Historisch Archief 1877-1940
No. 352
SE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ik stond op bet pont om hem een oorveeg te geven, maar bedacht
ttjj gelukkig in tijds.
Bnb bet dan soms de Amsterdamsche poppenkast ("'"?
Wat blief je ?"
Ja, ziet u, zoo noemen de jongens op school onze brandweer, die bij
ftlle gelegenheden vertoond moet worden.""
Jan l" was allee wat ik zeggen kon.
O, maar dan zal het de demping vanden Voorburgwal zijn, héPa V""
Mija geduld was voor de zooveelste maal weder uitgeput; je gaat
Baar huis," zeide ik, en schrijft duizendmaal: {k ben een neuswijs sujet !"
BBJa Pa! en wat doet u?""
Bat gaat je niet aan! Verdwijn uit mijne oog en'."
Jan ging en ik bleef, half verplet, bübet monument staan en over
dacht wat ik wel doen kon om mijn zoon uit de slechte omgeving te
balen, waarin- büblijkbaar verkeerde en er een bruikbaar mensch van
te maken,
Op dit oogenbhk ontwaarde ik een mijner vrienden, die mij uitnoodigde
Om de beurs met hem te gaan bezoeken.
Dank-je", zeide ik, na de ervaringen die ik er onlangs opdeed, ben
ik niemendal op eene visite aan Merknur's tempel gebrand."
O, maar"", repliceerde hij, «?toen ben je in een hoekje verzeild geraakt
dat je had moeten vermijden; ga maar gerubt^mede, dan zal ik je met onze
deftigste handels-lui in contact brengen.""
Ik ging mede, want ik was er toch eigenlek wel nieuwsgierig naar, hoe
bet er in den goederenhandel uitziet, en ik informeerde druk.
Wat kreeg ik al niet te hooren! In den koffie-hoek schreeuwde men
moord en brand en getuigde men dat de vel'wensching van Multatuli in
Vervulling zoude gaan; de suikermannen zeiden dat het met het artikel
zoet" allerzuurst ging; tin was duf; voor tabak was, als ik het goed be
grepen heb, geen tweede hand te vinden; met katoen was het akelig
gesteld; in drogerijen was het een dorre boel; de effecten-handelaren
klaagden ten over-vloede steen en been ea ik liep vol treurigheid en
bezorgdheid weg.
Niet ten onrechte", dacht ik, zeide dezer dagen iemand dat het met
ons hollanders zoo goed als gedaan is en nu ligt waarlijk onze handel
ook al op gapen.."
Ik was zoo treurig en ontstemd dat ik, om een yerzetje te hebben, des
avonds naar den Park-Schouwburg ging omFatinitzate zien, terwijl
ik in de meening verkeerde, dat het er wel aeer ledig zoude zyn, want ik
bad alle mensehen over tegenspoed en slapte in zaken hooren klagen.
Maar morgen brengen! De zaal was druk bezocht en het publiek genoot
blijkbaar, 't geen mij zeer verbaasde. . Nog hooger steeg mijne verbazing
toen ik, na afloop der voorstelling bij Kras" een potje bier drinkende, ook
dat lokaal stampvol zag en ik werd letterlijk perplex toen ik in het
voorbijgaan, de Nes-beweging in het oog kreeg.
Ik ben te oud en te solïed om me in gedrang te begeven en ik heb
dan ook maar, heel op een afstand, een kijkje genomen, dat mij tot de
overtuiging bracht, dat er in Amsterdam heel wat geld wordt stukgeslagen.
Hoe het een met het ander te rijmen'?" dacht ik, van morgen hoor
ik niet anders dan jeremiaden en vanavond aanschouw ik louter pret'.''
Ter rechtertijd schoten my de woorden van Generaal Kantschukoff
uit Fatinitza" te binnen:
O' Fatinitza, Fatinitza,
Was hast du alles durebgemacht!"
en ik dacht dat de Amsterdammers over een jaartje, of wellicht nog eerder,
iets dergelijks zullen zeggen, wanneer de a'gemeene malaise weder op de
pootjes terecht zal ziju gekomen en zij ontwaard zullen hebben dat zij
zich noodeloos voor vele zaken bevreesd hebben gemaakt.
De overweging hergaf mij mijn vorig pleizierig humeur; ik drentelde
neuriënd naar huis en vatte het, in mijne vroolijke stemming, als een com
pliment op, toen iemand mij toevoegde: je zoon Jan ziet er toch heusch
zoo dom niet uit als hij wel is!"
Eerst toen ik te hnis kwam, bemerkte ik, dat ik in mijn spruit
beleedigd ben ea dat ik mij gevoelig te wreken heb.
J Aqnarios.
KUNST. l
STADSSCHOUWBURG.
JKe goede Buitenlui l n. b. Fransch f
NOS bons Vïllageoia van Victorien Sardou,
Toen in 't voorjaar van '66 de comédie: NOS bons Villageois voltooid
tras, meende Sardou zicb een nieuw tempeltje te zijner vereering gesticht
te hebben* Dooh, meester Critiek de wreede! wierp het me
doogenloos omver, zoodat de groote menigte, die, Om te offeren, hem op den
voet gevolgd was, ontevreden huiswaarts keerde, iets mompelend van:
Victoire.. rien, Victorien. Inderdaad was de zege, met dat
bly-eyndendspel behaald, gering naar mate van den bijval, dien de auteur met La
familie JBenoito» en NOS Intimes verwierf.
En toch kan menïin die vijf bedrijven, waarin villageois en parisiem bij
beurten de revue passeeren, den vinger leggen op veel goeds:
Hetkijftooneel der plassende en ploeterende boerinnen in 't eerste ; de scène
tusechen den Maire en Floupin in 't derde ; de dorpstafereeltjes in 't tweede
bedrjjf ze tintelen allen van geest en leven. Maar de band, die hen met
nog een schoon tooueel (V, acte 4) en 'n mislukt bedrijf (het laatste) tot
n geheel verbindt, is zoo broos.fdat, nit eerbied voor Sardou, anij [de
bede ontvalt: Ne Ie touches pas!
Voeren eerst Grinchu, Floupin en Tetillard als vertegenwoordigers der
Villageois het hoogste woord, zoodra voor de derde maal het scherm is
opgehaald, verdwijnen zij op den achtergrond en speelt M. Ie Mairo de
«erste viool. Ons wordt een blik gegund in z'n omgeving, in z'n fami
liekring, in z'n karakter, en waarlijk, de, kennismaking met zij a persoon
Naast deze kloeke figuur bewonderen we den ouden Morisson: den
bourgeois, die de kunst verstond koloniale waren in zilver om te zetten;
den bourgeois, die de kluisters van het Farijsche leven heeft afgeschud,
en met zijn vriendelijke schijven" naar 't land getogen is.
Ook Grinchu is goed geteekend, veel beter dan Morisson fils, die geen
enkele daad verricht, waardoor hij onze sympathie verdient; want, dat hy
van liefde blaakt voor Geneviève, en de barones... aan't lijntje houdt,
dat is zijner onwaardig; dat hij de parure steelt om Paulines' eer te
redden, ik noem het ondoordacht, onhandig. Toch geeft dit feit aan
leiding tot een drietal voortreffelijke tooneeltjes: de schuldige tegenover
den beleedigde; vader tegenover zoon; de baron tegenover zoon en vader.
Ware het tweede bcdryf achterwege gebleven; had men de samenzwe
ring van den adspirant-maire Floupin en z'n kornuiten elders in de
handeling gelaScht, het stuk zou er door gewonnen hebben. De
Beheerscène op heb dorpsplein, hoe aardig ook in haar soort, doet niets af tot
de intrige der comédie.
Door den heer Cocheret in een vrij slecht Hollandsen kleed gestoken,
verschenen 11. Zaterdag Les bons Villageois als: Die goede Buitenlui-weet
eens op ons tooneel in den Stadsschouwburg. De rol van den baron werd
door den heer Bouwmeester naar mijne meening op meesterlijke wijze
vervuld. Ook de heer Morin, als de oude Morisaon, was in n woord:
voortreffelijk. De zoon van den bourgeois daarentegen behaagde mij
geenszins. Het karakter is door den schrijver slecht geteekend; doch ware
de heer De Jong in dat karakter ons manlijker" tegemoet getreden, gewis
zouden we hem vau harte hebben toegejuicht. Grinchu vond ik door
den heer De Boer uitnemend opgevat. Eéne opmerking zij me echter geoor
loofd: Grinchu is groenboer", vooral geen landlooper, toch deden de lompen,
die hij zich in 't eerste bedrijf om 't lijf gehangen had, aan een schooier",
denken. De kleedij, waarin hij op de markt van Bouzy-le-Têtu verscheen,
maakte alles weder goed. Ten slotte wensch ik ook den heer Van Dom
melen hulde te brengen voor de uitmuntende type, die hij van den
verwaanden ezel Floupin geleverd heeft. -,
-- * Clairmoati
tIET TOONEEL TE ROTTERDAM.
De Industrieel van Pont-Avesnes.
Sinds het begin van Februari heeft liet Ned. Tooneel my geen
gelegenLeid gegeven haar in de rij mijner besprekingen op te nemen. De
Vereeniging speelt tegenwoordig slechts eens per week en om de veertien dagen
's Zondags. Nadat het plan, het geheele gezelschap naar Den Haag over
te brengen, afgestuit is op het verlangen van de beste acteurs, om Rot
terdam niet metterwoon te verlaten, is de Vrijdagavond aan Rotterdam
ontnomen en aan Den Haag gegeven. De laatste weken was Hannes of
Maria Sluart op het répertoire, maar wij werden er reeds op voorbereid,
dat spoedig Ohnet's Maitre de forges en Grillparzer's Medea ten tooneele
zouden worden gebracht en met deze prachtige vooruitzichten troostten
wij ons.
Dinsdag jl. had de lang verwachte opvoering van Le Maitre de forges
ondar den titel De Industrieel van Pont-Avesnes plaats. Ik moet zeggen,
dat aller verwachting hoog was gespannen. Door de Vereeniging werd
er ons opgewezen, dat zij het handschrift van den auteur had gekocht ?
eene mededeeling, waarmede het publiek al heel weinig te maken heeft
en dat het stuk in het Théatre de Gymnase te Parijs groot succes had
gehad. Uit de Brusselsche correspondentie in dit blad vernamen wij nog
verleden wesk, welk groot succes het stuk te Brussel had gehad; wara
dus ten onrechte 0112e verwachtingen hoog gespannen?
Zelden zijn wij echter meer teleurgesteld uit den Schouwburg gegaan
dan Dinsdagavond bij dit stuk. De schuld ligt echter niet aan het stuk,
dat in zeer veel opzichten goed mag genoenrl worden, ook al bemerkt
men vaak, dat men met een uit een roman bewerkt tooneelstuk te doen,
heeft, maar uitsluitend aan de opvoering, die aan middelmatige eischen
likt heeft kunnen voldoen.
Het zwaartepunt van het stuk ligt in de handen der dames. Renée de*
Beauliou en Athenaïs Moulinet dragen het stuk, met hen voldoet of valt
het. Het is genoeg bekend, dat juist het damespersoneel büde afdeeling
Rotterdam van Het Ned, Tooneel zeer veel te wenschen overlaat en het
verwondert mij, dat deze afdeeling Ohnet's tooneelspel op het répertoire*
heeft gebracht. Renée werd door Mej. De Groot, Athenaïs door Mevr.
Poolman gespeeld, maar stelt men ook nog zoo lage eischen, men zal
moeten erkennen, dat daaraan niet is voldaan. Mej. de Groot speelde
komedie, geen sprankje vuur of gloed, van gevoel geen sprake. Dat
juist, wat de dame der groote wereld zoo bijzonder bezit, het verbergen
der hartstochten, werd bij Mej. De Groot volkomen gemist. Zij stuift op
bij het minste en declameert voortdurend in denzelfden sentimenteelen
toon. Zelfs springt Mej. De Groot al op, wanneer Athenaïs haar zegt,
dat zij met een hertog verloofd is, zonder nog de minste zekerheid te
hebben, dat dit haar verloofde is; zij doet het reeds vooruit, zij weet
immers uit het stuk, wat volgen zal. Enkele goede oogenblikken, het
waren slechts weinige in het derde bedrijf, uitgezonderd was haar spel
beneden het middelmatige. Mej. De Groot beeft getoond, dat zij tegen
zulke belangrijke rollen nog niet is opgewassen. Hare costumes waren
keurig.
Mevr. Poolman was als Athenaïs nog slechter, want kan men bij Mej.
De Groot nog spreken van enkele goede oogenblikken, dit kan men bij
Mevr. Poolman niet eens. Is dat eeiie dame, die op een aristrocratische
kostschool geweest is ? Is dat eeue kleeding voor de Echatrijke juffr.
Moulinet, de aanstaande Hertogin De Bligny V Zijn dat houdingen, zocals
zij ze in het derde bedrijf als Hertogin staande tegenover Renée aan,-,
neemt V
llonduit gezegd, Mevr. Poolman Lad in het derde bedrijf meer van de
keukenmeid van de Hertogin De Bligny dan van De Hertogin zelve. Maar
waarom eigenlijk Mevr. Poolman daarover lastig gevallen? Veeleer een
woord vau afkeuring voor de Directie, da.ti.men haar» dioeea liefjuffertje