Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER
WEEKBLAD YOOE NE
Verschijnt eiken Zaterdagavond.
AGBiADVEBMNJGING Hof-T? * GO.
Kantoor: Spuistraat 216.
; te Battvia, O. KOLF? & Co.
Zondag 16 Maart,
Abonnement per 3/m f 1.?. fy. p. p. ? 1.15.
Afzonderlijke Nummers aan de Kioskeu verkrijgbaar a 0.10.
Ailvertentiën van 1?6 regels ? 1.?, elke regel meer
tuBsehen den tekst per regel
Abonnement op de Mail-i'ditte per jaar .
Adverteatiën in regel .
0.15.
1.?.
18.?.
0.20.
INHOUDS
BUITENLAND. BINNENLAND. Herziening der Onderwijswet, II. Onze
Waden. Warms kadetje», aen Zaterdagavond-praatje, XLU, door Aqnarius.
Brieven Tap Jan van 't Sticht. Kunst: Gorbrand Adriaensz. Brederode.
Het Amsterdamsen toone'el, door J. K. \V. Kean, in don Stadsehouwbnrg, door
A. Th. Ten-toon stelling W. Eoelol's, door Alb. Th. Uit België, door M.. A.
Letterkunde: Wazenaar (Dr. Am. De Vos) In de natuur, Dichtwerken. ?Be
richten en Mededeelingeu. Inhoud van Tijdschriften. Nieuwe Uitgaven.
Militaire Zaken: Het ontwerp der gewijzigde Grondwet van het kommmjk der
'SaderlaBden, I, door Ares. Orerzicht van militaire artikelen in dasblauen.
SChaakBpel. Feuilleton: Ia den Maneschijn, VI, door Hans Arnold.
NIEUWS VAN DE WEEK. Faillissementen. Overzicht van de Effeetenmarkt.
AmerikaanBche Sporen, IX, door J. v. d. Burg. Burgerlijke Stand. Veiling
tan vwto goederen. Te Hnnr. Adverteutiön. Schouwburgen, enz,
Een nieuw bedrijf is afgespeeld in het betreurenswaardig spel
dat om Lasker's graf wordt vertoond.
Prins Bismarck is, waarschijnlijk meer om zijne internationale
positie tegenover Amerika te redden, dan uit gevoel van
constitutionneele verantwoordelijkheid, dadelijk na zijne aankomst te
Berlyn in den Rijksdag verschenen, om rekenschap af te leggen
van zijne houding tegenover de Amerikaausche Lasker-molie.
Nu Richter onbewimpeld had gesproken van eene handeling,
waartoe de kanselier niet bevoegd was, zou het mogelijk zijn dat
ia Amerika een -verkeerde indruk ontstond.
» De vriendschappelijke betrekkingen tusschen Ouitschland en da
Vereenigde Staten zijn zoo oud als deze republiek, en in den
aanvang mijner loopbaan, tijdens den burgeroorlog in Amerika,
kwam dit bijzonder uit. In de aanneming der Lasker-raolic zag
ik niets daders dan eene uitdrukking der welwillendheid van do
Amerikanen jegens Duitschland. Ik zou die resolutie aan den
Rijksdag hebben overgelegd, indien niet daarin eene zinsnede
voorkwam, die de werkzaamheid van den overledene als voor
Duilschland bijzonder voordeelig voorstelde. Eene zinsnede, die
eene opzettelijke criliek inhoudt tegen de door mij sedert jaren
op bevel des Keizers gevoerde politiek.
Lasker was jaren lang lid der partij die deze politiek bestreed,
en rond zijn graf heeft men zijne meningen mateloos geëxploi
teerd en er mede gewoekerd.
Toen Prins Bismarck zoover was gekomen, barstte de toorn
der linkerzijde los. »Foei," riepen een aantal leden, en de kan
selier, naar de banken der oppositie stappende, riep uit: »Wie
daar foei! zegt, beleedigt mij op de meest onhoffelijke wijze. Dat
bij zijn naam noeme, of ik roep foei! over iedere naamlooze
beleediging!"
- De linkerzijde zweeg, en de kanselier hervatte spoedig de draad
zijner blijkbaar voorbereide rede.
Ik kon niet toegeven ging hij voort dat men mij, den
rijkskanselier, spande voor den triomfwagen der oppositie en dat
men van dien wagen af den keizer toeriep: s Uwe politiek was
vol fouten; wij hebben er hier het getuigenis eener groote par
lementaire vergadering voor, en de kanselier was genoodzaakt
daaronder zijn visum te zetten en ons het stuk te overhandigen."
De kanselier is geen brievenbesteller, wien het recht is ontzegd
de briefkaarten te lezen en die slechts op het adres heeft te lellen.
In Amerika heeft men met deze zaken geene rekening gehouden;
doch ik had verwacht dat de Amerikaansche gazant bij deze re
geering, zij het uit eigen beweging, zij het op raad zijner raad
gevers die in uwe (der oppositie) rijen zitten, een vertrouwelijk
onderhoud met mij had uitgelokt. Toen hij dit niet had gedaan,
Weef mij niets anders over dan de mij toegedachte rol van
brievenbesteller te weigeren, en ik deed dit op de meest beleefde wijze.
Ik houd mij zelven voor een bevoegd getuige in Duitsche
aan^elenheden en ik erken dat de nationaal-liberale partij, tot welke
Lasker vroeger behoorde, wezenlijke hulp heeft verleend bij de
vestiging van het Rijk. Ik ben haar daarvoor nog dankbaar; maar
hoe was Lasker's houding in die fractie? Elke ondersteuning die
de regeering en ik van de party genoten werd door hem zooveel
mogelijk verwaterd. De nationaal-liberale partij was de eenige die ooit
op den weg was eene meerderheid te worden; doch Lasker heeft liaar
op dezen weg gestuit door met zijn poütieken invloed tegen von
Benningsen te bewerken dat de rechterzijde der partij zich af
scheidde. Hij was het ook die de brug bouwde waarover een
ander deel zou overloopen naar den Fortschritt. Moet ik nu dank
baar zijn en Lasker's lof overbrengen ?"
1 Zoo is de korte inhoud van Bismarck's rede. Over de quaestia
van het overbrengen van den brief spraken wij reeds ons oordeel
uit. Thans zij het voldoende te wijzen op de kleinhartige haat
dragendheid tegenover een politieken tegenstander, welkeaiit haast
iedere der bovenstaande regels spreekt.
? De heer Hanel was ter beantwoording uitverkoren. Hij deed
het, professoraal betoogend. Liever hadden wij Richter nogmaals
de onbevoegdheid van den kanselier hooren aantoonen. Nu was<
het protest waardig en saai, en Bismarck's repliek kon er niet?
door worden geinspireerd tot de hoogte van dje .verontwaardigde,
van den hak op den tak springende redevoeringen, welker lectuur
steeds doet verlangen 's mans eigenaardige welsprekendheid te;
hooren. Zoowel in zijne eerste als in zijne tweede redevoering
hield zich de kanselier, misschien op raad der dokters, kalm, en?>
behalve den uitval tegen de foei-roepers -?droeg het debat gee»
enkel kenmerk dat eene zaak werd behandeld, die de^emofiifeggij
zoo warm heeft gemaakt. ?~
F - ?" -* <
* » 1 .......
Wederom hebben de Engelschen m Soedan eene belangrijke^
overwinning behaald, Na den slag bij El-Teb hadden de opstand
delingen onder Osman-Digma, niettegenstaande de zware verlie*
zen door hen geleden, zich op nieuw verzameld in hun hoofdkwar-»
tier op eenige uren afstands van Soeakim opgeslagen. Zooals ta
verwachten was, leden de pogingen van generaal Graham, om meb
.de opstandelingen onderhandelingen aan te knoopen, volkomen
F schipbreuk. De Engelsche bevelhebber werd daarop door zijne?
regeering gemachtigd, om ten tweede male aanvallenderwijs te
werk te gaan. Donderdag kwam het tot een treffen: naar de
telegraphische berichten te oordeelen, was de slachting onder de Arabieren,
aangericht, nog grooter dan die bij El-Teb, maar kostte de over<
winning aan de Engelschen eveneens groote inspanning en belang*
rijke verliezen aan dooden en gewonden. Een oogenblik scheen
zelfs de kans voor de Soedaneezen gunstig te staan; zij dreven
een deel van het Engelsche leger, onder bevel van Generaal Gra-^
ham zelf, terug en maakte zich van den kanonnen en gatlings'
meester. Spoedig echter hadden de Engelschen revanche genomen
en na een gevecht van slechts enkele uren was het geheele
kamp van Osman Dingma in hunne handen. Er bestaat nu alle?
reden om te verwachten, dat de opstandelingen zich niet meer
in de nabijheid van de kust zullen verzamelen; of zij echter na
de ontvangen harde lessen tot onderwerping bereid zijn, is zeer
te betwijfelen. Het fanatisme, dat hen esn wanhopigen strijd deed
wagen, wordt door een paar nederlagen niet uitgeroeid.
Eene ongesteldheid van den heer Gladslone heeft aan den mi-»
nister van oorlog, Lord Hartington, aanleiding gegeven, om het
tegenwoordige standpunt der 'regeering ten opzichte der Egyptische
quaestie toe te lichten. Gelukkig kreeg men nu iets duidelijkera
te hooren, dan de met praktijk zoo weinig overeenstemmende
leuzen en beschouwingen, die de heer Gladstone in den laatsten
tijd ten beste gaf. Ofschoon nog steeds in voorzichtige woorden,
gaf Lord Ilartington te kennen, dat Engeland het bestuur aan-'
vaardde over de kuststreek der Roode Zee, dat generaal Gordon
in Khartoem zou blijven als hoofd eener inlandsche regeering, en
dat de Engelsche troepen niet uit Egypte zouden worden terug
getrokken, voordat daar een bestuur was gevestigd, dat niet slechts ?
aan de inboorlingen, maar ook aan de Europeanen vertrouwen kon
inboezemen. Daarenboven gaf Lord Hartington te kennen, dat de
toestand der Egyptische financiën eene wijziging der ligujdatie-wej/
noodig maakte.