De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 23 maart pagina 5

23 maart 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 352 SE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Ik stond op bet pont om hem een oorveeg te geven, maar bedacht ttjj gelukkig in tijds. Bnb bet dan soms de Amsterdamsche poppenkast ("'"? Wat blief je ?" Ja, ziet u, zoo noemen de jongens op school onze brandweer, die bij ftlle gelegenheden vertoond moet worden."" Jan l" was allee wat ik zeggen kon. O, maar dan zal het de demping vanden Voorburgwal zijn, héPa V"" Mija geduld was voor de zooveelste maal weder uitgeput; je gaat Baar huis," zeide ik, en schrijft duizendmaal: {k ben een neuswijs sujet !" BBJa Pa! en wat doet u?"" Bat gaat je niet aan! Verdwijn uit mijne oog en'." Jan ging en ik bleef, half verplet, bübet monument staan en over dacht wat ik wel doen kon om mijn zoon uit de slechte omgeving te balen, waarin- büblijkbaar verkeerde en er een bruikbaar mensch van te maken, Op dit oogenbhk ontwaarde ik een mijner vrienden, die mij uitnoodigde Om de beurs met hem te gaan bezoeken. Dank-je", zeide ik, na de ervaringen die ik er onlangs opdeed, ben ik niemendal op eene visite aan Merknur's tempel gebrand." O, maar"", repliceerde hij, «?toen ben je in een hoekje verzeild geraakt dat je had moeten vermijden; ga maar gerubt^mede, dan zal ik je met onze deftigste handels-lui in contact brengen."" Ik ging mede, want ik was er toch eigenlek wel nieuwsgierig naar, hoe bet er in den goederenhandel uitziet, en ik informeerde druk. Wat kreeg ik al niet te hooren! In den koffie-hoek schreeuwde men moord en brand en getuigde men dat de vel'wensching van Multatuli in Vervulling zoude gaan; de suikermannen zeiden dat het met het artikel zoet" allerzuurst ging; tin was duf; voor tabak was, als ik het goed be grepen heb, geen tweede hand te vinden; met katoen was het akelig gesteld; in drogerijen was het een dorre boel; de effecten-handelaren klaagden ten over-vloede steen en been ea ik liep vol treurigheid en bezorgdheid weg. Niet ten onrechte", dacht ik, zeide dezer dagen iemand dat het met ons hollanders zoo goed als gedaan is en nu ligt waarlijk onze handel ook al op gapen.." Ik was zoo treurig en ontstemd dat ik, om een yerzetje te hebben, des avonds naar den Park-Schouwburg ging omFatinitzate zien, terwijl ik in de meening verkeerde, dat het er wel aeer ledig zoude zyn, want ik bad alle mensehen over tegenspoed en slapte in zaken hooren klagen. Maar morgen brengen! De zaal was druk bezocht en het publiek genoot blijkbaar, 't geen mij zeer verbaasde. . Nog hooger steeg mijne verbazing toen ik, na afloop der voorstelling bij Kras" een potje bier drinkende, ook dat lokaal stampvol zag en ik werd letterlijk perplex toen ik in het voorbijgaan, de Nes-beweging in het oog kreeg. Ik ben te oud en te solïed om me in gedrang te begeven en ik heb dan ook maar, heel op een afstand, een kijkje genomen, dat mij tot de overtuiging bracht, dat er in Amsterdam heel wat geld wordt stukgeslagen. Hoe het een met het ander te rijmen'?" dacht ik, van morgen hoor ik niet anders dan jeremiaden en vanavond aanschouw ik louter pret'.'' Ter rechtertijd schoten my de woorden van Generaal Kantschukoff uit Fatinitza" te binnen: O' Fatinitza, Fatinitza, Was hast du alles durebgemacht!" en ik dacht dat de Amsterdammers over een jaartje, of wellicht nog eerder, iets dergelijks zullen zeggen, wanneer de a'gemeene malaise weder op de pootjes terecht zal ziju gekomen en zij ontwaard zullen hebben dat zij zich noodeloos voor vele zaken bevreesd hebben gemaakt. De overweging hergaf mij mijn vorig pleizierig humeur; ik drentelde neuriënd naar huis en vatte het, in mijne vroolijke stemming, als een com pliment op, toen iemand mij toevoegde: je zoon Jan ziet er toch heusch zoo dom niet uit als hij wel is!" Eerst toen ik te hnis kwam, bemerkte ik, dat ik in mijn spruit beleedigd ben ea dat ik mij gevoelig te wreken heb. J Aqnarios. KUNST. l STADSSCHOUWBURG. JKe goede Buitenlui l n. b. Fransch f NOS bons Vïllageoia van Victorien Sardou, Toen in 't voorjaar van '66 de comédie: NOS bons Villageois voltooid tras, meende Sardou zicb een nieuw tempeltje te zijner vereering gesticht te hebben* Dooh, meester Critiek de wreede! wierp het me doogenloos omver, zoodat de groote menigte, die, Om te offeren, hem op den voet gevolgd was, ontevreden huiswaarts keerde, iets mompelend van: Victoire.. rien, Victorien. Inderdaad was de zege, met dat bly-eyndendspel behaald, gering naar mate van den bijval, dien de auteur met La familie JBenoito» en NOS Intimes verwierf. En toch kan menïin die vijf bedrijven, waarin villageois en parisiem bij beurten de revue passeeren, den vinger leggen op veel goeds: Hetkijftooneel der plassende en ploeterende boerinnen in 't eerste ; de scène tusechen den Maire en Floupin in 't derde ; de dorpstafereeltjes in 't tweede bedrjjf ze tintelen allen van geest en leven. Maar de band, die hen met nog een schoon tooueel (V, acte 4) en 'n mislukt bedrijf (het laatste) tot n geheel verbindt, is zoo broos.fdat, nit eerbied voor Sardou, anij [de bede ontvalt: Ne Ie touches pas! Voeren eerst Grinchu, Floupin en Tetillard als vertegenwoordigers der Villageois het hoogste woord, zoodra voor de derde maal het scherm is opgehaald, verdwijnen zij op den achtergrond en speelt M. Ie Mairo de «erste viool. Ons wordt een blik gegund in z'n omgeving, in z'n fami liekring, in z'n karakter, en waarlijk, de, kennismaking met zij a persoon Naast deze kloeke figuur bewonderen we den ouden Morisson: den bourgeois, die de kunst verstond koloniale waren in zilver om te zetten; den bourgeois, die de kluisters van het Farijsche leven heeft afgeschud, en met zijn vriendelijke schijven" naar 't land getogen is. Ook Grinchu is goed geteekend, veel beter dan Morisson fils, die geen enkele daad verricht, waardoor hij onze sympathie verdient; want, dat hy van liefde blaakt voor Geneviève, en de barones... aan't lijntje houdt, dat is zijner onwaardig; dat hij de parure steelt om Paulines' eer te redden, ik noem het ondoordacht, onhandig. Toch geeft dit feit aan leiding tot een drietal voortreffelijke tooneeltjes: de schuldige tegenover den beleedigde; vader tegenover zoon; de baron tegenover zoon en vader. Ware het tweede bcdryf achterwege gebleven; had men de samenzwe ring van den adspirant-maire Floupin en z'n kornuiten elders in de handeling gelaScht, het stuk zou er door gewonnen hebben. De Beheerscène op heb dorpsplein, hoe aardig ook in haar soort, doet niets af tot de intrige der comédie. Door den heer Cocheret in een vrij slecht Hollandsen kleed gestoken, verschenen 11. Zaterdag Les bons Villageois als: Die goede Buitenlui-weet eens op ons tooneel in den Stadsschouwburg. De rol van den baron werd door den heer Bouwmeester naar mijne meening op meesterlijke wijze vervuld. Ook de heer Morin, als de oude Morisaon, was in n woord: voortreffelijk. De zoon van den bourgeois daarentegen behaagde mij geenszins. Het karakter is door den schrijver slecht geteekend; doch ware de heer De Jong in dat karakter ons manlijker" tegemoet getreden, gewis zouden we hem vau harte hebben toegejuicht. Grinchu vond ik door den heer De Boer uitnemend opgevat. Eéne opmerking zij me echter geoor loofd: Grinchu is groenboer", vooral geen landlooper, toch deden de lompen, die hij zich in 't eerste bedrijf om 't lijf gehangen had, aan een schooier", denken. De kleedij, waarin hij op de markt van Bouzy-le-Têtu verscheen, maakte alles weder goed. Ten slotte wensch ik ook den heer Van Dom melen hulde te brengen voor de uitmuntende type, die hij van den verwaanden ezel Floupin geleverd heeft. -, -- * Clairmoati tIET TOONEEL TE ROTTERDAM. De Industrieel van Pont-Avesnes. Sinds het begin van Februari heeft liet Ned. Tooneel my geen gelegenLeid gegeven haar in de rij mijner besprekingen op te nemen. De Vereeniging speelt tegenwoordig slechts eens per week en om de veertien dagen 's Zondags. Nadat het plan, het geheele gezelschap naar Den Haag over te brengen, afgestuit is op het verlangen van de beste acteurs, om Rot terdam niet metterwoon te verlaten, is de Vrijdagavond aan Rotterdam ontnomen en aan Den Haag gegeven. De laatste weken was Hannes of Maria Sluart op het répertoire, maar wij werden er reeds op voorbereid, dat spoedig Ohnet's Maitre de forges en Grillparzer's Medea ten tooneele zouden worden gebracht en met deze prachtige vooruitzichten troostten wij ons. Dinsdag jl. had de lang verwachte opvoering van Le Maitre de forges ondar den titel De Industrieel van Pont-Avesnes plaats. Ik moet zeggen, dat aller verwachting hoog was gespannen. Door de Vereeniging werd er ons opgewezen, dat zij het handschrift van den auteur had gekocht ? eene mededeeling, waarmede het publiek al heel weinig te maken heeft en dat het stuk in het Théatre de Gymnase te Parijs groot succes had gehad. Uit de Brusselsche correspondentie in dit blad vernamen wij nog verleden wesk, welk groot succes het stuk te Brussel had gehad; wara dus ten onrechte 0112e verwachtingen hoog gespannen? Zelden zijn wij echter meer teleurgesteld uit den Schouwburg gegaan dan Dinsdagavond bij dit stuk. De schuld ligt echter niet aan het stuk, dat in zeer veel opzichten goed mag genoenrl worden, ook al bemerkt men vaak, dat men met een uit een roman bewerkt tooneelstuk te doen, heeft, maar uitsluitend aan de opvoering, die aan middelmatige eischen likt heeft kunnen voldoen. Het zwaartepunt van het stuk ligt in de handen der dames. Renée de* Beauliou en Athenaïs Moulinet dragen het stuk, met hen voldoet of valt het. Het is genoeg bekend, dat juist het damespersoneel büde afdeeling Rotterdam van Het Ned, Tooneel zeer veel te wenschen overlaat en het verwondert mij, dat deze afdeeling Ohnet's tooneelspel op het répertoire* heeft gebracht. Renée werd door Mej. De Groot, Athenaïs door Mevr. Poolman gespeeld, maar stelt men ook nog zoo lage eischen, men zal moeten erkennen, dat daaraan niet is voldaan. Mej. de Groot speelde komedie, geen sprankje vuur of gloed, van gevoel geen sprake. Dat juist, wat de dame der groote wereld zoo bijzonder bezit, het verbergen der hartstochten, werd bij Mej. De Groot volkomen gemist. Zij stuift op bij het minste en declameert voortdurend in denzelfden sentimenteelen toon. Zelfs springt Mej. De Groot al op, wanneer Athenaïs haar zegt, dat zij met een hertog verloofd is, zonder nog de minste zekerheid te hebben, dat dit haar verloofde is; zij doet het reeds vooruit, zij weet immers uit het stuk, wat volgen zal. Enkele goede oogenblikken, het waren slechts weinige in het derde bedrijf, uitgezonderd was haar spel beneden het middelmatige. Mej. De Groot beeft getoond, dat zij tegen zulke belangrijke rollen nog niet is opgewassen. Hare costumes waren keurig. Mevr. Poolman was als Athenaïs nog slechter, want kan men bij Mej. De Groot nog spreken van enkele goede oogenblikken, dit kan men bij Mevr. Poolman niet eens. Is dat eeiie dame, die op een aristrocratische kostschool geweest is ? Is dat eeue kleeding voor de Echatrijke juffr. Moulinet, de aanstaande Hertogin De Bligny V Zijn dat houdingen, zocals zij ze in het derde bedrijf als Hertogin staande tegenover Renée aan,-, neemt V llonduit gezegd, Mevr. Poolman Lad in het derde bedrijf meer van de keukenmeid van de Hertogin De Bligny dan van De Hertogin zelve. Maar waarom eigenlijk Mevr. Poolman daarover lastig gevallen? Veeleer een woord vau afkeuring voor de Directie, da.ti.men haar» dioeea liefjuffertje

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl