sprak naar aanleiding der speelquaestie te
utrecht over eergevoel" en keurde hetgeen daar geschied is, ten strengste
af, strenger dan het U. D., hetwelk zich tot eenige phrasen bepaalde.
De Haagsche correspondent der Arnh. Ct. brak den staf over het optreden
van leden der re.-Uerlijke macht in een zaak die door de wet buiten het
recht wordt gesteld.
De verschillende, geregeld behandelde, quaestiën werden ook deze week
op het tapijt gebracht. Over de Yaccine-quaestie verscheen enkele dagen
geleden een brochure van den heer Fabius, lid der Tweede Kamer, waarin
eenige nadere toelichtingen werden gegeven over de woorden en de hou
ding vau dr. Kaiser te Delft en van den schrijver zelf in het, gedurende
de laatste weken, zooveel besproken incident. Het Wag. Weekbl. keurt
in vrij krasse bewoordiugen het agiteeren van mr. Keuchenius af en noemt
het onverstandig van de Stand, om dergehjke beschouwingen in haar
blad op te nemen.
De Eeds-quaestie. De beslissing van den Hoogen Raad in zake de
Eedsquaestie heeft het Hand., de Midd. Ct. en het W. v. h. Begt aanleiding
tot eenige opmerkingen gegeven. Het laatste blad noemt het arrest dui
delijk, maar acht het tevens onloochenbaar, dat het in strijd is met de
bij de tegenwoordige Grondwet gewaarborgde godsdienstvrijheid.
De Schoolwet-quaestie. De N. B. Ct. gaat het ontwerpvan mr. Heems*
kerk in zijn onderdeelen na en keurt nogmaals de voorstellen af. Het
Haagsche Dagblad verklaart er zich daarentegen, wat de hoofdpunten
betreft, zeer mee ingenomen en hoopt dat de leden der Staten Generaal
eenige concessiën zullen doen. De T$d bepleit de groote voordeelen van
het kwet-kelingtnstelsel en wenscht dit onomwonden in de wet opgeno
men te zien. De Arnh. Ct. bespreekt de rapporten der Oommissiën over
de akte-examens en meent hier en daar overdrijving bij de autoriteiten
te bespeuren.
De Drankwet-quaestie. Ditmaal houdt alleen het Haagsche Dagblad et
zich mee bezig en wel ter bestrijding van het voorstel des Ministers.
De Socialisten-quaestie. Een tweede druk van de brochure van den heef
Hobbel: Socialistisch Onverstand met een aankondiging van dr. Betz ia
verschenen. Bovendien hebben de bladen, in de verslagen der hier ter
Btede gehouden vergaderingen, gelegenheid de denkbeelden van de woord
voerders meer en meer onder het groote publiek bekend te maken.
Een brochure over de toenemende armoede der arbeiders" uitgegeven
ten voordeele der Maatschappij van Weldadigheid, scheen ook deza
quaestie te raken, maar bleek alleen een pleidooi voor het protectio
nisme te zijn. In zoover sluit zij zich aan bij een artikel in het Haag'
sclie Dagblad over de meergenoemde brochure van het oud-lid de*
Staten-Generaal naar aanleiding van het artikel, in het Vad. aan de
brochure gewijd.
Wij zouden nog meer quaestiën kunnen noemen: Vooreerst de voOf»
gestelde verandering in de Leeuw-orde, een voorstel door de Pro». Gron Ct.
en de Kamper Ct. vrij vinnig bestreden; verder de verhouding der
kerkel$se partijen tot de Grondwet; een verhouding waarover het Hand. een
tweetal artikelen ten beste gaf, die de Tijd beantwoordde, en welke polemiek
mr. J. A. LOÏJ aanleiding gaf ia ons Dagblad het betwiste punt wat
dai