De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 9 maart pagina 5

9 maart 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 350 DE A M STERDAM M ER, W EEK BLAD VOOR NEDERLAND. waarin de toeschouwer zelf ze in het gewone leven waarneemt. Hij ves tigt da aandacht van 't publiek op geene bijzonderheden van het leven, als op die, welke het publiek-zelf heeft gadeslagen of het zal doen, wanneer de gel-genheid daar is. Daarom zijn Faasseu's werken klokspijs voor den gewonen burger; daarom gaat deze, als naar een kijkspel, zoo hij zijn avond rustig wil doorbrengen, naar Faassen's stukken. Hij voelt in Paassen zijn gelijke, zijn evenknie. Daarom dan is de heer Faassen niet van hooge geboorte in de kunst; daarom is hij eigenlijk niet een dichter". Maar het ter afwisseling opvoeren van zijn stukken ia wel verdedigbaar, anders werd ons tooneel heel en al frausch. Emile Augier daarentegen heeft, van PAventurière, waar hij in 1848 aan het Thédtre-Francaïs mede debuteerde, tot zijn laatste voortbrengsel, les Fourchanibault, toe, bewezen wél een dichter te zijn. Hij brengt ook personen ten tooneele van onzen lijd en ons ras, mensehen, gelijk wij za ook in het dagelijksch leven ont moeten. Wij herkennen ze dus, maar wij verwonderen ons over hen, daar hun doen en laten ons hier van vele nieuwe zijden bezien onder de oogen treedt. Deze karaktertrek hadden wij, gewone lieden, nooit bij hen opgemerkt; tot handelingen als gene, wisten wij niet, dat zij in staat waren. Augier's werken toonen ons de leden der maatschappij in een verrassend, helder, veelkleurig licht, dat is namelijk do gloed, waar mede het oopr des auteurs de wereld rondom hem overstraalt. Vandaar het mindere gemak, de geringere rust, waarmede Augier's tooneelspelen, zoo zij goed opgevoerd worden, kunnen genoten worden.Om dit betoog handtastelijk te maken, vragen wij den lezer of het niet waar is, of hem soms niet over komen is, dat het kopje slemp, door hem gedurende de pauze eener Ilannesvoorstelling aan den mond gebracht, met volkomen kalmte geproefd kon wor den, terwijl bet glas bier, in de entr'acte der Fourcbambaults besteld, hem beefde in de hand en hem bijzonder koel voorkwam. Wanneer men nu geen prijs stelt op heftige gemoedsaandoeningen, en liever den tijd van zijn avond met een bedaard en regelmatig kloppend hart verdrijft, zal men Faassen's tooneelspel gaan bijwonen en op den avond van Augier den Parkschouwburg of Frascati eens bezoeken en er verder niet over spreken. Angier is echter een groot kunstenaar, en wat den Heer Faassen aan gaat, misschien steekt er wel eenige verdienste in het publiek te gelijk niets te leeren en niets te vermoeien. Het blijft tevens een zonderling ver schijnsel, dat hedendaagsehe uederlandsche schrijvers, die in het vervaar digen van lyrische gedichten of romans, wel zoo knap zijn als Augier, zich in 't geheel niet tot den schouwburg aangetrokken schijnen te ge voelen. Zoo even noemden wij Frascati. Wij hebben eene voorstelling van oniface en zijn vrouw, de operette, die daar nu aan de orde van den avond is, bijgewoond en de uitvoering scheen ons aan billijke eischen te beantwoorden. Mevr. Büderman, de UIL Kreeft en Kelly verwierven te récht een herhaald applaus. Wat Mej. Corijn aangaat,* zij heeft van het Parijsche conservatoire wel een fraais zachte stem, maar geenerlei tooneelervaring medegebracht. Zij bedenke, dat ook bij de operette, de kunsten van het gebaar en van den stand niet verwaarloosd mogen en bepaald beoefend dienen te worden. Dit waait niemand zoo maar aan. Ondertusschen is Boniface zoo een lief stukje, dat dit b.v. reeds do bewering van den heer Saroey, door dr. J. ten Brink in h-.t laatste Zondagsblad naverteld, als zoude h^t operette-genre gedurende 1852 1870 geleefd hebben en gestorven zijn, logenstraft. Wel is de aard der operette gewijzigd en behandelt die dor laatste tien jaar meer het dage lijksch leven en. geeft zich minder af met het aan de kaak stellen van groote heeren, enz,, maar de, operette, dat is het blijspel in zang, is blijven bestaan en bloeit wellicht in dezen tijd meer nog dan vroeger. Althans hier te Amsterdam. Hoe zoude anders een zoo groote en zoo rijke, van buiten zoo walgelijk-plompe en van binnen zoo uitmuntend versierde kunsttempel als de Parkschouwburg zich alleen met operetten kunnen ophouden? 5 Maart. J. K. W. HET TOONEEL. Grand Théatre. Lieve bloedverwanten, blijspel, n. h. hoogd. Die zürilichen Verwandten van E. Benedix. Sints tien jaren is Roderich Benedix ter ziels, en wonder '. hij is niet vergeten. Maar men heeft zijn nnam in eere gehouden, ten koste van eenige andere, die even zuiver klonken opl't (ooneel, in den zomer dezer eeuw. Zou 't zijn, omdat hij in 't bijzonder schreef .voor het groote publiek, dat de herinnering aan hem nog niet is uitgewischt ? Of schuilt/ei- in de me nigte blijspelen en kluchten, welke hij het Duitsche volk geschonken heeft, zooveel verdienste, dat ze ongenaakbaar is voor de eritiek ? Och neen. De kracht van Beaedix lag louter in 'tscheppen van comische f oestanuen, ?welke aanleiding geven tot allergrappigste tooneeltjes, verwarringen, die meest in 't eind verrassend worden opgelost. Elk zijner spelen getuigt van oppervlakkige karaktetteekening en plompe uitdrukkingen; maar alle zijn ze met eene vaardigheid ineen gezet, zoo buitengewoon, dat men jn den auteur terstond den acteur herkent. Il faut avuir te truc, om een drama of blijspel saam te stelieu, dat aan 't groote publiek behangt, en Beaedix besefte dat volkomen, 't Zij we Das l/cmoostf Haupt; of Doc tor Wespe; of Dia stirliicJien Verwandten aan gene zijde van 't voetlicht sien verschijnen, we schateren tegen wil en dank, en houden onze aanmerkingftu achterwege, om te ioven, vat in dnn schrijver te loven valt: de uitnemende tooneei-routine, waarvan elk «ijner dramatische voortbrengfiolen den eigenaardigen stempel draagt. Het blijspel Lieve bloedverwanten (?Die zilrtlichcn Verwandten"), waar van ik Donderdagavond der vorige week de vertooning bijwoonde, bevat, eene satire.... op de vrouwen, in qualitoit van zuster, nicht en tante; de Schoonmoeder is er ditmaal buiten gelaten. .. -Oswald_Barnau, eeu rijk grondbezitter, is eene verre reis gaan onder nemen, en heeft op zijn lustlot achtergelaten: twee zusters; de eene 'n femme savante, de onder eene coquette, in den aanvalligen leeftijd van vier endertig jaren. Voorts: eene tante, weduwe met twee kinderen, en een lief huishoudstertje, dat gewend is tot Barnau papa" te zeggen. Voeg daarbij een jong nichtje en een ouden hofmeester en dan zult ge over tuigd zijn, lezer, dat 't grijs kasteel" bij ontstentenis van den eigenaar, niet, alleen bleef staan te midden der heuvelen en bosschen. Tante kan 't echter met de nichten niet goed viuden, en of de oude hofmeester als telkens schipperen" wil, b\j 'i willen blyft het. 't Huis" houdstertje Thusnelda fungeert als zondebok"; op 't lest wordt haar de keuken als verblijfplaats aangewezen. Over deze onrechtvaardige ver nedering beklaagt zich nichtje Ottilia bij de coquette, die haar ongehjk geeft; bij de savante, die haar met 'nkluitjen in 't riet stuurt; bij de weduwe, dis opstuift als 't zand in de woestijn bij bet naderen van den samoera. Da dames ontvangen nu en dan bezoek: van een jongen dokter, die, bij het tellen van de polsslagen der coquette steeds heel schuin over zijn horloge kijkt naar de aehttienjare Iduna, en van zekeren Schumrnrich-tout a fait débauché. Eindelijk, na tien jaren, is Barnau teruggekeerd, en leest den altijd kijvenden duchtig de les. Thusnelda wordt zijne vrouw, alzoo meesteresse das huizes: ja, gedoogden dat tante en de zusters maar! Om 't even, haar wordt de deur gewezen.... en de vrede is hersteld ! Ziedaar den korten inhoud van het stuk. De heer TSigot koog het tot zijn benefiet," en we mogen die keuze gelukkig achten, temeer daar ze ons weder de gelegenheid gaf het talent van mevrouw Albregt-EngelmCtn te bewonderen. De behaagzieke jofier werd voortreffelijk door haar ge speeld: niet n oogenblik, waarin zij die verloochende; geen zin, geen woord zelfs dat Biet zijn doel trof. Scliwnmrich vond een uitstekenden vertolker in den heer B/got; dave rende toejuichingen en lauwerkransen vielen hem ten deel. Tot den algemeonen bijval, dien 't stuk vond bij het publiek, hebben voorzeker ook do dames Hui/zsrs, G-rader en F. van Biene medegewerkt. Dwoug de eerste, in beur rol van de geleerde zuster Ulrika, ons tot een gullen lach: mejuffrouw Grader heeft, als de verschopte Thusnelda, in menig vrouwen-oog (naar ik zag) een traan doen opwellen; doch ter stond werd die weer weggepinkt, want de verschijning van den wildzang Ottilia (mejuffr. van Siene) was reeds genoeg, om het gemoed der toe schouwers tot vroolijkheid en seherts te stemmen. De heer Eessélinls is een zeer verdienstelijk tooneelspeler. Wie van hem den koetsier in Fedora" en den hofmeester in Lieve bloedverwan ten" heeft gezien, zal erkennen, dat hij in den volsten zin des woorda artiste is. Clairrnont. MUZIEK. De concerten in Felix Meritia verdienen nu en dan wel met een kort woord in dit overzicht vermeld te worden, zoowel om de beteekenis der artisten die hunne medewerking verleenen als om de keuze der orkest werken, die er worden uitgevoerd. In den aanvang van het muzikale seizoen scheen het alsof die eigen aardige sluimering, welke men nu en dan pleegt op te merken, waar met al te grooto angstvallisfheid tegen elke verstoring der zoete ruste" wordt gestreden, voor goed was geweken. Haast meenden we dat de vleugels werden uitgeslagen eri oak de schoonste werken uit den laatsten tijd in de zaal van Felix Meritia zouden ten gehoore gebracht worden. Doch do oogst was nog schraal! Slechts bij uitzondering ias men op de programma's liet tusschen haakjes geplaatste (eerste uitvoering!) en werd de blijde verwachting vervuld, die we in het begin hadden gevormd. Misschien brengen ona de latei'3 concerten wat ons thaus onthouden werd en zal ons da aangename plicht der erkentelijkheid eerst aan het einde van het seizoen worden opgelegd. Wij willen dsn bekwamen leider der orkestuitvoeringen wij bedoelen natuurlijk dea Heer Verhulst, want vaa den Heer Jozef Cramer, dien we als soloviolist gaarne waardeeren, kan het op den duur kwalijk gevergd.worden dat hij ter elfder ure zich in de hanteering van dea dirigeerstok oefene tot geen al te stoute sprongen aanzetten en mogen ons gerust met datgene wat ons geboden, zal worden, tevreden achten, indien niet geheel en al met de muzikala scheppingen van den laatsten tijd op de programma's gebroken worde. Wat wij intusschen wél voor de leden van Felix eischen, is de zorg vuldige instudeering der orkestuummers, die zich met geen a peu pres voldaan toont en op de uitvoering zelve eerst tot erkenning der onvolko menheden schijnt te geraken. Wij komen mst nadruk op dezen eisch terug in het belang der leden en ter wille der kiimt xelve. Za.1 meu ons nu van gamis aan piüteit beschuldigen, als wij ons aanporden om naast eerbied voor den kunstenaar ook wtardeering van het kunst werk aan to kweeken? Wij kunnen het niet gelooven. Wel moet on s nog iets van het hart, wat wij tot, heden niet uitspraken. Er wordt bij kun stenaars en dit woord hebbe hier eene uitgestrekte beteekenis wel eens geklaagd over hot ondankbaar" publiek, dat de orltcstuitvoeringen met minder oplettendheid aanhoort dar; hei spel der virtuozen, die hunne solo-voordrachten ten bebte geven. Wij kunnen slechte ten deele de klacht steunen, die we herhaaldelijk hoorden uiten, liet is niet te loochenen, dat het optreden van eeiiig kunstenaar, van wiens voortreffelijke gaven men reeds vroeger het eeu en ander beeft gelezen, altijd eenige belang stelling wek!, die aan de gewone orkestuitvoeringen niet Kan worden gspclioïiken. Wie zal liet den leden van Feliv kwalijk duiden ? Dat da orkestleden de proef n:et zich-zelven nemen! Doch wij hebben nog nim mer opgomeilct, d.it eene voortn'fj'eliike uitvoering van hot een of auder belangrijk or'.-esUv.-irk mst verinooi(Mi Ie liiït,elo<>='ueid werd bejegend. Het is oas -/Au voorgekomen, dat, we uitvoeringen, die veel te wunschen over lieten, met goiiilditje vriendelijkheid tot het eiiide zagon aanhooren. Laat dan liet orkest en do leider is er verantwoordelijk voor, want de ele menten waai uit het ia samengesteld, zijn zeer goed! ijverig de sympisonieën, ouvertures, enz. enz. instudeeron, die op de programma's vermeld staan; laat het kleur ea.Bchakeering.. geyea aaade verschillende deeleu; dat geeu.instru-_

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl