De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 9 maart pagina 4

9 maart 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DK AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR fWEDERLAND. No. 350 De loteling, die onlangs gearresteerd is, omdat hij in de vreugde over het hooge nommer of uit verdriet over het lage nommer, dat liij getrok ken had, een. dienaar van den heiligen Hermandad in de Maliebaan over 2ijn tronie zou gesneden hebben, is voorloopig weer op vrije voeten geBteld na eenige weken in de cel te hebben doorgebracht. Er werd indertjjd als curiositeit bij verteld, dat hy onder de arrestatie des dienders horloge aou hebben gerold men vond dit althans in zijn zak. Over dat horlogerollen waren de opiniën verdeeld, zeer verdeeld. Het gepeupel pruttelde sterk; et schijnen getuigen bij te zijn geweest, dio een geheel andere lezing gaven van de wijze, waarop dat horloge in des lotelings zak Bgerold" was. Dat pruttelen heeft nu door de vrijlating van den jongeling opgehouden! KUNST. GRISELDIS. Tooneelspel ia 5 bedrijven, naar het Hoogduitsch van Frederik Halm." 9e Krakauache Freiberr en rechtsgeleerde Eligin»FraBz Joseph von M noh. Ballinghausen, gaf, onder den naam van Friedrioh Halm, in 1834 een drama uit, dat 200 eeer in den smaak der ueder-Oostenrijkers en andera Buibsohers viel, d*t het, in 't jaar -66, zijn 8eu druk reeds beleefd had, terwijl het, geheel Duitsohland dóór, en, in een vroeger tijdperk, ook hier tor *U»de, met toejtticbÏBg vertoond werd. Nochtans had de sedert beroemde auteur zioh op merkwaardige wijze, ia zyne tooneelbe»rbeiding, aan de stof vergrepen. De Historie van der goeder Vrouwe» Griseldis, die een spieghel is geweest vui) patienticn schijnt oorspronkelijk ceue franse U e sproke te ziju 1); zij is door Boocaocio in zjjn Decamerone opgenomen, door Fetrarca in het, Latijn vertaald en van daar overgegaan in de volksliteratuur van westelijk Europa 2). Onze Dirok Volkerts Ooornhert heeft haar in zijn Joannes Boccatius" opgenomen als No. 50. In lieve XVe-eeuwsche vaerzeu had reeds de edelman Diro Potter het verhaal der door haren echtgenoot hard beproefde, maar later met eer en geluk gekroonde vrouw, in Der Minnen loep, onder de benaming van de sproke Van Orpliaen ende die goede Lywpiose voor ons, Nederlanders, behandeld. Zeer te-recht eegt Wolfgang Menzel van Halms bewerking, dat deze in eene zeer willekeurige verhaspeling (Entstellung) van de oude sohoone Griseldis-zage" bestaat. Don inhoud meldt Cooruhert aldus: De Marckgrave van Salucen door fiiüor onderaaten Bede ghedrongen zijnde om te houwen, troudt een Huyst-ronvve r,ae sijnen sinne* ende was eens Boermans Dochter: waer by hy twee kinderkens wan, die hy hem gheliet (veinsde) te doendooden. Daernae T 3 nsde hy hem haerder sadt oft moede te zijn ende een ander Wijl ghe. trouwt te hebben, doende zijns selfs dochter weder t'huys halen, in allen scliijne oft dat ?yn Brayt ware geweest. Maer nae dat hyse in 't hemde van hem verstooten ende in als (alles) verduldigh gevonden hadde, heeft hy hser met meer liefde dan oyt te voren, weder in sijn hof doen comen^ haer hare kinderen, nu ai groot zijnde, ghetoont ende haer gheeert ende doen eeren als een Marcgravinne." Fiïedricb Halm heeft de dwaasheid gehad deze geschiedenis, die in het Marlt graafschap Saluzzo en in Bologna wordt afgespeeld (het holl. volks boek maakt hier Bohemen van), naar Engeland over te brengen en er Koning Aithur, Koningin Ginevra (Gwenhyvar) en eenige Ridders van de Tafelronde bjj op te voeren. Hy bekleedt den held van den H. Graal, Feroival, roet de rol van den Markgraaf (Gualtieri), ontneemt hem zjjn Blauciflor, en geeft hem Griseldis ter vrouwe. Dat is, voor ieder, die den rijken Arthurcyklus beoefend heeft, een stuitende kombinatie. Een goede greep daar entegen schijnt mij, dat de dramatist de beweegreden tot de beproevingen, waaraan Griseldis onderworpen wordt, gelegd heeft in den naijver der Koningin. Vollediger zou de groep echter geweest zyn, en met het beken de gedrag van Ginevra niet al te zeer in strijd, indien hij de Koningin jeen zwak voor den held Percival had toegeschreven. Maar van door werking der charakters is hier bij Halm geen sprake. Lancelot bijv. en Tristan treden alleen op als soerdinea op het zielespeeltuig van Ginevra jen Fercival. Als, in het verhaal, Griselda, de dochter van den villana, verjaagd door haren man, tot haren vader te-rug-keert, opent deze zijne armen en tracht haar heur ongeluk te verzachten. Halm in-tegendeel legt den ouden Winden vader miskenning zyner dochter en onverbiddelijkheid in het , hart, en een reeks van akelige moderne duitsche filozofismen in den mond. Haar op het ergste vergrijpt hij zich aan de grootschheid der epische greep, de eenvoudigheid van het middeleeuwsch gevoel, en de regelen der logika van alle tijden, door niet, als Griseldis zegevierend de beproevingen doorstaan heeft (haar kind te missen, bij haar man voor een andere vrouw te moeten plaats maken, en te kiezen te hebben tusschen haar en haara vaders leven tegenover dat van den gemaal, die haar, naar hare ontvan gen indrukken, zoo zeer had mishandeld), door dan niet, als zij omtrent de waarheid is ingelicht haar met vreugde Parcivals vernieuwde liefdes betuiging te doen ontvangen, maar baar hem in-tegendeei te doen afwijzen, onder het voorwendsel, dat hij met haar hart gespeeld heeft. Een dergelijk verwijt had Griselda, in het verhaal van Boccaccio, ziel» kunnen veroorloven; want ook de tijd- en landgenoten der echtgenoten vonden de beproeving veel te sterk. Maar de fierheid van Giiseldis komt tegenover Holms Percival volstrekt niet te pas. Want waarom heeft hij haar al die beproevingen doen ondergaan? Om hare eer te kunnen wreken op de Koningin. Deze had met Percivals keuze van de kolenbrandersdochter den spot gedreven, had beweerd, dat 's Ridders geestdrift voor zijn vrouw onmogelyk door deze gerechtvaardigd kon worden, en zelfs zich verbonden voor ba ar in het stof te knielen, indien de liefde vau Griseldis niet op de proef l eEwijken zou. Peicival moge dus, in zyae toepassing der beproeving, met teveel ruw heid to werk zijn gegaan, zijn trots moge meegewerkt hebben,.om hem zijue vrouw boven alle te doen verheffen, wat hem bewoog de Koningin te willen vernederen en de uitkomst die hy begeerde, konden tooh aiet met anders dan ter verheerlijking van zijne dierbare Griseldis strekken. Ons publiek, hoe diep dan ook geroerd door het spel van Mevr. Frenkel, die de rol van Griseldis voorbeeldig gekreëerd heeft, betoonde zioh, na het vallen der gordijn, maar matig voldaan. Dat ligt aan Halma ont knoping. Ik herhaal: deze (toch niet veel meer dan eea hartstochtelijk clépit bij Griseldis) zou logiesch genoemd kunnen worden, indien alleen het wantrouwen van Percival hem tot de proefneming had doeu besluiten; maar nu zij een gevolg was van zijn toorn over het geringschatten van haar, die hij zoo zeer beminde, was de verontwaardiging van Griseldis niet gemotiveerd, en de 28-jarige dichter had zich zulke afwijking van het oorspronkelijk, en dan nog wel verzeld van de aanmatigendste dagvaar ding der schitterendste personaadjes uit den Arthur-fabelkring, niet moeten veroorloven. Nu echter eenmaal deze toestanden aldus door den dichter gegeven waren, moesten, natuurlijk, de uitvoerende kunstenaars zich daaraan houden, en, gelijk ik reeds aangaf, de titelrol werd, van het begin tot het einde, door de groote kunstenares, die er in optrad, met een machtig talent vervuld. Ik denk Liet zoo ongunstig over het geëerd publiek" als Mnltatuli; ik meen ia tegendeel dat der Middeleeuwen, waaruit Griseldis geboren is, tegen over Halm. in bescherming: maar het publiek aou toch bijna de minachting der beschaafde lieden verdienen, wanneer bet meermalen blijk gaf van de geringe belangstelling, die de aankondiging der voorstelling van Griseldis in staat is geweest op te wekken. Kan men bijna zich iets belangrijkere den ken, dan een type als de Griselda, door Europa eeuwen lang vereerd, ojjgen-.men en (hoe dan ook) bewerkt door een vermaard dichter van de eerste helft der XIX' Eeuw, en gespeeld door de boven door mij aan geduide kunstenares?. Wat de uitvinding over het geheel betrof zij was niet onverdienste lijk. J)e Heer van Knyk vervulde zijn (ondankbare) rol met talent. De ze zuid nederlan:isc!ie kunstenaar heeft het voorrecht tamelijk vrij geWe- i ven te zijn van eenigen slender. Wel maakt hij den indruk, of hij in een onmetelijk grooten schouwburg gevormd was: hij spreekt wat heel luid. Koning Arthur (de Heer van Hilten, een goede père nóble) moet wat meer klassie-ch optreden; met meer symmetrie, om het zoo eens uit te druk ken. Mevr. Elleuberger (de voortreffelijke modemaakster in Les bourgeois de Pont-Arcis), had de goedheid de (onbeduidende) rol van Koningin Ginevra te vervullen. Het theatrale, dat moeilijk buiten de voorstelling te sluiten was, verleidde wel tot wat konventioueele intonatie. De Heer Vos, als vader van Griseldia, was treffend goed. De Heer André, eenmaal lid van het gezelschap Prot, heeft den Tristan op gepaste wijze gezegd; het zelfde kan men van de jongejuff. Poolman", als geleider van den ouden kolenbrander, getuigen. Dfe kostumesring van stukken, die aan de middeleeuwscho helden-zage ontleend zijn, heeft altijd veel moeilijkheden in. Men moet een midden* evenredige vinden tosschen de jaren 500 of 800 en 1300. Wij ktmnen daarom op dat punt niet te streng zijn. Maar edelingen, die deelkomea nemen aan een bal, behooren toch geen ijzeren hoofddeksel te dragea, en de vleeschkleurde tteen-trütot van Percival was weinig minder uit da leer der arts somptuaires te motiveeren dan da bleete acnaen vaa Griseldis. De stijl der vertaling is vrij wel verzorgd; maar de herhaalde germa nisme Leef wel" blijft wraakbaar. De kunstenaars hadden maar niet moeten beproeven een Eogelsche tint aan de uitspraak der eigennamen te geven. De Ba-men*-van Koning Arthar, van Lancelot, van Percival, van Gawein (eig. Walewein) zijn-gemeen goed voor heel het Westerscb Europa. 4 Maart 1884. A. Th. l) Le Grand d'Aussy, Fabliaux et contes, II, 813. 2) Zij werd ten onzent uitgegeven door Jacob van-Bredt, te Deventer, en-later-o. a.. door B. Koene, te Amsterdam, door J. B. Jorez, te Brussel, door JOB. liijs t» Antwerpen; de laatste reizen ala deel der Dryvoudigo Historie", genaamd De Yrouweu-peirle". HET AMSTERDAMSCH TOOKEEL.' Of Emile Augier ooit vermoed zou hebben, dat de edele en fijne, slechts door meer ontwikkelde toeschouwers waardeerbare schepselen, die hij voor het voetlicht wist te brengen, nog eenmaal de planken zouden betreden om beurte met de van zoo zeer andere hoedanigheden voorziene ge dachtekinderen van den heer Kosier Faassen? Toch geschiedde zulks deze week in onzen Stads-schouwburg. Er was dus goede gelegenheid om ver gelijkingen te maken. De toestanden, in de FourchamliauUs en in Hannes geschilderd, zijn wel te verscheiden, dan dat men zoude zeggen: ziehier, op welke wijze de Parygenaar dit hoekje van het leven heeft gezien, en ziedaar, hoe de Hagenaar. Doch evenwel kunnen wij de stukken naast. elkander leggen, want om te weten wat van twee photographietoestellen hit voortreffelijkste is, legt men b. v. een verbleekt weiland met koeien naast een minder verbleekte romeinsche zuilenrij. Zoo ontdekken wij dan in den heer Faassen zeker populair genie", wij bedoelen: een onmiskenbare gave om het minder hoogstaande gedeelte zijner toehoorders aangenaam bezig to houden. Zijne personen, zijn Zwarte Griet, zijn Hannes, enz., vertelen daarbij ook den meer beschaafden schouwburgbezoeker niet, maar dat is, wijl zij dronken zijn, razen en vloeken, trouwen, sterven, in allerlei gewichtige levensomstandigheden verkeeren. Zij verliezen zich niet ia lange betoogen en bespiegelingen zonder einde, die op het tooneel bepaald vervelend zouden zijn, zij handelen voortdurend. De toeschouwer verveelt zich dus evenmin als wanneer hij op straat langs een schi eeuwenden dronkaard watdelt, wanneer hij bij het huwelijk zijner lundermeid tegenwoordig i-, wanneer zijn pakhnisknecht het tijdelijke met het ontijdeiijke verwisselt en hij het ziet gebeuren. De heer Faassen toont den toeschou- . wer de gebeurtenissen, welke ia v.ija stukken voorkomen, in denzelfden vorm,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl