Historisch Archief 1877-1940
WEE K BL A B V08R NBDERLAND.
Het bovenstaande samenvattende komen vg tot de conclusie, dat het
toekomst-wapen voor de Infanterie het repeteer-geweer is.
BATAAF,
BIBLIOGRAPHIE.
De HiïUtaire Spectator, No. 3, bevat:
Het infanterievuur, door J. van Dam van Isselt (Vervolg). Beant
woording der beschouwingen van den Heer Koolemana Beijnen over de
Proeve van een Wetboek van militair strafrecht, door Mr. J. H. Beaujon.
De versterkingen van Frankryks Noordoostelijke grens, door P. A. van
Buuren, Ie Luit. der Inf. (Met Schetsen). Een Regimentsfeest, door
Wuppermann. Een korte repliek, door A. Winkler Prins. Militaire sprokke
lingen, door Sprokkelaar. Boekaankondigingen. Een kwart eeuw
tasschen de Keerkringen. Naar den Equator, met een voorspel: van
Pastoor Soldaat, door M. J. H. Perelaer. Marsen- en transportdienst voor
onderofficieren en korporaals door P. G. Koopman. Overzicht van
buitenlandsche tijdschriften.
Militair Blad, No. 4, bevat:
Beknopt overzicht van den tegenwoordigen toestand der Nederlandsche
militaire administratie. Eenige opmerkingen omtrent den Grondslag van
h«t onderricht en algemeene bepalingen" van het exercitie-reglement der
cavalerie. Geheimhouding. Iets over het Belgische vesting-stelsel.
Prontatie bjj het Belgische officierskorps. Het nieuwe Engalsche
infanteriegeweer Mugee. Chineesche kruiser. Duitsche torpedobooten.
Bookaankonédgiüg. De tel»phonie in de steden, door E. A. Hoefer, administra
teur der Nederlandsche Ball-Telephoon-Maatschappij te Rotterdam.
Chronologische lijst van Hoeren officieren der Nederlandsche cavalerie
vaa 1814?1884. Ie Serie van correctiën, enz. Neerlands Leger. Benoe
ming en, ene.
SCHAAKSPEL
No. 10.
Van den oud-redacteur van Sisea,
ZWART.
abodafgjj
WIT.
Wit speelt voor en geeft in i zetten mai
(Wit 5 en Zwart 3 stukken met K. G 5).
OPLOSSING TAN SCHAAKPSOBLEEil Ko. S,
l D 5 08! O 5 B 4
2
3
1
2
3
2
3
3
3
E
B.
E
H
«
H
k
3
of D
3
6
f ?
6 ?
6
D 5
. gee
P
D
H
C
1
2
2
k
4- Ad libitum.
ift mat.
W
0 B - D 4!
+ ! K. nt Pd. (b
mat.
D 4 nt E S
mat.
(c)
B 4 -AS
mat.
(o
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
Juist ii opgelost No. 8 door H. te utrecht, V. te Gouda en M. M. te Zutphen; W.
T. H. t» Delft 9 en Met r'n Tieren te Amsterdam No. 8.
BBIEFWISSELING.
?W. d. T. «n 3. J. B. te Amsterdam. Balden goed. De la&tste gelieve ons de
Bedoeling van G 7 mede te doelen.
Blea enlpa! Tot onzen spijt, is door een verzien
op de revisie, in 't geestige probleem No, Q een fout
ingeslopen t. w. op ruit A l moet de zwarte raadsheer
door een WITTEN Raadsheer worden vervangen."
hi den Maneschijn.
DOOB
HANS ARNOLD.
Da laatste stralen der ondergaande zon verlichtten het grasperk;
de avoadhem»! gloeide in duizend schitterende kburen en de
de stilte.
Roland stond daar met de hand om de ijzeren balkon-leuning ge
klemd en sloeg het tooneel onafgebroken gade.
Ursule en Joachim hadden zich een weinig van de overigen af
gezonderd en speelden met twee hoepeltjes, die zij elkander
gelijktijdig toewierpen. De heide jeugdige gestalten verraden een
liefelijk beeld; Ursule's bleekheid had voor een lichten bles plaats
gemaakt, en haar oogen fonkelden, toen zij merkte dat Roiand
hen voortdurend in het oog hield. Nu had zij de beide hoepeitjes
opgevangen. Joachim strekte de hand er naar uit, zij hield ze pla
gend in de hoogte en snelde het grasperk over, Joachim achter
haar aan. Bij het omslaan van een bocht, stond Roland voor haar.
Hij stak de hand naar het eene hoepeitje uit.
»Mag ik eens beproeven of ik het nog kan?" vroeg hij,zonder
haar aan te zien.
» Zeker," hernam Ursule, het hoepeitje terstond loslatend; »hier,
Joachim, mijnheer Hartwig zal mijn plaats innemen."
Zij liet de beide heeren staan en wandelde langzaam naar de
stoep terug. Op de bovenste trede zette zij zich neder en list het
hoofd in de hand rusten.
Joachim en Hartwig stonden zwijgend tegenover elkander. De
jonge landraad kampte tegen een bitter gevoel van toorn en be
schaming eindelijk zei hij met een schamper lachje:
j> Zouden wij als een jaar zoete jongens samenspelen ik wou
nog liever ..."
En daar vloog de hoepel over het grasperk, ver weggeslingerd
door Rolands krachtige hand.
Zwijgend liepen de beide mannen naast elkander voort. De
invallende duisternis verdreef de jonge lieden van het grasperk
en het gezelschap verdeelde zich in den tuin. Ursule bleef onbe
weeglijk op de trap zitten; haar oogen volgden de glinsterende
sigarenpunljes der heen en weder wandelende heeren.
De landraad keerde zich half om en sprak tot Joachim, zonder
hem aan te zien.
»Ik heb nog in het geheel niet gehoord hoe de zaken hief
staan tegenwoordig. Veel veranderd is er, dunkt mij, niet, sedert
mijn vorig bezoek."
»lk heb den bruine, dien gij mij nog hebt helpen uitzoeken,
onlangs verkocht en daarvoor een van ooms schimmels genomen;
Ursule berijdt den andere".
»Zoo! doet zij aan paardrijden tegenwoordig?"
»Ja, nogal veel zelfs, maar niet zoo goed als Else, die voo#
geen cavalerie-officier behoeft onder te doen; wij moeten dezer
dagen eens een toertje maken met de dames, gij gaat toch mee?"
»Wij zullen eens zien ik heb het voorloopig druk, want ik
moet mij geheel op de hoogte stellen van den staat van zakea
hier ik ben ook niet meer zulk een entfaousiastisch
gaardenliefhebber als vroeger.
s Hos komt dat T' vroeg Joachira verwonderd.
Wel, mijn waarde, er is geen eigenschap die zoo spoedig slijt
als enthousiasme, zij behoort tot de gevoelens van onzen
groentijd: zoodra de levenszon haar toppunt bereikt heeft, verschrom
pelen de blaadjes en vallen af."
jMij dunkt zoo, Roland, dat gij uw zoogenaamde »groene ge
voelens" wel wat heel spoedig aan een kant hebt gezet. Als ik
u aanzie eu naga dat wij zoo ongeveer even oud zijn, dan zou
ik er toe kunnen komen mij zelven voor onnatuurlijk ea .u voor
bovennatuurlijk verstandig te houden."
Toen het gesprek deze wending genomen had, stonden zij juisb
stil om de stoep op te gaan. Roland had den voet reeds op d$
onderste trede gezet, toen hij zich nog eens omkeerde en zijn
vriend in het gelaat keek.
»Ik ben eens in mijn leven van ganscher harte een dwaas geweest
een grooter dwaas dan ik zelf en gij allen voor mogelijk hiel
den PU dos ik mijn best het weer goed te maken, dat ife
eenmaal den gebaanden weg verliet om een verlokkend zijpad in
te slaan en naar de »blauwe gelaksbloem" te zoeken, waarvaa
onze kindersprookjes vertellen. In de werkelijkheid heeft zij door
nen, die schoone blauwe bloem en daarom plant ik liever
kool in mijn tuin die bloeit wel niet maar zij geeft wat zij
belooft en men moet toch iets hebben; Vergeef mij, freule,
ik zal u even lastig moeten vallen!"
Deze woorden waren tot Ursule gericht, die hij niet geziefr
had, naar het scheen, voordat hij vlak bij haar was.
Met een bijna onmerkbare buiging stond zij op om hem voorbij
te laten een krampachtig trillen van haar lippen verried alleen
dat zij zijn woorden gehoord had. Een oogenblik bleef hij aarze
lend staan, alsof hij berouw had hij streed met den wenscl*1
haar een woord van verzoening toe te spreken. Toen hij opkeek,,.,:
aj^
% '-*