Historisch Archief 1877-1940
10
DE
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Wo. 353
Niemvste uitgaven in Engeland.
BeacoBsfield, Birthdaybook ...<??????????
A. Belot, The crimes of Paris ...*?..*?????
F. Daryl, Public life in England .'...?
B. Farjeon, The house of white Shadows.
The gold headed Cane ed. by Munk ..........
B. Harte, Californian Stories
Lady Hope, Our golden Key . .....«,....?
E. Maitland, The pilgrim and the shrine,
Our vicar's stories ed. by Shuttleworth
Sunday under three heads by Timothy Sparks (Ch. Dickens) .
A. Trollope, Au old man's love . . c * ? ?
A. Trollope, Mabel's progress . .t, ..????e.»
Tagaries of a vagraut by Bart. Cheeser Esq . . . . . t .
Mrs. Knox, Four pictur-es from a life .
Westwood/Twelvesonnets and an Epilogue(inMem.lBaac Walton).
Bh.
n
2.6
2
3.6
31.6
7.6
2
2.6
5
3.6
21
12.6
3.6
2
12
7.6
MILITAIRE ZAKEN.
MILITAIEE ADMINISTRATIE BIJ DE LANDMACHT.
In No. 4 van het Militair Blad van dit jaar, komt onder den titel
Beknopt overzicht van den tegenwoordigen toestand der Nederkndsche
militaire administratie", een stuk voor van de hand van den
KapiteinIntendant van Gendt.
Met zeer veel ingenomenheid hebben'"wij dat stuk begroet, omdat de
gedachten, welke daarin zijn weggelegd, den eenigen en juistsm weg aan
geven om de militaire administratie op goede, thans geheel omvergewor
pen, fondamenten op te bouwen.
Tot bereiking van dat, voor het leger zoo belangrijk, doel gaarne me
dewerkende, achten wij het nuttig omtrent de door den kapitein van Gendt
besproken onderwerpen hier in eene korte beschouwing te treden. Hierbij
zullen wij, op een enkele uitzondering na, ons onthouden een oordeel uit
te spreken over de door den schrijver genoemde wijzigingen, die sedert
1887 in de militaire administratie zijn gebracht, en zulks omdat wij daar
door to veel uitbreiding aan dit stuk zouden geven. De uitzondering die
wij hierboven bedoelden, betreft het sedert den aanvang van dit jaar in
gevoerde voorschrift, houdende wijziging van de verantwoording van soldij,
brood, vivres, i'ourages enz. bij de compagnieën van de korpsen der land
macht, vastgesteld bij beschikking van den Minister van Oorlog dd. 20
September 1883, VI Afd., No. 32. Dat voorschrift hier in zijn geheel te
behandelen achten wij, in verband met het vele wat daaromtrent reeds,
voornamelijk in het Militair Blad van het vorige jaar is gezegd,
overbodig1, waarom het ons doel dan ook slechts is, op grond van onder
vinding aan te toonen, dat bij de samenstelling van dat voorschrift geen
rekening schijnt gehouden te zijn met de mogelijkheid, of het ten allen
tijde en onder verschillende omstandigheden, waaronder het leger zich kan
bevinden, kan worden uitgevoerd.
Dat dit laatste niet kan geschieden zal o. i. duidelijk worden door hot
feit, dat onderscheidene bekwame administrateurs, zelfs na eenige beoor
deeling, geen helder denkbeeld hebben van de wijze waarop de berekening
van het den manschappen aankomende behoort te geschieden. De bere
kening is dan ook zóó minutieus, dat zij thans iu liet voorschrift
bijna drie maanden wordt toegepast, en de compagnieën zeer weinig man
schappen tellen, waardoor bijna geene mutatiën voorkomen, nog bij her
haling tot onjuistheden aanleiding geeft. En nu vracen wij of men zich,
na het evenvermelde, kan voorstellen, dat er eenige kans bestaat, dat er
in oorlogstijd iets van de compagnies-administratie terecht zal komen,
wanneer men daarbij bedenkt, dat de compagnieën alsdan minstens viermaal
de sterkte hebben van thans en dus daardoor, en ten gevolge van den
krijg, vele veranderingen met de onderofficieren en manschappen zullen
plaats hebben? Wij moeten die vraag ten stelligste ontkennend beant
woorden, te meer, omdat de met den administratieven dienst belaste ser
geant-majoors of opperwachtmeesters ieder oogenblik ten gevolge van het
gevecht of wel om andere redenen genoodzaakt kunnen worden hunne
d.emten te staken, in welk geval er, zonder langdurige voorbereiding, die
natuurlijk niet denkbaar is, meer dan waarschijnlijk geene onderofficieren
bij de compagnieën of batterijen enz. zullen worden aangetroffen, aan wie
men met eenig vertrouwen op een goeden uitslag de compagniesadmini
stratie kan opdragen. Door eene te veel in kleinigheden afdalende en
daardoor moeielijk tébegrijpen compagniesadministratie, zullen wij in
oorlogstgd in gevallen komen haar te moeten verwaarloozen, zoodat de
overdreven nauwkeurigheid de' wijsheid zal bedriegen. Hiervan zal men
ongetwijfeld bij de eventueel te houden groote manoeuvres de bewijzen
wal bekowaen, doch al mocht zulks het geval niet zijn, dan tochwenschen
wij, dat, wanneer de zeer te waardeer-en denkbeelden van den kapitein
van Gendt tot stand mochten worden gebracht en wij dus in het bezit
van een nieuw administratie reglement zullen worden gesteld, dan toch bij
dat reglement de verantwoording van soldij, brood, vivres en fourages
enz. op eenvoudiger en mér practische wijze moge worden geregeld dan
zulks bij het uiervoren Vermelde voorschrift wordt verlangd.
Omtrent de samenstelling van even bedoeld reglement, kan het mogelijk
7 ij a dat de kapitein van Gendt het bij het rechte eind heeft, met te zeg
gen, dat dio arbeid, mot de meeste kans op een goeden uitslag, door n
persoon zou moeten worden verricht, en zulks omdat de commissiën, die
vroeger reeds aan eeu nieuw administratie-reglement hebben gewerkt, dat
werk, ten gevolge van door hem veronderstelde moeielijkheden, met geene
invoering bekroond hebben mogen zien. 'Wij willen ons in die quaestie
nist verdiepen eii alzoo niet overwegen, of er meer kans bestaat uit han
den van n persoon dan uit die eener commissie een nieuw
administratiereglement <e ontvangen, n ' wel omdat wij ons als het ware overtuigd
houden, dr.t ds commissiën, die tot hot onderwerpeljjke doel hebben gear
beid, op zwaiïgkeuen zijn gestuit, waardoor zij het gewenschte doel niet
hebben kunnen bereiken. Mochten wij OBS echter in even bedoelde ver
onderstelling toch hebben vergist, of wel zijn de zwarigheden, waarop de
hiervoren vermelde commissiën schipbreuk hebben geleden, thans uit d«n
weg geruimd of op te heffen, dan wensehen wij dat Z. Ex. de Minister
van Oorlog geen tijd moge doen verloren gaan, om het leger een nieuw
administratie-reglement te geven, waaraan het dringende behoefte-Jleeft. 1)
Ten aanzien van de inrichting van dat reglement vereenigen wij ons
gaarne met het idóe, dat daaromtrent door den Kapitein v. r. is uitge
sproken, en gelooven met hem, dat met het goede-dat in de laatste jaren
op administratief gebied is tot stand gebracht en de gegeveaa die bij h«t
Departement van Oorlog berusten, wel een administratie-reglement, naar
de eischen destijds ingericht, te vervaardigen z»l zijn, mits dat daarenboven
in het brein van den vervaardiger of samensteller van dat werk, onder
goedkeuring van het Hoofdbestuur, het vaste plan bestaat, de man
schappen niet zooals thans uit hunne soldij, maar voor 's Rylcs refantng
van voeding te voorzien en hun een vast zakgeld te verstrekken.
Deze wijze van voeden en betalen van den soldaat komt ons zóó billijk
voor, dat met verwondering de vraag gedaan moet worden, wat wel de
redenen kunnen zijn dat men niet reeds lang tot dien maatregel is
evergegaan, te meer omdat de manier waarop thans de meeste levensmiddelen
aan dd troepen worden verstrekt in het. stelsel van vrije voeding van
wfge hst Rijk pa.^t. Hoewel wij ons niot in staat achten die vraag met
zekerheid te beantwoorden, gelooven wij toch niet ver van de waarheid
te ziju, door de veronderstelling te kennen te geven, dat bij het Depar
tement van Oorlog de vrees bestaat, dat de voeding van 's BSJkewege
meer uitgaven voor de schatkist zal vorderen dan bij de tegenwoordig
gevolgde voedingsmethode het gaval is. Wij vreezen zulks echter niet,
daarbij evenwel aannemende, dat het voeren der ménages en alles wat
daartoe gtrekend wordt te behooren, met dezelfde zuinigheid plaats haeft
als thans. Om onze meening ten deze met een bewijs te staven dieue net
lusr volgende voorbeeld:
De soldij v:m een soldaat der infanterie bedraagt 34 cent per dag,
welk bedrag tot het doen van betalingen voor de voeding in het te geed
der ménage-rekening wordt geschreven. Hetgeen van die 34 cent «ver
blijft wordt hem als zakgeld dat niet minder dan 10 cent per dag
mag bedragen uitbetaald. Veronderstelt men uu, dat de verè«ing«nin
ds ménage 32 cent beloopen, dan zou er slechts 2 cent voor zakgeld
kunnen worden uitgekeerd. In dat geval worden evenwel de ontbrekende
8 cent van 's Rijkswege, onder den naam van bijslag op de soldij," gesup
pleerd. Is dit nu, wat de kosten betreft, niet precies hetzelfde als wat
door ons wordt gewenscht; immers het B,ijk betaalt volgens het aange
haalde voorbeeld niets minder dan betaald zou worden, wanneer de voe
ding en het zakgeld volgens onze bedoeling geregeld werd. Niemand zal
ons dit bestrijden, evenmin als het te betwisten is, dat, wanneer de door
ons ontwikkelde ideeën tot uitvoering mochten komen, daardoor eene
zeer groote vereenvoudiging in de administratie der korpsen van bet
leger zou worden gebracht.
Behalve de hiervoren door ons gewenschte vereenvoudigingen in de
militaire administratie, kunnen wij die, welke volgaas de meening van den
kapitein van G. nog zouden moeten plaats hebben, hier niet onbesproken
laten. Die officier toch wenscht de betaling van de tractementen en v«rdere
vergoedingen van de officieren zonder troepen aan n persoon, bij het
Departement van Oorlog werkzaam, opgedragen te zien, en zulfar,
omdat bij mobilisatie van het leger en in oorlogstijd, die bstaling niet ger*geid
kan blijven geschieden. Niets is duidelijker dan die bewering, vooral wanneer
men iu aanmerking neemt dat, onder de evengemelde omstandigheden, er
zeer veel mutaliën, in zonderheid onder de hierbedoelde officieren, zijn te
verwachten. Nu is het wel waar, dat de intendanten door wie de of
ficieren zonder troepen thans op mandaat van betaling list hun aanko
mende erlangen van de voorgevallen veranderingen op gezette tgden
worden onderricht, doch het is met zekerheid te voorspellen, dat die be
richten niet of althans zeer ongeregeld en onvolkomen zullen worden ont
vangen. Die bezwaren nu zijn bij het D. v. O. al dadelijk half overwon
nen, omdat van daar uit de meeste verplaatsingen zijn of worden bevelen,
terwijl men zich daar bovendien uit andere bescheiden zeer gemakkelijk
van de standplaatsen en toestanden van de te betalen personen kan
evertuigen. Maar er is nog een andere gewichtige reden, waarom het afgeven
van mandaten van betaling door de intendanten aan de officieren zonder
troepen gevaar loopt niet te liunnen geschieden, en deze is, dat de
eeratgenoemden bij eene mobilisatie van het leger met zooveel verplegings aan
gelegenheden zullen worden belast, dat zij genoodzaakt zullen zijn de bu
reau-tafel, die hen nu maandelijks gedurende twee a drie weken voor ad
ministratieve schrijverijen bindt, te verlaten.
Om de bovenomschreven redenen, wensehen ook wij n bureau voor
aUe comptabiliteitszaken bij het Departement van Oorlog, waarbij men
dan tevens belast zou moeten worden ook de korpsen, zonder
tusschenkomst van de intendanten, van fondsen te voorzien. Ook dit laatste zou
tot eene aanzienlijke vereenvoudiging, tot weinig meer werkzaamheden bij
het hoofdbestuur en tot eene veel snellere afdoening van zaken leiden.
Ten slotte nog een enkel woord omtrent de administratieve verantwoor
delijkheid van de officieren van den troep. Evenals de kapitein v. G. zouden
wij do hierboven bedoelde officieren gaarne van alle administratieve be
moeiingen betreffende de bataljons- of Jcorps- administratie ontheven zien.
Wij vreezen echter, dat, wanneer die ontheffing met eene hervorming van
de kwartiermeesters tot compe'able ambtenaren moet gepaard gaan, het
gewenschta doel moeielyk te bereiken is, en wel omdat de dienst van
de kwartiermeesters reeds in vredestijd te dikwijls door de troepen officieren
moet worden verricht, hatgeen natuurlijk gedurende een oorlog nog
menigvuldiger zal moeten plaats hebben, zoodat de competable ambtenaren
bij de bataljons of andere gedeelten onzer korpsen, zonder twijfel, her
haaldelijk alleen in naam zouden bestaan. ~ B.
1) Volgons berichten in de dagbladen moet een hoofdofficier der administratie,
werkzaam aan hst Departement vaa Ourlog, belast zijn geworden raet de
zamenat&lling vaa een zoedauig legisiaeut.