De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 2 maart pagina 9

2 maart 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 349 BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. staanbaar en toch zacht als de welkomstgroet der lente aan de verstijfde aarde dat had hij zich zelven niet willen bekennen. Hij geloofde vast,, heel vast zelfs, dat hij voorgoed had afgerekend met die >dwaasheid"; dat de stormen des levens en ernstige ar beid zijn eerste liefde hadden vernietigd hij hield haar voor begraven, voor dood l En zie, op het oogenblik toen hij voor de eerste maai na drie jaren weer tegenover Ursule stond en haar met een beleefde buiging vroeg lof zij zich zijner nog herin nerde?" toen liet die overwonnen gewaande liefde in zija hart een juichend jresurgumi" hooren. Alles was vergelen de tijd, die den wild bruisénden stroom van het s verleden", van de kalme wateren van het »heden" scheidde, was verdwenen; hij voelde weer gelijk hij toen had gevoeld. »Zoo wild, zoo zoet, zoo hopeloos als ooit". En terwijl hij zich zelven een dwaas, een lafhartige ellendeling noemde en zwoer dat zij hem even onverschillig moest en zou zijn als hij haar, maakte hij van iedere gelegenheid gebruik om met een gevoel van angst en smart een blik te slaan op het bleek en schoon gelaat tegenover hem en zich zelven uit te lachen, wijl de onzinnige gedachte in hem opkwam, dat het om zijnen t wil zoo bleek zou wezen. »Zoudt gij haar tweemaal den triomf gunnen u af te wijzen?" vroeg hij zich zelven af, en in stilte besloot hij haar nimmer vergiffenis te schenken. Hij wilde tienmaal liever met eigen hand zijn hart verpletteren, dan het opnieuw blootstellen aan de kans nogmaals een speelbal te worden van haar luimen! En terwijl die booze gedachten hem als wraakzuchtige demonen bestormden, lachte hij om Elsa's grappige beschrijving van eea verregende builenpartlj en verklaarde dat hij er zich op verheugde dikwijls aan dergelijke vroolijke feestjes deel te nemen. Ursule, die hem zoo opgewekt hoorde praten en schertsen, riep al haar geestkracht te hulp en wikkelde Joschim in een spiegelgevecht met woorden, waarbij zij aaa haarluimige invallen en geestige opmerkingen den vrijen teugel liet. Joachim verweerde zich met ietwat plomper wapens, maar zij liet zich niet afschrikken en had geen rust, voordat zij hem plagend en schertsend, de nederlaag had bereid. Nu herken ik u weder'1, zei Joachim, terwijl hij op zijn gemak achteroverleunde, als gij zoo stemmig en stil zij t, is het mij tel kens alsof er een onbekend wezen naast mij zit!" *Ik was slaperig", hernam Ursule snel, »nu ben ik pas goed wakker geworden. Och, Joachim, geel mij een paar van dieroode anjelieren uit den ruiker, die daar voor u staat; maar pas op dat gij de vaas niet omverwerpt," Joachim deed wat hem bevolen was en gelijk te voorzien was, bracht hij den ruiker daarbij in een eenigszins gewijzigde richting. Ursule scheen volstrekt niet te merken dat Hartwig nu ophield tegenover haar achter een scherm van rozen, geraniums en varens verborgen te zijn. Het was haar juist naar den zin, dat hij zag hoe vroolijk zij was voor geen geld ter wereld mocht hij zich verbeelden dat zij over hem treurde, als hij tijd en lust had, zich zoo bijzonder druk met Elsa bezig te houden. ~ ---Half tegen haar wil hoorde Ursule alles wat het tegenover haar zittende paar samen sprak; zij waren het gedurig oneens, maar de verzoening liet zich nooit lang wachten. Elsa bekende haar ongelijk. "7 »In orde, freule," hernam Roland; »laat alles vergeven en ver geten zijn." Toevallig ontmoette hij juist Ursule's blik. Beiden bloosden, als hadden zij tot elkander gesproken. Volgens Ursule's gevoelen scheen er heden maar geen eind te willen komen aan het diner; Joachim praatte en schertste voort durend ??zij begreep niet hoe zij ooit behagen had kunnen scheppen in zijn onderhoud. Iedereen scheen zoo opgeruimd en tevreden te zijn, dat men aan geen opstaan dacht en iedere minuut die voorbijging, deed Ursule duidelijker beseffen hoe hard het haar viel Roland zoo dichtbij en toch zoo eindeloos vev van haar verwijderd te weten. Eindelijk, eindelijk stonden de gasten op en begaven zich naar fle ruime veranda. Ursule wilde zich van Joachim's nabijheid bevrijden; zij vluchtte achter de koffietafel en begon in te schenken. De huisknecht stond naast haar om de gevulde kopjes in ont vangst te nemen en aan de gasten te presenteeren. , Roland leunde tegen het ijzeren hek. Bijna zonder het zelf te weten, sloeg hij Ursule gade, terwijl zij met neergeslagen oogen en huisvüou-welijke waardigheid haar plicht als dochter des huizes waaraam. Zij was toch wel veranderd! Waaraan zou het droef geestig trekje zijn toe te schrijven, dat om haar lippen speelde? Hoe zelden had hij heden het lachje mogen opmerken, welks guiligheid hem vroeger zoozeer had bekoord. Met bijna koortsachtige inspanning had hij geluisterd of zij tegen Joarhim ook weer den toon zou aanslaan, die hem zoo dikwijls had gehinderd maar de scherpste blik zou nu in haar gedrag geen behaagzucht hebben ontdekt. Zij ontving de hulde van den knappen, welgemaakten neef met een zekere kalme onverschilligheid, die soms zelfs aan weerzin denken deed. Was zij werkelijk anders geworden in die drie jaren of speelde zij weer komedie? Hij meende dat hij haar eens diende aan te spreken, wilde zijn stilzwijgen den overigen gasten niet in het oog vallen maar hij voelde zich buiten staat een gewoon ge zelschapspraatje met haar aan te knoopen; iedere zin, ook de on schuldigste, zou eene beteekenis kunnen aannemen, waarvoor hij terugschrikte. Ursule had juist het laatste kopje ingeschonken en wilde haar plaats verlaten, toen Roland haar aansprak. Gij hebt uw plicht met zooveel zorg waargenomen, freule, en ten slotte u zelve vergeten. Mag ik het genoegen hebben?" Hij naderde de koffietafel. Dank u" zei Ursule snel; denk niet dat ik mij zelve zoo licht vergeet! Ik deed het rnet opzet!" In dat geval heb ik niets meer te zeggen. Zoodra iemand ?weet wat hij wil, moet men niet beproeven hem van gedachten te doen veranderen''. »Gelooft gij dat die stelling altijd doorgaat?" vroeg Ursule met neergeslagen oogen en speelde met haar armband. s Ja zeker", hernam hij bedaard: s hij, die zich vermeet zijn medemenschen de les te lezen, oogst meestal niets dan ondank er behoort een bijzonder groote male van zielskracht toe om goeden raad aan te nemen." » C'est Ie ton, qui fait la musique", »Niet ieder instrument is zoo gewillig, altijd juist den toon aan te slaan, dien men op een bepaald oogenblik het liefst zou hooren «?men dient dan den wil voor de daad te nemen.'' ' »De bedoeling kan wel zoo diep verborgen zijn, dat men niets hoort dan den harden schrillen toon." »Men dient op den verschillenden aanleg te letten op een orgel kan men geen vroolijke walsjes spelen wie dus altijd dansen wil, bewijst daarmee, dat hij geea begrip heeft van ernstige muziek". ~- - - - , Ursule's armband viel met een slag op den grond. Roland raapte het sieraad op. Een medaillon, dat in den breeden gouden ring was aangebracht, had zich geopend; een paar gedroogde bloemen en een gebroken glazen plaatje lagen op den steenen vloer der ve randa. Na een vluchtig woord van dank deed Ursule een stap vooruit en zette haar voet op de bloempjes. »Bit is reddeloos vernietigd," zei Roland, terwijl hij haar de stukjes glas overhandigde. . - - Zij stond daar zwijgend en met neergeslagen oogen en trachtte werktuiglijk de beide stukken weer aan elkander te passen. De bitterheid, die uit zijne woorden sprak, had haar gegriefd en beleedigd. Zij voelde dat zij afwisselend bloosde en verbleekte. t Rolandfcsloeg haar onafgebroken gade.» Zij is teleurgesteld, omdat ik mij niet andermaal tot haar slachtoffer wil maken,1' dacht hij, en de uitdrukking van zijn gelaat werd nog strenger en somberder. ? »Geef u geen moeite, freule, wat eenmaal zoo geheel gebroken is, wordt door geen macht ter wereld weder geheeld." Ursule wierp de stukken van zich. ' »Gij hebt gelijk1' hernam zij met een hooghartig lachje, »en al ware het mogelijk de schade te herstellen, dan zou het nog zeer do vraag- wezen, of het der moeite waard was.'' Zoo sprekend keerde zij zich om en voegde zich deuk prateBjJ en lachend bij de overigen. $ De oudere dames hadden zich, in huishoudelijke gesprekken verdiept, op den achtergrond nedergezet; de heeren stonden aan het tegenovergestelde einde der veranda een sigaar te rooken en Roland was het middelpunt van een druk redeneer.ende groep. Ursule zat op een laag stoeltje zonder leuning; zij had het hoofd eenigszins ter zijde gewend en het avendkoeltje speelde met haaf golvende lokken. Tegen wil en dank moest Roland zijn blikken telkens op haar slanke gestalte laten rusten. Zij merkte het niet en lachte tegen Joachim, die naast haar stond en haar met een grooten waaier koelte toewuifde. ~ Niet ophouden!" riep zij, toen hij de hand liet zinken: »het is zulk een verkwikkend gevoel en ik houd de menschen zee graag bezig." »Gij moet toch altijd een slaaf hebben," gaf Joachim schertsend ten antwoord: »moet aan den anderen kant ook flietiemaadstaaa? zal ik Hartwig

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl