De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 23 maart pagina 9

23 maart 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 9 Hejji van Zontevees; -* Weg met de vrijdenkers door ook een vry'denker; Hot gesluierde beeld van Sais (gedeeltelijk naar Schiller) door Dr. Hartegb Hap van Zoatenreea; Critiek van een modern protestant op Gflrótendoin en Socialisme door Rienzi; Berichten en mededeelingen. evue des deux Mondes 15 Mars. ? Andrée (deux: partie) par George Durny; Les magistrats et la demo cratie; Una puration radicale par GeorgePicot; L'instruction publiqu» dans l'empire romain par Gaston Boissien; Un chapitre de l'histoire financière de Franco par A. Vuitry; La précision dans l'art, tude da psychologie esthétiqne par Constant Martha; Une restauration en 1672; Le rétablissement du stadhoudérat en Hollande par Antonin Lefèvre Pontalis; Moeurs financières de la France; Le chemin de Constantinople par Bailleux de Marisy; Bevue dramatique; Apropos d'un proces de théatre par Louis Ganderax. , Stvite Internationale 10 Mars. A nos lecteura par Ie directeur; Le panslavisme par Wladimir Latna-naky; Michefcn Nouvelle polonaise par Henri Sienkiwiez; Le Bdb dtt régimes* par F. "W. HigginSon; Madame de Beaumont par Angelo d* Gvlbernatia; Ufc sonnet du Dantetrad: par F. Antony; Un sonnet de Carducci trad: par Julien Lugol; Chronique litteraire par Thomas Eöery; L'avenir dél'Egyptepar EwaldPaul;?Chronique conomique et financière par Alberto Errara etc. Nieuwste uitgaven in Nederland : Erik, Eene Sociaal Democratische Republiek ! J * * L Essëir, Zal Domela Nienwenhuis het lot van den werkman verbeteren? . . 0.10. De Grondwet voor het Koningrijk der Nederlanden en het ontwerp der Staatscommissie tot herziening dier Wet ter vergelijking naast elkander gesteld . . . B 0.50. Slotboom's Halve Guldens-uitgave. No. 2. . . . . ? 0.50. R. Corneli, Die Jagd und ihre Wandlungen. Heft !,'.., 1.20. Mevr. L. A. Eickhoff~ten Kate, Primula veris . . . . 0.7ó. Mr. W. J. ten Hoet, Licht en bruin. .«iet!» 4-85. f 0.75. Nüuwste uitgaven in Frankrijk. George Kohn, Autour du monde « 1 l l CamiHe Deliaviile, Les bottes du vicaire . ) . Ch. d'Acussia, La conférence des fauconnier.i . ? . Nollée de Noduwer, Contes Macabres . . . i ) Kohn Abrest, Les coulisses d'unlivre . . . i . La Fontttine, La coupe enchantée. . . . « l X. de Montepin, La demoiselle de compagnie . S . S. Blandy, Las prenvea de Norbert , . . Jean Bichepin, La Glu ..«?.. f ", Edmond Bazire, Manet . ... i . 2 i Mayne Beid, La montague perdue . . S . . Ch. Lomon, La fiegina ...II',*» Vicomte Oscar de Poli, Les régicides . S ? ? ? Emile Blavet, Richard III .. . . ! . Gd'Avenil, Bichelieu et la monarchie absolue . i ? A. de Pontmartin, Souvenirs d'un vieux critiqtte » . ?A. de Puymaifrre, Souvenirs sur l'émigration . . * A. Belot, La Tête du Ponte ....».£ J. Clarétie, La vie a Paria . . , f . « J L. Biart, Les voyages involontairea j 1 , J Nieuwste uitgaven in Engeland. Miss Braddon, Phantom Fortnne , ! » I Darkresa and Dawn, the peaceful birth of anewage J B. Elbon, Bethesda 3 vol . . . . H. Fielding, Novels of, 5 vol. ...... H. Friswell, One of two, a novel . . . . . B. A. L. Garoock, Joyfal through Hope. ? ? ? » H. R. Haggard, Dawn & vol. . . . ? ? t W. Minton, Wreek ingniries . ... J i i E. A. Poe, Tales ed. by Ingram . . . i ? . T. W. Beid, Gladys Fane. .... J J Wingfield, Lady Grizel J - Women's devotion by author of Ladies of Loyel Leigh i Psychosis, uur modern Pbilosopher Florence Mc. Pherson. Poetry of Modern Greece l » E. A. Poe, Poems and Essays ed by H. Ingram i ? E. S. Johnson, Ilaria and other poema. . . i i MILITAIRE ZAKEN. ? fr. S.50 ; 3.50 ? ?) A i- .-^ *? l 1 3.50 J n 2. ; . 3.50 . 3.50 S " 3.50 i n 3.50 ^ ; 10. ,' 3.50 ; * 3-öo \ , 4.~ 3 3.50 e ? » «. " 2 i n 15-~i " 3.50 5 3.50 i » 7.50 t O _ * *->? . B 350 i 1 3 » 3;5 Bh. 2. i 2.6 l 31.6 ? J} V«-IV' » 10.6 > 2. ?* v. 31.5 » 24. 31 2. » 6. : c. 2. S 4.6 i » B. t " 6'. HET ONTWERP DER GEWIJZIGDE GRONDWET VAN HET KONINKRIJK DER NEDERLANDEN. U. Tolgens Art. 181 van het ontwerp der gewijzigde grondwet wordt aan 3êB Wetgever overgelaten déregeling van den verplichten krijgsdienst en Tan de verplichtingen, óf téleggen aan hen, die niet tot de zee- of land macht behooren, met inachtneming evenwel van de bepalingen, vervat in Art. 180, 182 en 183. Naar onze meening kan niet beter worden voldaan aan den in Art. 180 uitgedrukten wenach, dat alle bewoners van den Staat deel zullen nemen aan de verdediging van zijn onafhankelijk bestaan en zijn grondgebied, dan door in de wet het beginsel van algemeene dienstplicht op te nemen, m. a. w. te bepalen, dat alle weer bare mannen een gedeelte van den weerplichtigen leeftijd in de gelederen van de zeeof landmacht zullen doorbrengen, om zich des te beter voor hunne taak in oorlogstijd te kunnen voorbereiden en bovendien het grootst mogelijke aantal personen te hebbes, dat in staat ia de wapenen te dragen en te gdmikia. Wij vermeenen, dat het beste een denkbeeld kan worden verkregen van de gevolgen eener zoodanige bepaling, door een vergelijkend overzicht ta geven van het aantal personen, dat volgens de bestaande wetten betref fende de Nationale Militie en de Schuttergen geoefend wordt en volgens eene wet, waarin het beginsel van algemeenen dienstplicht gehuldigd is, in het leger z^jne opleiding zoude ontvangen. Ten einde alsnu gebruik te kunnen maken van officieele cijfers, stellen wij, dat de dienstplicht aanvangt op denzelfden leeftijd, als thans voor den militieplicht is bepaald. Dit aannemende, zien wij uit de verslagen van den afloop der lichtingen voor de Nationale Militie van de jaren 1874 tot en met 1883, dat, ofschoon in genoemd lOjarig tijdsverloop het totaal militieplichtigen 339.280 bedroeg, daarvan slechts 108.725 zijn afgeleverd, die dus de van den dienst onthevenen en het verloop niet medegerekend het aantal mannen voorstellen, dat in het leger is geoefend boven het aantal van 10.611 mannen, die reeds vrijwillig dienden of gediend hadden en mitsdien, ingevolge de 4, 5, 6 en 7 van art. 47 der militiewet, van den militiedienst vrijgesteld werden. Bij algemeenen dienstplicht zouden alleen vrijgesteld kunnen worden zy, die lichamelijk ongeschikt voor den dienst zijn, en die daarvan door hun gedrag uitgesloten behooren te worden. Over genoemd lOjarig tijdperk bedroeg bet aantal vrijgestelden; wegens kleiner dan 1.55 M. ; ; ; ? i ; 13.564 wegens ziekelijke gesteldheid of gebreken l ? 25.427 en het aantal uitgestotenen; J , t t . . . . i . 373 Totaal . . 39.364 Voegt men daarbij het getal van 1CG overledenen nS. de loting tot aaa de eerste zitting van den militieraad, dan vermindert liet totale getal van 339.280 militieplichtigen met slechts 39.530 en bedraagt derhalve het aan tal minnen, dat geoefend wordt 299.750 tegen 108.7254-10.611= 119.336, d. i. 180.414 man meer dan bij de bestaande regeling van den dienstplicht. Behalve het getal van 10.G11, die wijwillig in dienst zijn getreden, waren er alzoo 289.139 dienstplichtigen, of gemiddeld 28.914 per jaar, die geoefend zouden kunnen worden, terwijl daarvan slechts 10.873 die oefening hebben genoten. Volgens het verslag van den Minister van Binnenlandsche Zaken aan den Koning omtrent de sterkte van den eersten ban der schutterijen op l Januari 1883, opgenomen in de Staats-Courant van 7 April van dat jaar, bedroeg die der dienstdoende schutterijen, met inbegrip der reserve, 42,574 en die der rustende, eveneens met inbegrip der reserve, 75.668 man, van welke getallen respectievelijk 10.855 of ruim 1/4 en 17.574 of ruim 2/9 van het geheel vroeger ais onderofficier, korporaal, soldaat of milicien bij het leger had gediend. Aangezien, in verband met de orga nieke sterkte, de totale sterkten dier schutterijen zouden kunnen bedragen 50,433 en 79.926 inan, zoo zouden, volgens de boven aangegeven verhou dingen, daarvan 12,619 en 17.762, totaal dus 30.372 man bij het leger ge oefend £ijn kunnen worden. Hierbjj rekenende 5 lichtingen militie, ad 10.873 man, te zamen 54.365 man, komt men tot een totaal van 84.737 man, waarvan gezegd kan worden, dat zij eenigszins op de hoogte van hun taak zijn, En dit resultaat nu wordt verkregen met een weerplicht van 5 jaren b^j de Nationale Militie en 10 jaren bij de Schutterijen, terwijl bij algemeenen dienstplicht reeds na 5 jaren beschikt kan worden over 144L.S7O geoefende manschappen. De cijfers spreken te overtuigend, dan dat het nog noodig is er iets big te voegen. Blijkt tevens hieruit niet ten duidelijkste, hoe waar de woorden zijn van den kolonel den Beer Poortugael: Vijfjarige militieplicht is de duurste, die in Europa bestaat. (In Spanje, Portugal en Belgiëis de diensttjjd 8 jaar, in Duitschland 12, in Bumeni en Denemarken 16, in Italië19, in Frankrijk enBusland20jaar.) Vandaar de groote kosten van ons leger in reden van zijne geringe kracht." Alhoewel wij gaarne zouden willen zien, dat alle weerplichtigen ver moedelijk de mannen van 20?30 jaar een gedeelte van hun verplichten diensttijd in de gelederen van het leger doorbrachten, behoeft dit echter niet voor allen even lang te zijn. Immers, het is niet noodig, dat allen op ? 'dezelfde wijze tot da verdediging medewerken. Vrij algemeen toch wordt een leger van ongeveer 100.000 man noodig geacht tot het vormen der militaire troepen: veldleger, besettingsleger en eerste aanvulling, wier bestemming is, om dadelijk aan een eventueelen doorgezetten vijandelijken aanval kraohtigen wederstand te kunnen bieden. In verband met onze cijfers zoude de Regeering bij een 10-jarigen weerplieht, bij den aanvang dea oorlogs kunnen beschikken over 289.140 weerbare krachten boven die van het aantal vrijwilligers bij de zee- en landmacht. Zij, die bij de militaire troepen ingedeeld zijn en dus do wapenen moeten dragen, behooren het beste geoefend te zijn; de anderen daarentegen behoeven slechts in zooverre de voor hen noodige opleiding te ontvangen, als zij behoeven om onder militair commando en verband de diensten ta kunnen verrichten, waartoe zij door hun kennis, kracht en betrekking het meeste geschikt zijn. Hiertoe behoort alles reeds zooveel mogelijk ia vredestigd georganiseerd, d. i. voorbereid en ingedeeld te zqn. Dit nn kan alleen geschieden, indien de regeling van alle defensiezaken aan het Hoofd van n en hetzelfde departement van algemeen bestuur is toever trouwd. Ook dit doel wordt bereikt met de afschaffing der schutterije» en de regeling van den weerplicht volgens het ontwerp der Staats» Commissie, terwijl daardoor tevens alle thans onnutte werkzaamheden oowel bij de Departementen van Binnenlandsche Zaken en van Oorlog, als b« de Provinciale en Gemeentelijke besturen komen te vervallen ea vervangen zullen worden door arbeid, die werkelijk nut oplevert en sixatt tot verhooging der weerbaarheid van bet volk MDLITIE-OFFICIEREN. In No. 323 van dit weekblad schreven wij, dat de couranten er melding, van maakten, dat er door den Minister van Oorlog Weitzel per regiment j eeaa comraana &»« benoemd, zijn, ott de voorwoorden te o&twery«%

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl