Historisch Archief 1877-1940
No.
BE
V^OR NEDERLAND.
engelenr|verhaftld, waaruit het geslacht der reuzen ontstond, gelijk onze
lezers die bijzonder uit den Ondergang der eerste Wareld kennen. Die
reuzen «orden door sterke basgangen geschilderd, waarna de vloek over
het verbasterde" mensdom wordt uitgesproken door het koor, afgewisseld
wet tenoor- en alt solo. Dit gedeelte is uitsluitend door strijkinstrumenten
begeleid en maakt daardoor een indruk van kieschheid en fijnen smaak.
. Doch wat gebeurt er nu? Het tweede deel aldus voorbereid, bevat den
Zondvloed zelven: eene echte schildering door tonen, die zich moeilijk
laat beschrijven. Is de lezer tevreden wanneer ref. verhaalt hoe de harp
eerst het akkoord van D-mineur laat hooren, vervolgens de bassen en
violen in opeengestapelde C-majeur-akkoorden, met den terts tot grond
slag, de opkomende beweging der wateren nabootsen? Hoe dfb trillen en
beven door chromatische gangen wordt afgewisseld en het fugatieve thema
Weerklinkt, wat ons aan het eerste deel des stuks herinnert? Hoe lang
zamerhand de blaasinstrumenten invallen en eindelijk groote trom en
bazuinen de grootste hoogte der ontzaglijke gebeurtenis zoeken uit te
drukken,...... waarna de kalmte terugkeert en de ark schijnt te zweven
vers l'horizon sans bornes?"
, Ondanks dat deze schildering niet onedel is, blijft zij echter ver beneden
haar onderwerp. De woede der golven in tonen te schilderen is voorzeker
reeds eene moeielijke taak, en toch is dit nog niet alles wat de
toonkunstenaar hier heeft te doen. Van de muziek is het vooral het eerste vereischte
het z i e l e l e v e n des menschen uit te'drukken, gelijk Beethoven dit zelfa
in zijne Pastorale heeft gezocht en 't aanduidde aan 't hoofd van Geef
ons vrede" in zijne tweede mis. De wanhoop, den vloek van den booze,
den weemoed der moeders, de ellende van 't gedierte der heele natuur
terug te geven. Ziedaar wat de toonkunst bij den zondvloed heeft te doen.
Doch dit is niet het werk wat in eenige honderden maten muziek kan
worden ten einde gebracht, en hiervan is dan ook in de cantate geen
spoor. Het is niet genoeg een geschikt, een zeer verdienstelijk fransch
componist te zijn om aan zulke eisehen te voldoen. Een groot deel van
het publiek zal natuurlijk reeds tevreden wezen met 't ruisclien van 't
water; doch daarmede mag een kunstenaar niet voldaan zijn. In het
derde deel was de ^moeilijkheid minder groot. Noach laat verschillende
vogels uitvliegen, wier gekir op zeer treffelijke wijze wordt teruggegeven.
Be sopraan solo, die 't verhaal daarvan doet is een edel recitatief, door
Mlle. Anna Soubrejmet reine vocalisatie en zonder gemaaktheid, of jacht
op effect voorgedragen. De keuze dezer zangeres voor deze partij was
zeer gelukkig. Eindelijk heeft de componist eok hier weder de woorden,
ter verzoening met het menschdom doer God den Heer uitgesproken, aan
het koor opgedragen. Voorwaar eene gelukkige gedachte, dewijl zooveel
mogelijk de vergelijking der menschelijke stem met Gods stem moet ver
meden! werden. Deswege heeft bij voorbeeld Christus am Odberge eene
eigenschap die- wel niet kwetst maar aan den indruk van dit meesterwerk
in den weg staat.
Do duo tusEchen Christus en den Kngel mist, door gebrek aan recht
verheven .uitdrukking, zijn doel, en het heeft ref. nooit een groote misgreep
geschenen dat men den oorspronkelijken tekst lange jaren achtereen door
de geschiedenis der Makkabeeën heeft vervangen, ofschoon sommige deelen
van. Beethoven's werk er iets onder lijden. Evenwel besluite men daaruit
niet dat wij het eene ontheiliging achten de verhevenste figuren uit de
wereldhistorie met de toonkunst in betrekking te brengen.
Integendeel!
Be solo's van Saint-Saïns werdenfverder voorgedragen door den
verdiensteiijken bariton Heuschling, den bruikbaren tenoor Goeffoel, die alleen
wat te veel bibbert, geen recht metaal in de stem en van verheven tekst
weinig begrip heeft. De altpartij werd gezongen door Mej. de
SaintMautin, eene weftegaafde jeugdige zangeres met krachtig orgaan.
(Wordt vervolgd).
Brussel, .17-Blaart'84.
M. A.
LETTERKUNBE.
BaOLLAKDSCHE T00NEELSÏUKKEN, BIJ A. RÖSSING.
1. Henrik Ibsen, Een-vijand des volks. 2. Mr. P. Sroosiiooft, Zijn meisje
Jtomt uit. 3. M. B. Mendes da Costa, Thuis gelieven. 4. Piet
Yhtehtig, Een in- en een uitval. J. E. Slmgervoet
Beanondt 5. Lentes Eerstelingen, 6, De Kerstboom.
Frederik van Eeden, l Het Sonnet, 8. Frans
Hals. 9. Claudius, Dingen die bloed
eischen".
In nette pakjens voert de Heer A. Rüssing de dramatische denkbeelden
V»or ons op, die hij in het licht helpt.
Ik zou niet graag eene voorwaarde verbinden aan den lof, die dezen
wakkeren" jongen uitgever toekomt voor de ijverige geestdrift, waar
mede hij, blijkbaar, den Heeren en Dames de hand biedt, die uit kunst
liefde, misschien omvleugeld door een klein weinig verschoonbare ijdel
heid, hunne werken door hem ter perse doen leggen, en zich vleyen met
de hoop ze voor het voetlicht te zien of althands gespeeld in de porte'
Itrisée van een familie-vertooning.
Voor No. l wordt natuurlijk heel iets anders geëeischt dan dat laatste
(5 bedr., 164 bladz.). Mej. Ida Donker schijnt iemant te zijn, die met
ernst de achandinaafsche letteren beoefent. Al zou men het maar doen
your la raretédu fait, 't verdient erkenning en lof. Lang genoeg heeft
onze opleiding zich altijd in het fransche zog bewogen, met slechts
matige gebruikmaking" van de engelsche en duitsche literaturen.
Historiesch staan de Franschen aan 't hoofd der letterkundige beschaving sedert
Kabelais, Amyot en Montaigne. Men moet ze kennen, op verbeurte van zijn
letterkundig fatsoen, maar men moet ook geluisterd hebben naar Lessing
en de Schlegels, om den invloed van ichardson en Shakespeare te be
grijpen en de drie populairste literaturen van West-Europa zijn dan nog
maar voornamelijk de sporten, waarmee men hooger klimt. Dank zij
Fwtearath, Schuller tot Peursnin, Putman, zijn we Spanje binnengeleid;
dank zij Bohl, Kok, Hacke en Ten Kate spreken de Italianen Holland-'ch.
Maar we moeten onze opmerkingssfeer nog uitzetten, en Mej. Ida Don
ker (die niet te Bussum maar in Zweden scuijnt te wonen) doet wel, het
voorbeeld van Potgieter gevolgd en eenige aandacht aan het Noorden ge
schonken te hebben.
In de laatste jaren hebben wij geleerd voor de schandinaafsche natuur
en hare afschildering door Bude, Tidemand, Leu, Apol, warm te voelen.
Geen wonder, dat men,''vernemende hoe in Scandinaviëvan het oor
spronkelijk" van Een vijand des volks, binnen 14 dagen, 10,000 Ex. ver
kocht" zijn, zich een groot kunstgenot uit de lezing en voorstelling van
dit stuk beloofde. Dit vooruitzicht is echter op een te-leur-stelling uit
gekomen. Een vijand des volks behoort bepaald tot Ie genre ennuyeux
volgenda onzen hollandsehen thermometer. Ons publiek is goedaardig,
en kan veel slikken; maar zoo iets gaat te ver. Men beweert altijd, dat
wij van nature didaktiesch zijn; er is iets van aan: maar dit geeftniemant
het recht, zoo min Hoogvliet als Henrik Ibsen, hiervan misbruik te maken
en ons te vervelen.
Wij, Nederlanders, zijn eerder vóór dan tegen apthekers ingenomen.
Wij kennen, alle, het J5ra<7a-vaersjen: Weet je waarom van den Bergh",
ik denk zelfs, dat Henrik Ibsens verkeer als farmaceut met de goede
burgers van ? Skiën hem menige tint en toets aan de hand gedaan zal
hebben , waar hij zijn fin de schitterende hoofdstad van Beyeren geschre
ven) vaal tafereel toch nog wat mee verlevendigd heeft. Ja en neen is een
lange strijd: de Heeren Loffelt en De Beer prijzen den Vijand des volks
als een meesterstuk. Ik beroep mij op het publiek van Van Zuylen. Ik
vind het stuk toch niet ordinair; ik zie zeer goed in, dat de charakters met
oorspronkelijkheid zijn opgevat; alle: ze zijn doordacht, doorwerkt. Er
is hier geen konventie aan 't woord. Het stuk is te lezen; maar 't is
niet te sien. Het laat u volkomen onvoldaan, al zal het tusschen de
forsche Petra en den zelfstandigen scheepskapitein Barster (na dat het
doek" gevallen is) nog wel eens tot een huwelijk komen. De gebroeders
Stockman, .de geestdriftige menschenvriend en de baatzuchtige Burge
meester, steken krachtig op elkander af; maar er is geen verloop van
gebeurtenissen in het stuk; ook is het bizonder arm aan vernuft.
Op de taal der overzetting zijn enkele aanmerkingen te maken. BI. 5,
ondersten regel, wordt de vierde naamval verkeerd gebruikt. BI. 16, onder
sten regel, is kunnen" overtollig. Blz. 18 staat: rje kost" (voor je Jcondt)
niet gebruikelijk (herhaald bl. 91). BI. 19 v. o. wordt iemant nu eens
met gij dan eens met u (in nom.) aangesproken. Bl. 42 en 140 wordt het
pedante woord slechts" iemant in den mond gelegd. Het zelfde geschiedt
ook op blz. 46. Blz. 49 wordt was gebruikt in den zin van is geweest. Blz. 59
wil iemant (pleonastiesch) vrijheid hebben om zijn meening te mogen zeg
gen". Blz. GO wordt iemant gedwongen op zekeren toon te moeten spre
ken. Blz. 64 komt in het gewoon gesprek de gen. der voor. Blz. 65
onder hun juk" is min duidelijk. Blz. 80 loopt het gebruik van M (nom.)
en gij weer vreemd door-een. Blz. 93: men zegt niet: ,de stad waarin
hij woont" (zoo min als: de wereld waarin men zich verveelt"). Blz. 112,
lees: overpeinsd". Bl. 124 pleonasme: langer meer. Blz. 126 staat
verzameling, in plaats van vergadering. Blz. 152, lees: vreeselijken".
Het boven met No 2 gemerkte niet onverdienstelijke stuk is door de
pers bovenmatig geprezen. Dit oorspronkelijk Indisch Tooneelspel"
(toch wel niet uit het Sanskriet vertaald ?) moge, volgends des auteurs ge
tuigenis voor het eerst gespeeld zijn in den Stadsschouwburg te Amster
dam door de artisten der koninklijke Vereeuiging: Het Nederlandsch
Tooneel", het heeft daarom nog niet veel van de dramatische kracht,
harmonische proportiön en effektschittering der dramaas van Victor Hugo,
die óók meermalen door den auteur pompeus werden omlijst door de aan
duiding der talenten van Frédérick Lemaïtre enz. Ik heb reeds vroeger
rekenschap van mijne bezwaren gegeven. Ik zal hier alleen herhalen,
dat ik allen eerbied heb voor het gezach van mijn vriend Ten Brink,
die de indische waereld er goed in geschetst vond; maar dat mij het blij
spel Het Sonnet, dat gewoonlijk op den zelfden avond gespeeld werd,v
van meer tooneelgevoel (entente de la scène) schijnt te getuigen dan het
werk van Air. Brooshooft. De figuur van Van der Pluim in-zonderheid
is aardig geteekend. De auteur heeft zich dan ook in die mate van zijn
gewoonte om zekere woordspelingen te maken doordrongen, dat hij er,
op blz. 47, den Heer Trombone een tweetal in den mond legt: niet ge
mystificeerd, maar geamoveerd" en ik zal de deur voor u openen, in
plaats van de hemel." Dit de hemel" legt mij de aanmerking in de pen,
dat de Heer van Eeden zijn taal nog een weinig meer bewaken moet.
Op blz. 17 wordt het woord geestelijk" voor het duitsche geistig gebruikt»
't Is daar meer voldoende dan het verkeerde geestig zou zijn; maar
naar den geest" ware beter. Belfort gebruikt blz. 23 de uitdrukking
auxtspeüts soins verkeerd. Blz. 36 wordt Mijnheer verkeerdelijk door Mr.
uitgedrukt. Blz. 44 en 57 wordt hen gebruikt, waar se meer Hollandsen
zou zijn. Op blz. 58 staat het ongebruikelijke rjufler" en het schoolsche
oorzaak en voorwerp van uitingen" (in den mond van een mooi meisjen).
Óp blz. 62 staat durft te vertoonen." Op blz. 67 en elders wordt u
(als nom.) met de tweede pers. van 'twerkw. gebruikt. Op blz. 46 staat
te-recht: u sprak" (niet u spraafct).
Wat de samenstelling betreft, zou ik willen vragen, of het heengaan
van Karel, op bl. 23, wel gemotiveerd is. Ook begrijp ik in 't Sonnet het
schaamrood van de zon niet. 't Is aan 't verdreven wolkenheir" eerder
om te blozen. Het klinkdicht-zelf verdient anders een pluimtjen.
Meer gang nog dan;in zijn eerste proeve is in Frans Hals van den zelfden au
teur, dat, aardig en handig, historisch, anachronistisch" betiteld is. Deze in
knoedelvaerzen geschreven komedie (min juist kluchtspel" genoemd) brengt
wel een weinig het spreekwoord in herinnering qui trop embrasse", of
de anekdote van den mof met zijn Kan itirbi, duut it ir bi". Dit schaadt
wat aan de eenheid van het anders hoogst amuzante stuk, dat, gelardeerd
met goed gekozen deuntjens, met veel entrain door de jonge-luïvan St.
Lucas gespeeld is. Het geval van het bang maken van Frans Hals moest
ean beetjen meer voorbereid zijn. 't Is nu onduidelijk.
Thuis gelieven van M. , Mendes da Costa is een geestig en
harmo