De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 23 maart pagina 6

23 maart 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

e BE AMSTERDAMMER, WITEKB-LAD VOOR rTE»ERL\NB. No. 352 l in een Posse of een alleraardigst dienstmeisje in Hannes voorstelt, dus danige rol geeft. Ik weet het wel, er was niemand anders, die men de tol kon geven; maar ik vraag, waarom het stuk dan gespeeld'? De derde im Bunde" was Mevr. Bmiage als de Markiezin, de moeder Van Renée. Dat was eene vrouw uit de groote wereld? Neemt esne vrouw ? uit de groote wereld zulke houdingen aan, zooals Mevr. Burlage bij het begin van het Btuk, liggende met de armen op de tafel, het doet ? Spreekt zóó eene vronw nit de groote wereld? Zoo sprak eene actrice van het Leidscheplein in den ouden tijd, toen on-natuur en gemaaktheid aan de ? orde waren. Ik spreek er nog niet eens van, dat Mevr. Burlage niets van ; hare rol kende, dat zij een paar malen geheele passages moest overzeggen, ? omdat zij totaal in de war was. Beat mij nog Mevr. Egener, die de tamelijk onbeduidende rol van Suzanne . speelde en teemde als gewoonlijk en Mej. Schepers in de»ven onbeduidende rol van de Barones de Préfont, die zich als altijd voortdurend versprak. 35n hiermede heb ik de vrouwen-rollen besproken. Ik kom thans tot de heeren, die minder belangrijke rollen natuurlijk uitgezonderd dia van Henri Derblay hebben dan de dames en die beter in de afd. Kotterdam vertegenwoordigd zijn. Toch waren ditmaal de beide heroën der Botterd. afdeeling, de gebr. Haspels, niet in de namenlijst te vinden. De ? rol van den heer D. Haspels was aan jeugdigere krachten toevertrouwd «n wel aan den heer Spoormans, die de rol van den machine-fabrikant (peelde. De heer Spoormans heeft zich dapper van zijne moeilijke taak : gekweten en heeft de rol van Derblay met veel gevoel gespeeld. Deze ? acteur heeft een zeer lyrische stem, waarmede hij uitmuntend weet te ? woekeren en die hem daar wel eens helpt, waar zijn spel wel eens wat bouterig is. Toch kon men met zulk een Derblay volkomen tevreden zijn. 1 D» Hertog de Bligny werd door den heer De la Mar vervuld; deze ac, tenr doet alles goed, wat hij op zich neemt. Toch mag hem de opmer king niet onthouden worden, dat hij goed zou doen, wanneer hij de hou; ding van zijn hoofd eens van tijd tot tijd veranderde, ze is in alle rollen dezelfde. Of een Hertog de Bligny bij de Markiezin de Beaulieu ook jaT is deze zijne tante een visite maakt in een kort donkerbruin buisja met dito pantalon, komt my zeer vragelijk voor. De heer Faassen als de parvenu Moulinet was uitcuntend; Lij gaf m ?bonding, spraak en kleeding eene type, zooals wij het van dezen begaaf den acteur mochten verwachten. De heer Lo Gras als Notaris Bachelin sprak zóó zacht, dat men hem ' te nauwernood verstond. Ook kende hij en het spijt mg dit van den " regisseur te moeten zeggen zijne rol in het geheel niet. r De heer Jan C. de Yos was als altijd degelijk en beschaafd in taal en spel. Ik heb reeda meermalen de opmerking moeten mak^i, dat de heer Poolman van alle rollen een komiek maakt, ook al is er niets komieks in de vol. Ook de Baron de Préfont werd weer op treurige wijze gechargeetd en tot een fat van de allerergste eoort gemaakt. Dat is de Baron ? &e Préfont niet. Wanneer de heer Poolman zijn "O-irtdurend liè-hèkon afleert, het zon zijn spel niet schaden. Ik <»** der directie den raad, om den heer Van den Heuvel een cadeautje Yan f 3.90 te geven, om dan in de Trois Frangois een hoogen hoed te koopen, bij behoeft dan in het vervolg, wanneer bij op het tooneel moet Ywrsclvien met een hoogen hoed, geen op te zetten, die hem veel te klein il en hem tot een caricatuur van een heer maakt. Ook de mise-en-Bcène was de Koninkl. Vereeaiging onwaardig. Hoe komt men ertoe, om in een salon der Markiezin de Beaulieu eene gewona rieten bloemenmand te plaatsen met eenige gewone potbloemen «in? Wie heeft het ooit gehoord, dat men eene bruid, die in de kamer yntohtynt,- geheel alleen laat zitten; mij dunkt, dat, zoodra de bruid, de heldin van het feest, binnentreedt, zij door al do aanwezige gasten en familieleden wordt omringd. Renée zou dan ook veel gemakkelijker hebben ? kinnen «pelen. Aan bet slot van mijn verslag gekomen, wensck ik te constateeren, dat «en lid van den Raad van Beheer de voorstelling heeft bijgewoond. Hij ? pol »n hebben kunnen zien, hoe slecht het met het damespersoneel bij . de afd. Botterdam gesteld is en hij zal ongetwijfeld bij zijne medeleden op spoedige verbetering aandringen. Zoo zal hoop ik uit deze slechte voorstelling een goede verbetering geboren worden. . 12/3 '84. M. H. V KUNSTBESCHOUWING TOONEELKOSTUMEN HILMAN. Met hensche medewerking van den ijverigen en schranderen boekbewaarder dr, H. C. Rogge, vond de afdeeling Amsterdam van bet Nederlandsch Tooneel-Verbond" gelegenheid Maandagavond 11. in het Odéon ( de voornaamste kostuumwerken en andere geïllustreerde uitgaven, aan . tooneelzaken gewijd, te expozeeren, welke behooren tot de aan de stad vermaakte boekerij Hilman. Eer wij met een paar woorden nader van dezen aangeuainen avond gewagen, kom ik even te-rug op da vraag, voor eenigen tijd in dit blad aangeroerd, wie in het 3e en 4e decennium dezer Eeuw de rol van den Spie in den Gijsbreght" vervuld heeft. Het is aardig, dat niet slechts 1 de oudere en jongere eerste rollen elkander afwisselden in de Ridderfiguren , van Vondels populaire treurspel; maar dat ook de komieken steeds om en om den Spie gespeeld hebben. Van 30 Dec. 1826 tot in 1830 alter- neerden in die rol Rosenveldt en Rombach. Tot '35 wisselen Rosenveldt en Stoete met elkander af. l Jan. en 31 Dec. '36 treedt Stoete in de rol op, 28 Dec. Knijp, 3 Jan. '38 van Hulst (dat mij onverklaarbaar voorkomt); l en 7 Jan. '39 Stoete, 2 en 5 weer Rosenveldt. In 1784 en '85 hadden De Wael en Lindeman gealterneerd en «peelden dan tevens voor Thomas-Vaêr. Deze berichten zijn ontleend aan de zoogenaamde affiches, die tot de verzameling Hilman behooren. Om ons het genot der bij-een-gebrachte kosrtuumwerken van dezen liefhebber gemakkelijker te maken leidde de Heer Hofdijk de bescYiouwiug van deze in met eene korte rede over het wezen van kleederdracht en mode. De spreker nam een wezenlijk ver?chil waar tusschen bet verschijnsel, dat wij kleederdracht en dat wij mode noemen. Van de eerste gewaagde hij met waardeering, van de laatste met minachting. Mij dunkt ten onrechte. De spreker deed eerst uitkomen hoe uit de noodzakelijkheid der bedekking tegen de ruwheid van klimaat of weersgesteldheid en, ten tweede, uit de liefde voor tooi, voor verciering, het verschijnsel der kleeding voor den mensch ontstaan was. De spreker heeft daarbij een belangrijken en geheimzinnigen faktor buiten behande ling gelaten: de schaamte en het betamelijkheidsbesef. Het wijsgeerig vraagstuk, dat zich hier ofSdoet, had hij niet mogen ignoreeren. Voords kan ik ook mijn vriend niet bijstemmen, als hij, de gevoelige dichter en scherpzinnige denker, met den grooten hoop der pedanten de Mode) eene grillige dame scheldt. In alle modes toch voltrekken zich wetten. Het is geen kleermaker noch modiste gegeven eene mode van eenii?a levensvatbaarheid aan eene samenleving op te leggen, tenzij die mode zij óf ontwikkeling óf reaJctie. Ik neem aan dit van alle modes, die eenigen levens duur gehad hebben, te bewijzen. Ook korreapondeeren de modes steeds met de stemming in Kerk en Staat. Zij zijn de zichtbaarst en algemeenst optredende openbaringen der cliarakters in een gegeven oogenblik. Niet onbelangrijk ware 't ook geweest, dat wij een woord hadden mogen hooren over de toepassing van het historiesch of ethnografiesch kostuum op de tooneelwaereld. Dit zou, in ongewone mate, de tooneeldrachten die wij te zian kregen, verduidelijkt hebben. Met belangstelling mochten de vergaderde Heeren cu Dames kennia maken met de volgende werken: Types carnavallesques en Types militaires, door Draner; La cmnédie hmnaine, door E. Ladreyt; Les Brigands, Opéra bouffe d1 Offenbaeh, Costumes dessinés par Draner; Becueil de tous les costumes religieun et militaires door J. Ch. Bar; Costumes francais du règne de Louis XIV, naar teekeningen van Moreau, Watteauenz.; Collectien de costumes van Vernet; Costumes naar A. Deverda; Galerie Theatrale, Collection de 144 portraita en pied des principaitx acteurs et actrices, qui ont illustrc la scène fran» caise depuis 1522 jusqiC a nos jours; Sammlung von TJieater-Dekora* Honen van C. F. Schinkel; Kostumen der deutschen Oper in Amsterdam, door F. Schirmer (18e eeuw); Costumes Mstoriques et trangers, dessinés et grai'és par Pauquet frères, d'après les meilleurs maitres de chaque poque; La Comédie francaise 1680?1880 par Houssaye; Le thédtre illustré(album des thédtres) Comprenant plus de70portr.desprmeipauK artif'tes de Paris; Album de la comédie francaiss par S. Febvre et F. Johnson, 1680?1880. Met een teekening van Sara Bernardt en een brief van pumas Fils; Paris-Thédtre, Contenant les portraits et les biographies des célébrités du thédtre contemporain. De bij-een-komst, waaraan door vele personen werd deelgenomen, die zich op tooneelgebied verdienstelijk hebben gemaakt, werd gepresideerd door den smaakvollen en kunstlievenden Heer M. J. Waller. Amst., 18 Maart '84 A. fe. TJIT BELGIË. Engelsche troep. Volksconcert. Le Hëluge, enz. Indiea liet vreemde het merkwaardigste is zou ref. deze week moe ten beginnen met een verslag der engelsche voorstellingen in het thédtre des Galeries St. Hubcrt, of eenvoudig: in de Galeries. Een tooneeltroep van 45 personen kondigde verleden week eenige voorstellingen aan, waarvan de eerste nu heeft plaats gehad; en daar ik de zaak nu toch heb genoemd wil 'k er maar een paar woorden van zeggen. Men gaf Billee Taylor, eene opéra-comique van Ed. Solomon, op tekst van Stephens. Het onderwerp is niet nieuw. Een deugniet, of verrader, laat zijne bruid in den steek om eene andere jonkvrouw te huwen, dia hem vurig bemint, terwijl bij de eerste, die zich als kajuitsjongen ver kleedde om haren bruidegom op eene zeereis te kunnen volgen, op 't laatst aan eenen plompen dikbuik wordt overgedaan. De muziek dezer banaliteit is ondertusschen van opwekkende frischheid en vrij van alle ziekelijke gevoeligheid. De situatiën zouden aan eene fransche pen menigmaal aanleiding gegeven hebben tot die bedekte dubbelzinnigheden welke iedereen verstaat, en op onze kleinere tooneelen tot vervelena toe worden gesavoureerd. Welnu, in Billee Taylor niets daarvan. Jong en oud, maagd en knaap kunnen zonder schaamte hartelijk lachen om den gezonden huniour, waarvan het werk is doordrongen. Da zaal was vol, niet alleen van engelsche dames (in Londensch scbouwburgtoilet) en engelsche heeren, maar van honderden Brusselaren, bij wie wij geene kennis van Bulwers taal hadden vermoed, en die toch, naar hunne hou ding te rekenen, menige fijnheid der gesprekken recht wisten te schatten, Uit een zuiver muzikaal oogpunt verdient het jongste Concert populair» van verleden Zondag eene meer bijzondere opmerkzaamheid. Dit lljjkff reeds uit de eenvoudige mededeeling van het programma: Le déluge, poème biblique, van L. Gallait, in tonen gezet voor vier solostemmen, koor en orkest door C. Saint-Saëns. Kermisdag, orkestwerk van Jan Blockx, den bekenden jongen componist van het Verloren paradi/s, waarover den vorigen winter in deze bladen uitvoerig ia geproken. La Madeleine au désert, voor baritonsolo, van E. Reijer. Het derde bedrijf van Les Troyens a Carthage gedicht en muziek van H. Berlioz, voor zeven solo stemmen, koor en orkest. Slottooneel uit Romeo en Julielte van H. BerHoz. De zwakke zijde van dit Concert is voorzeker dat het ons fragmenten opdiscble wier indruk des te oppervlakkiger moest blijven, naarmate ei vele andere werken aan gepaard gingen. En toch valt het geen oogenblik. te betwijfelen dat de brokstukken van Berlioz machtig en krachtig en kleurrijk afstaken bij het hoofdwerk van de zitting, de cantate van Saint-Saïns. Cantate", zeggen wij, en met reden. Deze Zondvloed" ia niet in den grooten Oratoriënstijl behandeld, waartoe bet onderwerp zoo buitengewoon eigenaardig is. Ondanks de wezenlijke verdienste van Saint-Saëns' compositie moeten wij verhevenheid van uitdrukking en op« ? vatting daaraan ontzeggen. Ondertusschen weet de kunstenaar bet effect wat liij teweeg wil brengen op zeer edele en kunstvaardige wijze voor te bereiden. In bet eerste deel wordt de verbinding van de menschen met

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl