Historisch Archief 1877-1940
No. 349
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Barend heeft een scheepje, dat hfl in zijn vrije uren heeft gemaakt, met
«en brief aan zijn aanstaande vrouw gezonden; de brief is echter door
Hannes, die beide moest bezorgen, niet afgegeven, omdat hij hem nit
nieuwsgierigheid had geopend en toen den moed niet had, hem te geven. In
dien brief wordt van hun kind gesproken. Eindelijk komt Jaap Barendse te
rug ; het schip, waarop hij en Barend gediend hebben, is met man en muis ver
gaan, hjj alleen is als schipbreukeling gered. Hij ziet het kind van Elsje
n op de vraag, van wicn dat kind is, heeft Elsje "niet den moed de waar
heid te zeggen, omdat zij vreest, dat haar vader haar niet zal gelooven.
Om haar te redden, ze?t GOS Bol, die haar liefheeft en die weet, dat zij
hem ook genegen is, dat het kind van hem is en Elsje met hem is
getrouwd. Dat grieft den vader, hij hield zoo veel van Barend en nu is
Barend's beminde, zonder zeker te weten, dat Barend dood was, met een
ander getrouwd. Hannes, die een standje heeft gehad met vrouw Geert
en bang is, dat hy in de handen van de politie zal vallen, brengt nu den
brief van Barend, dien hjj had teruggehouden, daardoor wordt alles opge
helderd en Gijs Bol trouwt met Elsje. Zeer zeker is hier stof te over
voor n bedrijf. De groote fout van het stukje is dan ook, dat
het te veel wil geven en daardoor vreeselijk uitgebreid is. Wanneer de
heer De Vos er toe zou kunnen komen, om er eens behoorlijk het mes in
te zetten en eenigo handelingen beter wilde motiveeren, zou het stukje
goed kunnen worden. Het had, bij het niet talrijk opgekomen publiek,
nogal succes, waartoe voornamelijk de heer Taitaud (Jaap Barendse) het
meeste bijdroeg.
Daarna werd Hugo Bürger's blijspel Onverstandige Vrouwen gespeeld.
Het werd zoo langzaam, saai en vervelend gespeeld, dat ik mij de luxe
heb veroorloofd reeds bij het derde bedrijf heen te gaan. Wanneer d?ze
acteurs de elite vormen van het Nationaal Antwerpsen Tooneel-gezelscliap,
dan spijt het mij, dat de Belgen zoo eea slechten indruk moeten krijgen
van de Nederlansche tooneelisten.
Niemand bijna kende zijne rol; het scheen, dat de meesten hunne rollen
voor het eerst en voor deze reis speelden, want anders is het onmogelijk,
om het zoo leelijk en langzaam te doen. De heer Blaaser b.v., die de rol
/van den boekverkooper Westenberg speelde, deed het minder goed clan
menig dilettant van een boeren rederijkerskamer; daarbij sprak hij een
taaltje, echt schoolvosachtig: b.v. Lie-ve vrouw, «7$ zult, mij eewge-noe-gew
tloew, wan-neer gij eens naar bin-wen gaat. Belachelijk was het, om Mej.
Fuclts te zien spelen als Westenberg's vrouw, die meent bemind en achter
volgd te worden door Oswald Lutz (A. van Zuylen); zij kan gemakkelijk
zijn moeder zijn. De heer Anton van Zuylen, die de leiding van liet gezelschap
op zich heeft genomen, begon zijn tooneelloopbaan bij de DirectieLe Graa, van
Zuylen en Hamels, waar hij bediende-rollen speelde. Toen 2iju broeder een
eitf4n tooneelg-ï^elschap oprichtte, kwam hij bij dezen en begon hier, onder
leiding swj ijo broeder, reeds heel aardig tweede rolletjes to spelen.
Hooger! was zijn lens; geen tweede rolletjes, n:a;u- eerste in Antwerpen
en hot resultaat wij zagen nog nooit een jong acteur met eenigen
aanleg eene rol zoo verhaspelen als de heer A. van Zuylea dit deed met
de. aardige rol van Lutz. Gelukkig kan ik ook op eenige lichtpunten
wijzen. Do heer Tartaud en zijne vrouw, JVTej. E. Kapper eu de heer Van
Beeru declen waarlijk al het mogelijke, om hït geheel te doen slagen; dat
het hun niet gelukt is, is niet hun schuld.
De opera gaf deze week Der Norstern van Meijerbeer met schitterend
on ook in veel opzichten zeer verdiend succes. Vooral Mevr.
CharlesHirsch was in do rol van Katharina uitmuntend. Het rondo ,.Es summet
?nnd Echwirrt" in het eerste bedrijf werd meesterlijk door hnar gezongen.
Ook de heer Scbaiïganz was als Czaar Peter in menig opzicht zeer ver
dienstelijk; de partij ligt hem echter wel wat laag. Ook liet hij zich van
tijd tot tijd weer tot ruwheid verleiden, een eigenschap in do voordracht
?van dezen zanger, die wij reods dikwijls moesten opmerken. De koren
waren goed ingestudeerd; het orkest kweet zich als gewoonlijk van zijn
taak, zoodat bjj de zeer geschikte mise-en-scène, waarvoor do heer Ziehmann
alle lof toekomt, de finale van het tweede bedrijf uitstekend slaagde en
dan ook door het talrijke publiek met davcrtud applaus beloond werd.
28/2 '84. M. 11.
De eerste voorstelling (Vrijdagavond) van hot Tooneelspel Griséldis,
naar het Hoogduitsch van Friedrich Halm, in het Grand Théatre A. van
JLier, is eene gebeurtenis, niet van belang ontbloot in de geschiedenis van
'het westersch-europeesch Tooneel. Wij komen, in de volgende week,
eenigszins uitvoerig terug op dit werk, dat zich door zijn
hoofdbestanddeelen bij de middel-eeuwsche litteratuur aansluit, en door de bewerking
tot de moderne duitsche sfeer behoort.
Mevr. Frenkel heelt in de titelrol bizonder uitgeblonken. A. Th.
KUNSTBESCHOUWING ROODENBURG, IN ARTI".
Met lofielijken y ver gaat het Bestuur der Kunstenaarsmaatscliappij voort,
BOO veel mogelijk door verscheidenheid de reeks harer
kunst-ten-toouBtellingen aantrekkelijk te maken.
Wij hadden Donderdagavond een portefeuille van den Heer Roodenburg.
Het is geen MaritiB die Rome heeft bestreden,"
zegt Vondel, ter geruststelling zjjner lezers; ik pas de form toe en zeg:
Wees gerust, wij hebben hier met geen nazaat van den Ridder Thcodoor
te doen en dus voor geen wansmaak, geen gewrongenheid te vreezen;
ook heeft men niet te ontstellen, bij de gedachte aan den fieren
leeuwenjager (Majoor De Jongh van Rodenburg), die met Gérard in Afrika den
koning der wouden bekampt heeft, en genoeg smaak heeft om een ver
zameling aquarellen te kunnen bezitten. De eigenaar der tegenwoordige
is een deftig Dortenaar, die uit de stad van Aelberfc Cayp, Arnold Boonon
en Arie Scheffer ons weldoend tegentreedt.
Aelbert Cuyp en Arnold Boonen deux noms fort tonnés.... toch
Zoo heel erg niet. Daar was een tijd, dat men met een gadeloos
cxkluzivisme er maar op los sabelde, en beweerde, dat in 1700 geen een man
rv.an geme,-zelfs, niet van talent, geleefd had. Be woejjer hemelhoog ge
prezen Ridder van der Werff is, volgends Van Vloten bijv., het aanzien
niet waard; en van al onze XVIII-eeuwsche schilders vordienen alleen
Cornelis Troost en Jacob de Wit eenige erkenning. Wie zulke
partydigdigheid ontwassen is, moet de portretstukken van Boonen nog eens goed
bekijken; wel doet hij onder voor Franciscus van der Mijn, maar bij
staat toch bijv. vrij hoog boven de platduitsche Quinckhardts.
Hoe 't ook zij ik ben weinig geneigd om mee te gaan in een oordeel,
dat bijv. ook de tegenwoordige exhibitie van kunstwerk door den Heer
Kooclenburg zou minacht eu , om Jat de meeste dezer 48 of 49
teekeningen tot scholen behooren, die thanda niet rneer zoo zeer aan het
woord zijn- Tot de oudste teekeningen, welke wy er opmerkten, behooren
er van B. C. Koekkoek, A. Schelf hout, W. Verschuur, Th. Gudia, die, met
uitzondering wellicht van de laatste, op niet onwaardige wijs voor die
overleden celebriteiten opkomen. De teekeningen uit een vroegere periode
van J. C. Greive, C. Springer, Cesave deli'Acqua, C. Roehusseu, A.
Neuhuys, Mej. v. d. Sande Bakhuyzeu, Aug. Allebt;, J. Bosboom en W.
Roeiofs, strekken dien vermaarden kunstenaars ook heden nog alles
behalve tot oneer.
Zeer opgemerkt werd een gracieuze vrouwenbuete, met een bloem, vaa
E. S. Witkamp, een winter van Vaa Sebes, eea fijn strandgezicht van J.
W. van Borseleu, de Rencontre d'un chef de tribu van Ds Famars Testas,
een sprekend stadsgezichten (te Rotterdam) van Klinkenberg geani
meerde fotografie, een inooye wachtkamerseène van Herman ten Kate,
koeyen in schaduw tegen een zonnig luehtefiekt van P. Storteubeker, een
waterparty van C. J. de Vogel, een rijk gestoffeerde grasgrond van W.
Oppenoorth, bloemen van Marg. Rooaenboom, die, helaas, bg lamplicht
niet te genieten zijn, ea clünasappelen van Mej. Maria Vos.
Tot de zeer niooye zaken, die ik niet weet thuis te brengen, behoorde
een meisjcu in italjaansche kleediug van R. Tusquets: aangenaam van
kleur en flink van behandeling.
Behalve de genoemde, kwamen hier nog werken voor, van meer
en minder verdienste, van de Hoeren H. M. van Trigt, Artz,
Mari ten Kate, J. B. van Moer, N. van der Waay, Jan Weissenbruch,
G. Henkes, D. Bles, A. Diilens, A. Mollinger, Elchauon Verveel' en Mev.
Henr. Romier. Van vreemden oorsprong, hier uiet-bekende schilders,
waren er penceelvruchten van Gust. Sus, Bern. Hoppe, Hubert en last
and least, G. Filosa.
Het is aaiifijensam zoo nu en dan de kennis te maken van liefhebbers
die zediglijk weinig van zich doen spreken. Het versterkt de hoop, dat het
ras der verzamelaars niet geheel uitsterit.
28 Fob. 8-1. A. Th.
LETTERKUNDE.
NADRUK
De beroemde schrijver Georg Ebers hooft zich, in den laatsten tijd,
bitter beklaagd over liet radrukkcn van zijn werken^hier te lande, en van
tiezi zijde zijn er libido stemmen opgegaan om deze blaam van Nederland
af te wenden. Altijd no£, onder den invloed van het wanbegrip, dat ieder,
die een gedachte uitspreekt een natuurlijk recht heeft om te beletten,
dat die gedachte, die volzin, h«rknald wordt, heeft men zich dezerzijds
vciontschuldig'l en pogon aan te toonen, dat de grond dor klacht van de
Duitschers tot een minimum te reduceeren was.
Men heeft, zich m. i. te onrechte moe gemaakt. Waar geen eigendom is,
kanvau geen. diefstal sprake zijn. Het is alleen tengevolge van zekere
priviIfries, die men, om goede redenen, tot wet verheven heeft, dat een auteur
de beschikking over zijne zonder verlof uitgesproken gedachten gewaar
borgd wordt: maar die waarborg gaat niot verder daa de grenzen, die
de wat-zelve aangeeft. Dat men een wet op het auteursrecht maakt, is a}
een prrazumptie in het vourdeel der stel i ing, dat er geen natuurlijk
letterkuirH'T eigendomsrecht bestaat. Was dat recht natuurlijk, dan zou iu
een staat, waar liet stelen verboden is, het nadrukken van zelf zijn ver
oordeeld.
Teen de Heer Ebers zijue kopiën verkocht aan zijn uitgevers, of zijn
schriften voor eisren rekening tsr perse lei, wist hij zeer goed, dat het tot
wet verheven privilegie, waarvan hij de voordeden genoot, onder anderen
in Nederland niet gangbaar was. 't Is dus cmpiëteeren, 't is uzurpeeren te
eischen, dat men zich in Nederland van iets onthoudt, waarop de auteur
alleen aanspraak heeft in .zijn vaderland en in de landen, dio met zijn
vaderland daaromtrent eene over-een-komst hebben aangegaan.
Ik zou zeer betreuren, indien dergelijke over-een-komst tusschen Neder
land en andere Staten tot-stand-kwara. Wijselijk heeft onze Regeering
zicli tot dus-verre daarvan onthouden. Bij het aangaan van traktaten
moet niets gegeven worden, waartegenover niets wordt ontvangen. Dat
is een bekende regel. Nu zal zeer zelden een nederlandsch auteur in den
vreemde worden nagedrukt, ja zelfs zeer zelden vertaald. Wij, in tegendeel,
kunnen den toevoer uit den vreemde niet missen. Wij hebbea in-zonder«
heid behoefte aan goode vertalingen. De nederlanclseha Staat zou derhalve
niet verstandig doen, en zijn belang prijsgeven voor een denkbeeldig
recht (dat in rhetorische f razen gekleed er geen haar beter om wordt),
wanneer hij zicli verbond mids men geen hollandsehe boeken zonder
verlof in 't Fransch, Engelsch of Duitsch overbracht ook uit die talen
niets zonder vergoeding over te nemen.
't Is vreemd dat de zelfde personen, die het zoo voor den vrijen handel
opnemen en voor het vrije woord,.dat die dit laatste op zoo'n eigenaar
dige manier in zijn werking trachten te belemmeren.
Ik heb er niets tegen, dat er een auteursrecht zij; ik vind het bil
lijk, dat de Priester van het altaar leve; maar men moet niet als een
natuurlijk recht voorstellen wat altijd Wijven zal een tot wet verheven
privilegie.
28 Febr. 84. Alb. Th.