De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 9 maart pagina 6

9 maart 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

AMSTERDAMMER, WEEKBLAB VOOR NEDERLAND. No. 550 ment door onbescheidenheid of verstrooiing de aandacht trekke; dat het heilig vuur der geestdrift alle executanten verwarmen, dan zal het publiek, dat men van onverschilligheid beschuldigt niet karig met toejuich! gen vezen. Wjj weten het wel, de leden van Felix laten zich bij de uiting ' hunner geestdrift door de wetten van den goeden smaak leiden, en van het fanfare-geschetter zooals het bij wijlen ter wellekomst" van artisten tnoet schallen, zijn ze een weinig afkeerig. Doch keurigheid in de bij valsUiting is met geen koelheid zin verwant te stellen! De Hoogdnitsche opera te Kotterdam is in Wagnervereering niet bjj vele operagezelschappen ten achter! Ook aan Amsterdam werden reeds Tannhauser, Lohengrin en nu laatstelijk Die Meistersinger van Nürnberg geboden. Wij zullen met een enkel woord den indruk weergeven, disn de voorstelling op het vrij talryke publiek in het Paleis voor Volksvlijt 'teeft kunnen maken. Hun, wien het rechte inzicht in de kunstige samea?elling van het orchestrale gedeelte niet ontbreekt, heeft ook de studie der ?Jmikche détails belangstelling moeten inboezemen. Wie echter in de ra ook het zangspel" wenschen, zullen teleurgesteld zijn. Van alle instrumenten toch, die echter in de zoogenaamde,, dramatische polyphonie" optreden is de menschelijke stem het slechtst bedacht. De natuurlyke omvang en de eigenschappen van dit onderdeel des orchestera"zooAls het bij Wagner terecht mag heeten, worden al te vaak uit hst oog verloren. Van gelukkig gevond en melodie is slechts bij uitzondering in , die Meistersinger sprake en toch zjjn het juist de lyrische gedeelten, welken den besten indruk maken. En dit ligt niet aan hun voortreffelijk* beid maar dient toegeschreven aan hun zeldzaamheid. Het recitatief heerscht volkomen en is in onbegrijpelijken zigzag herhaal delijk met de natuur van het woord in strijd, waarvan het, zou do theorie luidt, de trouwe vertolker zal wenen. Hoe is het te verklaren, dat liet , quintet zulk een goed effect maakt ? Waarom is het P>-eislied in den aanvang zoo gelukkig te noemen? Wij kunnen het in het algemeen «iet etellen met die vormlooze motieven, door Wagner als unendliclie Mdodie gekenschetst. Onze lezers weten wat men door do technische uitdrukking heeft te verstaan. Eer klein motief vangt aan; eer het tot volkomen ont wikkeling komt, wordt het door allerlei modulaties voortgezet, door ver«ebillende instrumenten herhaald, telkens weer gegrepen, vervormd, met dissoneerend accoord tot vernieuwden voortgang geprikkeld, aoodat het rustpunt immer ontbreekt. Vermoeienis bjj den toehoorder moet daarvan het noodzakelijk gevolg vezen en als «ene oasis" worden dan sommige frissche {laatsen beschouwd, vaar het goed lijkt zich een al te kort oogenblik in frissche genieting te vermeien. De tweede «cte is zoo gerekt dat de best gezinde moeilijk aan ket gevoel van verveling ontsnapt. Daarenboven komen er muzi kale grepen in van zoo eigenaardig karakter dat men zich soms in de werkelijkheid van het etraatrumoer verplaatst waant. DO verstokte 0Wagnerianer" zullen ons de bovenstaande inzichten niet toegeven; voor ten klinkt het alles als engelenzang" en men kan immers in den dro' medaris ook de aierljjke golving van den rug willen achten. De uitvoering was in het algemeen vrg goed. De Heer Schaffgana ' deheen zich de muzikale voordracht der recitatieven te Lebben eigen ge maakt; Mej. Bèta que deed lofwaarde pogingen om met hare stemmiddelen aan de strenge eischen harer partij te voldoen. De^koren waren intusschen van eene ruwheid die haast niet te overtreffen scheen. De Heer Eersten was de^jpartjj van Walther niet volkomen machtig en mist da krachtige gaven om in den prijskamp schitterende overwinning be halen. Met de begeleiding door het Rotterdamsche orkest die intnsechen ver beneden die van Lohengrin stond is men in de Wagner ? opera's te Amsterdam zeer tevreden, ofschoon de orkestleden slechts in enkele opzichten metBde meeste leden,der Ainsterdainsche orkestvereeniging kunnen wedijveren. De opkomst van het publiek was'geringer dan* bij de voorstelling van Z/ohengrin en wjj waarschuwen tegen overdrijving bij do hernieuwde keuze der Wagner Opera's. Mocht het blijken dat bij de directie de eenzijdigheid had post gevat, dan is het gevaar te duchten, dat het publiek de afmatting schroomt, die niet^voor alle muzikale" organismen te weneehen is. In den schouwburg op het Leidscheplein, waar hei Fransehe Opera' gezelschap zijn triumfen viert, werd ons Roméo e» Juhette geboden, met vrjj goede bezetting. Mlle d''Ervilly ab Jnliette, da Heer Sebrach als Romeo dooh ook Desgoria als Capulet en Guernoy als Tybait, om ook de schaduwen op het tooneel te doen neerkomen. Onsje lezers zijn op de hoogte van al wat Charles Gounod op het gebied der Opera heeft gele verd en de meegte zullen eens opvoering van Faust hebben bijgewoond, die reeds op 16 April 1851 door de opera Sappho" was voorafgegaan De koren bij de tragedie Ulysse" van Ponsard vermelden wij slechts ter loops evenals de minder gelukkige opera in vyf bedrijven La nonne Sanglante die na hare eerste opvoering in 1854 al spoedig van het repertoire verdween. In 1858 werd eene opera opgevoerd, ontleend aan Molière's blijspel ,Le médecin malgre lui" tot eindelijk op 19 Maart 1859 Fanst voor het voetlicht werd gebracht, Met welken uitslag is genoegzaam bskend; min der echter de dwaze bestrijding, die de opvoering in Duitechland uitlokte vaar sommige critici 's avonds den schouwburg met zinledig gepeins verlieten en hun muzikaal genot loochenden door de didactische gedeei, ten uit Goetho's meesterwerk voor hun geest te halen. Nog nu ea dan komt in de kritiek onzer dagen een enkele herinnering aan dat weemoe dig gebazel te voorschjju, dia echter door de welwillendheid dor lezers meer als eene onschuldige effecthascherei" dan als eene werkelijke muzi kale opinie wordt beschouwd. Na Faust konden in La reine de Saba en Mireille slechts enkele frag menten veel effect maken, doch met Boméo en Julictlc (in het Purijsche théatre lyrique op 27 .April 1807 voor het eerst gegeven, behaalde Gounod weder groot succes. Het is eigenaardig, hoe verschillende bewerkingen, ?waartoe Romeo e» Juliu van Shakespeare de stof had geleverd, ia « wijzigingen die zij den oorspronkelijken tekst deden ondergaan, met eik-aar in overeenstemming bleken. Dat de opera met een duet moest eindigen, hoe kon het anders? Daarenboven moest de rol van den page worden ingevoerd, om ook aan de ensembles de n&odige kracht te geven. Het buwelyksfeest was noodzakelijk met het oog op de verscheidenheid der tooneelen. Men hoeft het reeds mesrmaletfgazegd, het groote lied der liefde wo?<it in Romeo et Juliette met ongekenden gloed gezongen en de lyriek dezer opera treft meer dan de dramatiek zelve. In vier Btadiën wordt de ont wikkeling en de tragische vernietiging van den hartstocht geschetst, die Voltaire hei distiehon in de pen gaf: Qui que tu Bois, voioi ton maitre, II l'est, Ie fnt ou Ie doit trs. De eerste ontmoeting op het bal; de balconscène in de tweede acte het groote liefdes- eu afscheidaduet in hefc vierde bedrijf, en het tragiscke wederzien in de graftombe. Herinneringen, aa;i Faust worden herhaaldelijk bij den toehoorder op gewekt, doch wie zich zei ven navolgt is van geen plagiaat te be-chnldigeii. Do orcliestrala bewerking is met eene keurigheid geschied dia steeds met het, welluidende"' rekening houdt, zonder het karakteristieke den rug te keeren. Doch enkele tooneelen z\jn door tonen nu eenmaal niet weer te geven of te begeleiden en waar de realiteit te schrille vor men aanbiedt, kan haar soms met volslagen recht eene plaats in een kunstwerk ontzegd worden. De opvoering was in het algemeen voldoende zooala we uit de opgava bij den aanvang reeds konden vermoeden. Zuiverheid der intonatie is voor Mlle d'Ervilly altyd een vrome wensch, stemmiddelea bestaan voor Desgoria vooral in de herinnering; de Heer Selrack alleen was hier en daar geheel op de hoogte zijner taak doet vergat, dat de laatste acte van hem het meeste eiscbte en het gif, dat hij in wanhoop als Romeo innam had ook zijne stemrniddelen geheel doen verdwijnen. In de Vrjje Gemeente werd op Woensdag een muzikaal feest gevierd t«r eere van deu grooten toondichter Johannes Brahms, die zelf zijn orkest werken dirigeerde, de liederen begeleidde en door een uitnemend samen gesteld orkest voor het eerst in Nederland zijne nieuwe symphonie ten gehoore deed brengen. Wij schrijven bet programma van den feestavond hierbij af l 1. Tragische Ouverture. 2. Liedeven te zingen door dan Heer^ Mescbasrt, a. Feldeiasamlseit, b. Auf dem See, c. Die Mainacht. 8. Klavier-Coucert, No. 2 te spelen door den Heer Jultu* Röntgen. 4. Symphonie in F, dur (onuitgegeven). Allegro vivace Allegro con moto Poco Allegretto Allegro. Met de vermelding dat onze beste musici zich er eene eer in hadden gesteld het werk van den grooten meester tot|goede uitvoering te brengen en den muzikalen roem der Aiusterdamsche orkesten te helpen schragen, sluiten wij onze muzikale mededeelingen en treden in een volgend artikel in bijzonderheden over de samenstelling der «ymphonie wier uitvoeringdoor talrijke muziekliefhebbers met onverdeelde belangstelling werd aan gehoord en den componist bij den welverdienden lauwerkrans ook nieuwe rechten op de waardeering zijner talrijke vereerders heeft geschonken. Auditor. UIT BELGIË. Conservatorium. .Ka/f. BerUog. Toltseon* eert. Uvorük. Chabrier. D'Alberl. Albani Wtlhelmy. ReeJcs nieuwe tooncelwerken. Tot de bsHpcfFt.iV'ite muüinkiiitvoerinsren van cteheel Belsjiëbehooren zonder eenigen twijfel de concerten van ons conservatorium, onder de leidin» van Gevaert. Zij zijn een waar onthaal van de fijnste soort, au kunnen het best bij do Amsterdamscha Geciliaeoncerten vergeleken WOP den; behalve dat Geyaert ook gemeenschappelijke zangvoordr*chten (al» Glucfc's Iphigente, er.a. toelaat. Het programma van hefc laatste concert was aldus samengesteld: Raff, symphonie no. 3, lm Walde; Inleiding van Lohengrin; Koor dor Spinster.? uit den Fliegsndsn Hollander; Wagner'g Faust-Ouverture; La Mort cTOpMte, ballade van Ernst Legouvé, muziek van Berlioz; Ouverture van den Carnaval ronvün va,n denzslfden. Den l«2or welke belangstelt in edele muziek is voorzeker Raff s sympho nie buieend. Hij hseft de ideale denncnlueht ingeademd, die u er nog overvloediger uit tegenwaait dan b. v. uit Gade's noordschc natuurtafreelon. Hij heeft de verrukkelijke siddering gevoeld, die het seconde-septima akkoord van mineur, gevolgd door het domiaant-septima-akkoord van c-majfjur in dea aanvang bij den hoorder te weeg brenfft,en onwillekeurig aan do griiüge, knoestige takken der honderdjarige eiken doet danken. Hij heeft het jachtruuioer der finale, mefc zijn op- en nedergang, bespied, uitgedrukt door tallooze, verrassende modulatiën, verhoogd en afgewisseld door een thema, klinkend gelijk het reinste liefdewoord. De muzikale lezer kont den Iieerljjken klarinetsolo van de Droomerij" zoowel als het prachtig slot met den terugkeer van hst hoofdthema dep inleiding, waarbij men in rythmus mocht medejubelen: Du schoner Wald!" Men kent die heerlijkheid! Ref. staat er daarom niet verder b\j stil. Nevens dit grootscbe werk van 't reinste goud, moesten de meeste andera uitgevoerde compositiën van geringer metaal schijnen. Wij ontkennen echter niet het oorspronkelijke fijne karakter der inleiding op Lohengrin', doch, ondanks de beschouwing van Fraaz Liszt (LoJiengrin et Tannfi&user), die aan 't programma was toegevoegd de herinnering aan den praaltempel aux colonnes opales, aux ogives d'onyx, aux parois de eymwphan» .... refl.etés dans quelque onde azurée ou réprotlnit par qaolqae neage irisé" kan deze inleiding ons niet tot di-in graad van verrukkiag brengen (?ces extatiques ravissements") waartoe zij den hoorder, volgens Liszt, moest verheffen, ofschoon wij haar wegens vele groots eigenschappen bewonderen. Wij luisterden niot mmd«r aandachtig en erkentelijk »*ar de Eaust-onverture, eene afgewerkte, klare-compositie,; docu-d«4ttdjsibjdieB

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl