De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 16 maart pagina 11

16 maart 1884 – pagina 11

Dit is een ingescande tekst.

No.351 .gij eens een vrijen dag hebt, mijnheer Hartwig, wend dan uw paard dikwijls hierheen. Voorloopig verzoek ik u aanstaanden Binsëag te komen; wtj zijn gewoon den 20sten Augustus altijd * een feestje* te geven en uwe tegenwoordigheid zal ons hoogst aangenaam wezen." >Gij zijt wel vriendelijk, mevrouw; is dat een bijzondere dag als ik vragen mag ?" De groote hond, waarmee Ursula had zitten spelen, sprong blaffeod op, zijn meesteresje had hem ook zoo erg hard aan de lange haren getrokken. >Ursöle's verjaardag", gaf haar moeder argeloos ten antwoord: ircen eenig kind wordt altijd een weinig meer gefèteerd; wij hebben dien dag altijd op de een of andere wijze gevierd. Mogen wij u dan verwachten, mijnheer Hartwig?" Eén diepe buiging was zijn antwoord, een tweede voor tante Gomélie; Hertha en Elze riepen hem lachend een paar afscheids woorden toe. Ursnie was nergens te zien. >Waar is Ursule?" zei haar moeder op ietwat ontevreden toon. i Zij is zeker weer naar den tuin gegaan I Ga haar eens roepen, Joaehim; onze gast wil afscheid nemen." >6eb, mevrouw, doe geen moeite; uw dochter zou het mij nooit veBgeven, indien zij om zulk een onbeduidende reden ia haar avondwandeling gestoord werd. Mag ik u verzoeken mijn betaeföe groeten aan haar over te brengen?" Boor de overige jongelui vergezeld, begaf Hartwig zich naar den stal, waar zijn paard stond. Hij wierp zich in den zadel en reikte f zijn vrienden de hand. Toen hij door de groote laan reed. kwam een in het licht gekleede gestalte hem te gemoet. Rotend nam zijn hoed af. > Vaarwel, freule!" » Goeden nacht!" klonk het bijna onhoorbaar. Met een ruk deed hij zijn paard stilstaan. Was het een snik, dien hij gehoord had? Maar Ursule was verdwenen met een toornig woord op de lippen wendde Roland zijn paard om en draafde in den helderen maneschijn verder. III. Und ob im Kampf und Sehmera Kein Hauoh der Jugend bliebe, Nie doch vergiszt das Herz f Den Traum der ersten Liebe." Be rijtuigen, die het gezelschap naar het vereenigingspunt, de groote weide in het bosch, zouden brengen, rolden over den straatweg. Ursule reed weer met Roland ditmaal echter was het haar eigen wil geweest. Even voor het bepaalde uur was de landraad verschenen. Des smorgens had de jarige een prachtigen ruiker van hem ontvangen een dichte krans roode geraniums omgaf een zilverblanke camelia, het geheel was een sieraad van den feestdisch. '?-, Taaie Cornelie merkte den stroeven blik op, waarmee Ursule bei bijgevoegde naamkaartje las. >Zyt gij er niet blij mee?" vroeg zij, » Welzeker," hernam Ursule en wierp het hoofd in den nek; >de keus van de bloemen is bijzonder fijn, niet waar? Hebt gij ?wel eens meer gehoord, tante, dat men midden in den zomer aan iemand een bouquet stuurt zonder een enkele roos er in?'' Tante trok de schouders op. . >Een toeval . . . !" B Juist een toeval", hernam het meisje; »ik ken die toevallig heden." Toen Bet gezelschap bij elkander kwam had Ursule uit haar bloemenschat Joachims bouquet gekozen en bewonderde op in het oog vallende wijze de prachtige rozen. Rolands blik rustte een een seconde lang op de bloemen vervolgens op het jonge meisje maar in haar oogen las hij niets dan een droevig verwijt en dat kon hij niet verdragen. Hij had haar verweten dat zij zijn geschenk versmaadde, waaruit hij met opzet iedere van herinne ringen sprekende bloem had verwijderd en nu hij merkte dat zij zijne bedoeling begrepen had, verwenschte hij zijn inval. >Waarom heeft deze ruiker de eer u te mogen vergezellen?" weeg hij. yOmdat de roos mijn lievelingsbloem is en Joaehim mijn lievelingsneef", was het half verlegen en half hooghartig antwoord. >-Dan vraag ik u verschooning voor mijn overbodige vraag!" zei Roland, dien het bloed naar de wangen vloog. Zij scheen zijn woorden niet verstaan te hebben. Juist naderde Elze met een paar anjelieren in de hand. s Tante Corafilie heeft zoo even eea plannetje geopperd," he^on zij lachend. »ledere dame moet aan den heer met wien zij rijden wil, een onderscheidingsteeken geven, in den vor-m van een bloem. Kom Ursule, wij moeten daar ginds gaan staan de plechtigheid begint/' Ursule en Roland volgden haar zwijgend, Hij brandde- van verlangen haar te verzoeken of zij hem tot haar cavalier wilde kiezen maar de woorden wilden hem niet over de lippen. Ursule had een rozenknopje uit haar bouquet genomen en draaide het besluiteloos tussehen haar vingers rond. De kring werd gesloten de dames stonden in het midden, ieder met een bloem in de hand. Tante Cornelie zag aan de uitdrukking van Ursule's gelaat, dat zij weder tegen den drang van haar hart zou handelen. Zij verzocht stilte. » Bijzondere menschen mogen aan mij worden toevertrouwd ? ik zal vaa mijn invloed op de jonge dames gebruik maken heeft een van de heeren soms voorkeur voor de een of andere bloem?" Zoo sprekend keek zij Hartwig aan deze werd verlegen en antwoordde niet terstond. Ursule trad naar voren. »lk zal de rij openen," sprak zij gejaagd «neef Joaehim!" En de rozeknop prijkte op Joachims jachthuis. Elze gaf haar anjelier aan Roland, die haar aannam met de woorden: »Een goedgunstige fee heeft u mijn wenschen verraden, freule ik had de anjelier gekozen mijn lievelingsbloem!'' Toen Ursule naast Joaehim in het rijtuig zat, sprak zij zacht: » Wij zullen maar niet veel praten, als gij 't goedvindt, Joaehim'?" »Zijt gij niet vroolijk van daag?" vroeg de jonge man verwon derd, »hoe komt dat?" »Och, zoo'n verjaardag stemt van zelf tot nadenken," gaf zij half schertsend ten antwoord. »Er is een liedje, dat begint; Waar is dat jaar gebleyen ? Het vloog zoo ras voorbij " »Ik word oud, cousin. De tijd van onbezorgde vroolijkheid is voorbij! »Gij behoeft toch waarlijk nog niet zoo te spreken! Wie pas voor de negentiende maal de rozen ziet bloeien.... Neen, beken het maar, er is iets anders, dat u hindert." »En al was dat zoo, waarom zoudt gij u over mijn sombere grillen bekommeren? De zon schijnt heerlijk, gij zit in een ge makkelijk rijtuig, dat zwart fluweelen jachthuis staat u voortref felijk, inaak u dus niet ongerust over mij, Joaehim, maar wees dankbaar dat het u zoo goed gaat in de wereld!" »IIet gaat rnij goed, dat is zoo,'' sprak Joachim peinzend,»maar het zou mij nog beter gaan, indien gij weer zoo vroolijk waart als een poos geleden. Gij zijt veranderd, Ursule, en zoo ik vroeger wel eens gehoopt heb, dat wij meer voor elkander zouden kunnen worden dan neef en nicht, nu vrees ik.... «Stil, Joaehim," viel Ursule hem haastig in de rede,»bezorg ons beiden nu geen noodeloos verdriet! Wij zijn en blijven goede vrienden, oude kameraad! Wees nu niet zoo dwaas om dingen te verlangen, die u toch niet gelukkig zouden maken!1' Gij zult mij willen gelukkig maken, Ursule, dat weet ik zeker!" En ik weet zeker van niet! Ik ben veel te ernstig voor u en jfc _ vergeef mij dat ik het zeg ik ken u te goed. Mijn toe komst moet mij iets te raden geven, anders blijf ik liever die ik l,en! Kom, laat ons nu over iets anders spreken, Joaehim, en kijk niet zoo knorrig, dat flatteert u volstrekt niet! Gij behoeft u niet te verbeelden, dat ik u afgewezen heb; gij hebt mij niets gevraagd! Daar loopt een haas kijk gauw!" Ursule stond in het rijtuig op en keek in gespannen opmerk zaamheid voor zich uit. Joaehim zei geen woord meer, tot het vereenigingspunt bereikt was. Toen steeg hij uit en reikte Ursule met afgewend gelaat de hand. Joaehim", sprak zij zacht en smeekend, wees niet boos op mij moet ik dat verdriet ook nog hebben? Laat toch niets merken wat zouden de anderen wel denken?" Maak u maar niet ongerust'', hernam hij op denzelfden toon.;. niemand zal iets gewaar worden ??maar ik rijd van avond niet met u terug". Zij trok de schouders op en keerde zich af. Het overige gezel schap was eveneens uitgestapt en verspreidde zich over de weide. Verscheiden groepjes legerden zich in het met bloemea bezaaide gras, en weldra klonken de glazen op het welzijn der jarige. Was het opzet, of niets dan een vijandig toeval, dat steeds er op uit scheen te zijn, om het misverstand tusschen Ursule en Roland te doen toenemen, toen zij samen vsilden klinken, struikelde Ur-sule over een boomwortel, de wijn spatte uit het glas. en Rolaud trad wijgend achteruit. / (Hforeft .

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl