De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 2 maart pagina 3

2 maart 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. , ^t niet gesproken kan warden daartoe ontbreekt het onderling verband en overeenstemming geloovea wij toch, dat deze richting in het land zeer vele aanhangers telt. Het Nederlandsche volk is wat hare groete meerderheid betreft, op den duur wars ,*. van agitatie van welken aard ook en, vooral wat eigen financiën betreft, vrij conservatief. Of deze richting in onze Volksvertegenwoordiging vele aanhan gers teil is tot heden moeilijk uit te maken. De vorige Minister van Binnenlandsche Zaken, de heer Pijnacker Hordijk, zeide in de zitting der Tweede Kamer van 12 December 1882 dat, zoo de tWet van 1878 nogmaals in die Kamer werd in stemming gebracht, zij geen 20 stemmen verwerven zou. Het is mogelijk. Toch moet erkend worden, dat op een enkele uitzondering misschien na, geen afgevaardigden gekozen zijn wegens hunne gematigde beginselen in zake onderwijs. Gematigde richtingen zijn bij de stembus zelden gelukkig. Agitatie pleegt van haar niet uit te gaan en voor zoover ons bekend is, zijn door de ons bedoelde richting zelfs geen eigen candidaten gesteld. In elk geval heeft die tusschenrichling als zoedanig geen afgevaardigden in onze Tweede Kamer gebracht. Daaruit af te leiden, dat zij op den uitslag der verkie zingen geen invloed heeft gehad, zou zeker zeer verkeerd zijn. ?De anti-revolutionairen hebben bij den verkiezingsstrijd niet ver zuimd aan de financiën een zeer ruime plaats naast de gemoedsbezwaren in te ruimen; en zulks met succes'. Voor velen bleek de ingenomenheid met ons neutraal volksonderwijs niet bestand legen de verlokking der zuinigheidsbeloften van anti-revolutionaire zyde met kwistige hand den kiezers voorgehouden. Voegt daarbij de onverschilligheid van een groot gedeelte der door ons ge schetste richting aan malcontenten en de vele overwinniagen der anti-revolutionairen zijn verklaard. Die toe te schrijven aan ver meerderde ingenomenheid met de bijzondere schoten zou verkeerd a|jn. Bij de in de laatste jaren gehouden verkiezingen stelden vele kiezers zich eerder de vraag tegen wien, dan voor wien zullen wij stemmen. Het antwoord op de vraag, van welke der fanatieke partijen in zake het onderwijs men den grootsten afkeer had, be paalde meer de keuze dan de sympathie van een dezer partijen. Bit wordt maar al te veel uit het oog verloren. 0p den duur bedreigt die devde richting op het gebied van het onderwijs, de liberale partij met den ondergang. Daarom achten wij de wet van 1878 een groote politieke fout. De mérites van den arbeid van den Premier van 1878 geheel daargelaten, aan nemende zelfs, dat de veranderingen in de wet van 1857 alle ver beteringen waren, die tegen de vermeerderde uitgaven opwegen, dan nog had een bekwaam partijleider zich wel tweemaal moeten bedenken alvorens zich te laten opnemen in den stroom van agi4alïe, die van T> Volksonderwijs" uitging. Zoolang het hoofdbeginsel der wet van '57 nog zulke heftige bestrijding ondervond, zij het ook toenmaals zonder succes, bracht agressieve onderwijspolitiek de geheele liberale partij, allermeest dit hoofdbeginsel zelf, ia erastig gevaar. Een werkelijk bekwaam staatsman zou dit hebben bedacht en voorzien. De verbeteringen door de wet van 1878 aangebracht hadden ook zonder wetswijziging langzamerhand ver kregen kunnen worden en men had den indruk steeds kunnen weten. Thans heeft de wet van 1878 aan ons neutraal volks onderwijs meer nadeel dan voordeel toegebracht. Zij heeft het, da zoo krachtige steun eener bijna algemeene populariteit voor een groot deel doen verliezen, en dat is van meer beteekenis dan de werkelijke of vermeende voordeelen die er tegenover staan. Het is merkwaardig hoe de sedert 1878 ontstane gemaiigde 'richting op onderwijsgebied die in de volksvertegenwoordiging geen 'eigenlijke uiting vond, in zekere mate vertegenwoordigd werd door de drie ministers van Dinnenlandsche Zaken, die den auteur Tan de wet zijn opgevolgd, De Minister Six liet zich over e Beginselen zoo weinig moge'lijk uiL Hij aanvaardde de genomen beslissing en zweeg, Zijn opvolger Pijnacker Hordijk beloofde eerlijke uitvoering tfer ?wet, maar verzuimde niet zijn onverholen afkeer van dit product der schoolwetagitatie uit te spreken, eene uitspraak door hemzelven vrij wel onnoodig geacht, daar hij tevens verklaarde dat van hem geen voorstellen tot wijziging der wet te wachten waren. Zeker eene zonderlinge houding van een bewindsman, die een wet openlijk declineert zonder tevens de hand te slaan aan hare herziening. Maar de heer Pijnacker Hordijk verdween ook van net staatstooneel Zijn opvolger was voorzichtiger in zijne uitdrukkingen maar deed toch bij meer dan eene gelegenheid vooral de adminis tratieve gebreken der regeling van 1878 duidelijk uitkomen. Ernstiger dan zjjn voorganger beloofde hij een vaststel tot her ziening, en werkelijk bereikte op 26 Januari j.l. de Tweede Kamer een wetsvoorstel tot wijziging van sommige bepalingen der wet van 1878, Of de Minister er in geslaagd is, in deze voordracht op deugdelijke wijze te gemoet te komen aan de grieven welke een groot deel van het Nederlandsche volk tegen de wetgeving op het Lager Onderwijs heeft, zullen wij in een vplgend artikel trachten na te gaan, .-_ > ONZE BLADEN. De komst der Transvaalacha Deputatie wordt door onze pers met Wel gevallen begroet. In hartelijke bewoordingen heet men de heeren Kruger, Smit en Da Tolt welkom en algemeen en eenparig is de holde hun gebracht. Minder eenstemmig is de pers over het besluit der Tweede Kamer ten opzichte van de financieele ontwerpen genomen. Terwijl het Haagsche Dagblad zich over het uitstel der behandeling van de voorloopige" ont werpen, door den Minister van Financiën en door de hh. Van Delden c. a. aanhangig gemaakt, verheugt, constateeren de liberale bladen, Handbl., N. Bott. Ct.?Vaderl. en N. v. d. Dag, dat deze uitkomst al bitter slecht overeenstemt met den aandrang naar versterking der middelen waar men het vorig jaar den mond vol van had. Zij begrepen dan ook niet hoe liberale leden der Kamer tot dat besluit konden medewerken. Het Venl.WeeJcbl.,hetwelk naar aanleiding der presidentskeuze op de eenheid wees in de ge lederen der b'beralen voor een oogenblik hersteld, zal ditmaal wel niet nalaten te doen uitkomen hoe kortstondig die vermanning" slechts heeft geduurd. De lib*ala bladen spreken ook met leedwezen over dezen bloem van nen dag." De fcZassw-belasting wier indiening de brug is geweest waarover de aan hangige ontwerpen zijn weggebracht, wordt nog slechts ter loops besproken. De N. S. Ct. geeft er een eerste artikel over, maar bepaalt zich tot een overzicht; alleen wordt de goede bewerking geconstateerd. Ook d Arnli. Ct, besprak haar in het laatste van het vjjftal artikelen aan het financieele debat in de Eerste Kamer gew\jd, maar kon dit natuurlijk slechts doen naar aanleiding van hetgeen de Minister Grobbée er vooraf over gezegd had. Veel verwachting had het blad er niet van nu het anti-rente^vet-stelsel van het ontwetp zoo bgzonder op den voorgrond werd gesteld. Aan de Munt-quaestie, thans door de Tweede Kamer in behandeling ge nomen, zijn door het Vad., het Haagsche Dagbl. het U. D. en het HandbL artikelen gewijd. De in het ontwerp voorgeslagen regeling wordt algemeen als noodzakelijk beschouwd. Verdere financieele onderwerpen worden niet behandeld. Alleen zou men, wanneer men verband wilde zoeken, de artikelen over Speelschuld, deze? dagen nog in de bladen voorkomende, hier te pas kun nen brengen. Het N. v. d. D. sprak naar aanleiding der speelquaestie te utrecht over eergevoel" en keurde hetgeen daar geschied is, ten strengste af, strenger dan het U. D., hetwelk zich tot eenige phrasen bepaalde. De Haagsche correspondent der Arnh. Ct. brak den staf over het optreden van leden der re.-Uerlijke macht in een zaak die door de wet buiten het recht wordt gesteld. De verschillende, geregeld behandelde, quaestiën werden ook deze week op het tapijt gebracht. Over de Yaccine-quaestie verscheen enkele dagen geleden een brochure van den heer Fabius, lid der Tweede Kamer, waarin eenige nadere toelichtingen werden gegeven over de woorden en de hou ding vau dr. Kaiser te Delft en van den schrijver zelf in het, gedurende de laatste weken, zooveel besproken incident. Het Wag. Weekbl. keurt in vrij krasse bewoordiugen het agiteeren van mr. Keuchenius af en noemt het onverstandig van de Stand, om dergehjke beschouwingen in haar blad op te nemen. De Eeds-quaestie. De beslissing van den Hoogen Raad in zake de Eedsquaestie heeft het Hand., de Midd. Ct. en het W. v. h. Begt aanleiding tot eenige opmerkingen gegeven. Het laatste blad noemt het arrest dui delijk, maar acht het tevens onloochenbaar, dat het in strijd is met de bij de tegenwoordige Grondwet gewaarborgde godsdienstvrijheid. De Schoolwet-quaestie. De N. B. Ct. gaat het ontwerpvan mr. Heems* kerk in zijn onderdeelen na en keurt nogmaals de voorstellen af. Het Haagsche Dagblad verklaart er zich daarentegen, wat de hoofdpunten betreft, zeer mee ingenomen en hoopt dat de leden der Staten Generaal eenige concessiën zullen doen. De T$d bepleit de groote voordeelen van het kwet-kelingtnstelsel en wenscht dit onomwonden in de wet opgeno men te zien. De Arnh. Ct. bespreekt de rapporten der Oommissiën over de akte-examens en meent hier en daar overdrijving bij de autoriteiten te bespeuren. De Drankwet-quaestie. Ditmaal houdt alleen het Haagsche Dagblad et zich mee bezig en wel ter bestrijding van het voorstel des Ministers. De Socialisten-quaestie. Een tweede druk van de brochure van den heef Hobbel: Socialistisch Onverstand met een aankondiging van dr. Betz ia verschenen. Bovendien hebben de bladen, in de verslagen der hier ter Btede gehouden vergaderingen, gelegenheid de denkbeelden van de woord voerders meer en meer onder het groote publiek bekend te maken. Een brochure over de toenemende armoede der arbeiders" uitgegeven ten voordeele der Maatschappij van Weldadigheid, scheen ook deza quaestie te raken, maar bleek alleen een pleidooi voor het protectio nisme te zijn. In zoover sluit zij zich aan bij een artikel in het Haag' sclie Dagblad over de meergenoemde brochure van het oud-lid de* Staten-Generaal naar aanleiding van het artikel, in het Vad. aan de brochure gewijd. Wij zouden nog meer quaestiën kunnen noemen: Vooreerst de voOf» gestelde verandering in de Leeuw-orde, een voorstel door de Pro». Gron Ct. en de Kamper Ct. vrij vinnig bestreden; verder de verhouding der kerkel$se partijen tot de Grondwet; een verhouding waarover het Hand. een tweetal artikelen ten beste gaf, die de Tijd beantwoordde, en welke polemiek mr. J. A. LOÏJ aanleiding gaf ia ons Dagblad het betwiste punt wat dai

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl