De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 30 maart pagina 10

30 maart 1884 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

10 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Wo. 353 Niemvste uitgaven in Engeland. BeacoBsfield, Birthdaybook ...<?????????? A. Belot, The crimes of Paris ...*?..*????? F. Daryl, Public life in England .'...? B. Farjeon, The house of white Shadows. The gold headed Cane ed. by Munk .......... B. Harte, Californian Stories Lady Hope, Our golden Key . .....«,....? E. Maitland, The pilgrim and the shrine, Our vicar's stories ed. by Shuttleworth Sunday under three heads by Timothy Sparks (Ch. Dickens) . A. Trollope, Au old man's love . . c * ? ? A. Trollope, Mabel's progress . .t, ..????e.» Tagaries of a vagraut by Bart. Cheeser Esq . . . . . t . Mrs. Knox, Four pictur-es from a life . Westwood/Twelvesonnets and an Epilogue(inMem.lBaac Walton). Bh. n 2.6 2 3.6 31.6 7.6 2 2.6 5 3.6 21 12.6 3.6 2 12 7.6 MILITAIRE ZAKEN. MILITAIEE ADMINISTRATIE BIJ DE LANDMACHT. In No. 4 van het Militair Blad van dit jaar, komt onder den titel Beknopt overzicht van den tegenwoordigen toestand der Nederkndsche militaire administratie", een stuk voor van de hand van den KapiteinIntendant van Gendt. Met zeer veel ingenomenheid hebben'"wij dat stuk begroet, omdat de gedachten, welke daarin zijn weggelegd, den eenigen en juistsm weg aan geven om de militaire administratie op goede, thans geheel omvergewor pen, fondamenten op te bouwen. Tot bereiking van dat, voor het leger zoo belangrijk, doel gaarne me dewerkende, achten wij het nuttig omtrent de door den kapitein van Gendt besproken onderwerpen hier in eene korte beschouwing te treden. Hierbij zullen wij, op een enkele uitzondering na, ons onthouden een oordeel uit te spreken over de door den schrijver genoemde wijzigingen, die sedert 1887 in de militaire administratie zijn gebracht, en zulks omdat wij daar door to veel uitbreiding aan dit stuk zouden geven. De uitzondering die wij hierboven bedoelden, betreft het sedert den aanvang van dit jaar in gevoerde voorschrift, houdende wijziging van de verantwoording van soldij, brood, vivres, i'ourages enz. bij de compagnieën van de korpsen der land macht, vastgesteld bij beschikking van den Minister van Oorlog dd. 20 September 1883, VI Afd., No. 32. Dat voorschrift hier in zijn geheel te behandelen achten wij, in verband met het vele wat daaromtrent reeds, voornamelijk in het Militair Blad van het vorige jaar is gezegd, overbodig1, waarom het ons doel dan ook slechts is, op grond van onder vinding aan te toonen, dat bij de samenstelling van dat voorschrift geen rekening schijnt gehouden te zijn met de mogelijkheid, of het ten allen tijde en onder verschillende omstandigheden, waaronder het leger zich kan bevinden, kan worden uitgevoerd. Dat dit laatste niet kan geschieden zal o. i. duidelijk worden door hot feit, dat onderscheidene bekwame administrateurs, zelfs na eenige beoor deeling, geen helder denkbeeld hebben van de wijze waarop de berekening van het den manschappen aankomende behoort te geschieden. De bere kening is dan ook zóó minutieus, dat zij thans iu liet voorschrift bijna drie maanden wordt toegepast, en de compagnieën zeer weinig man schappen tellen, waardoor bijna geene mutatiën voorkomen, nog bij her haling tot onjuistheden aanleiding geeft. En nu vracen wij of men zich, na het evenvermelde, kan voorstellen, dat er eenige kans bestaat, dat er in oorlogstijd iets van de compagnies-administratie terecht zal komen, wanneer men daarbij bedenkt, dat de compagnieën alsdan minstens viermaal de sterkte hebben van thans en dus daardoor, en ten gevolge van den krijg, vele veranderingen met de onderofficieren en manschappen zullen plaats hebben? Wij moeten die vraag ten stelligste ontkennend beant woorden, te meer, omdat de met den administratieven dienst belaste ser geant-majoors of opperwachtmeesters ieder oogenblik ten gevolge van het gevecht of wel om andere redenen genoodzaakt kunnen worden hunne d.emten te staken, in welk geval er, zonder langdurige voorbereiding, die natuurlijk niet denkbaar is, meer dan waarschijnlijk geene onderofficieren bij de compagnieën of batterijen enz. zullen worden aangetroffen, aan wie men met eenig vertrouwen op een goeden uitslag de compagniesadmini stratie kan opdragen. Door eene te veel in kleinigheden afdalende en daardoor moeielijk tébegrijpen compagniesadministratie, zullen wij in oorlogstgd in gevallen komen haar te moeten verwaarloozen, zoodat de overdreven nauwkeurigheid de' wijsheid zal bedriegen. Hiervan zal men ongetwijfeld bij de eventueel te houden groote manoeuvres de bewijzen wal bekowaen, doch al mocht zulks het geval niet zijn, dan tochwenschen wij, dat, wanneer de zeer te waardeer-en denkbeelden van den kapitein van Gendt tot stand mochten worden gebracht en wij dus in het bezit van een nieuw administratie reglement zullen worden gesteld, dan toch bij dat reglement de verantwoording van soldij, brood, vivres en fourages enz. op eenvoudiger en mér practische wijze moge worden geregeld dan zulks bij het uiervoren Vermelde voorschrift wordt verlangd. Omtrent de samenstelling van even bedoeld reglement, kan het mogelijk 7 ij a dat de kapitein van Gendt het bij het rechte eind heeft, met te zeg gen, dat dio arbeid, mot de meeste kans op een goeden uitslag, door n persoon zou moeten worden verricht, en zulks omdat de commissiën, die vroeger reeds aan eeu nieuw administratie-reglement hebben gewerkt, dat werk, ten gevolge van door hem veronderstelde moeielijkheden, met geene invoering bekroond hebben mogen zien. 'Wij willen ons in die quaestie nist verdiepen eii alzoo niet overwegen, of er meer kans bestaat uit han den van n persoon dan uit die eener commissie een nieuw administratiereglement <e ontvangen, n ' wel omdat wij ons als het ware overtuigd houden, dr.t ds commissiën, die tot hot onderwerpeljjke doel hebben gear beid, op zwaiïgkeuen zijn gestuit, waardoor zij het gewenschte doel niet hebben kunnen bereiken. Mochten wij OBS echter in even bedoelde ver onderstelling toch hebben vergist, of wel zijn de zwarigheden, waarop de hiervoren vermelde commissiën schipbreuk hebben geleden, thans uit d«n weg geruimd of op te heffen, dan wensehen wij dat Z. Ex. de Minister van Oorlog geen tijd moge doen verloren gaan, om het leger een nieuw administratie-reglement te geven, waaraan het dringende behoefte-Jleeft. 1) Ten aanzien van de inrichting van dat reglement vereenigen wij ons gaarne met het idóe, dat daaromtrent door den Kapitein v. r. is uitge sproken, en gelooven met hem, dat met het goede-dat in de laatste jaren op administratief gebied is tot stand gebracht en de gegeveaa die bij h«t Departement van Oorlog berusten, wel een administratie-reglement, naar de eischen destijds ingericht, te vervaardigen z»l zijn, mits dat daarenboven in het brein van den vervaardiger of samensteller van dat werk, onder goedkeuring van het Hoofdbestuur, het vaste plan bestaat, de man schappen niet zooals thans uit hunne soldij, maar voor 's Rylcs refantng van voeding te voorzien en hun een vast zakgeld te verstrekken. Deze wijze van voeden en betalen van den soldaat komt ons zóó billijk voor, dat met verwondering de vraag gedaan moet worden, wat wel de redenen kunnen zijn dat men niet reeds lang tot dien maatregel is evergegaan, te meer omdat de manier waarop thans de meeste levensmiddelen aan dd troepen worden verstrekt in het. stelsel van vrije voeding van wfge hst Rijk pa.^t. Hoewel wij ons niot in staat achten die vraag met zekerheid te beantwoorden, gelooven wij toch niet ver van de waarheid te ziju, door de veronderstelling te kennen te geven, dat bij het Depar tement van Oorlog de vrees bestaat, dat de voeding van 's BSJkewege meer uitgaven voor de schatkist zal vorderen dan bij de tegenwoordig gevolgde voedingsmethode het gaval is. Wij vreezen zulks echter niet, daarbij evenwel aannemende, dat het voeren der ménages en alles wat daartoe gtrekend wordt te behooren, met dezelfde zuinigheid plaats haeft als thans. Om onze meening ten deze met een bewijs te staven dieue net lusr volgende voorbeeld: De soldij v:m een soldaat der infanterie bedraagt 34 cent per dag, welk bedrag tot het doen van betalingen voor de voeding in het te geed der ménage-rekening wordt geschreven. Hetgeen van die 34 cent «ver blijft wordt hem als zakgeld dat niet minder dan 10 cent per dag mag bedragen uitbetaald. Veronderstelt men uu, dat de verè«ing«nin ds ménage 32 cent beloopen, dan zou er slechts 2 cent voor zakgeld kunnen worden uitgekeerd. In dat geval worden evenwel de ontbrekende 8 cent van 's Rijkswege, onder den naam van bijslag op de soldij," gesup pleerd. Is dit nu, wat de kosten betreft, niet precies hetzelfde als wat door ons wordt gewenscht; immers het B,ijk betaalt volgens het aange haalde voorbeeld niets minder dan betaald zou worden, wanneer de voe ding en het zakgeld volgens onze bedoeling geregeld werd. Niemand zal ons dit bestrijden, evenmin als het te betwisten is, dat, wanneer de door ons ontwikkelde ideeën tot uitvoering mochten komen, daardoor eene zeer groote vereenvoudiging in de administratie der korpsen van bet leger zou worden gebracht. Behalve de hiervoren door ons gewenschte vereenvoudigingen in de militaire administratie, kunnen wij die, welke volgaas de meening van den kapitein van G. nog zouden moeten plaats hebben, hier niet onbesproken laten. Die officier toch wenscht de betaling van de tractementen en v«rdere vergoedingen van de officieren zonder troepen aan n persoon, bij het Departement van Oorlog werkzaam, opgedragen te zien, en zulfar, omdat bij mobilisatie van het leger en in oorlogstijd, die bstaling niet ger*geid kan blijven geschieden. Niets is duidelijker dan die bewering, vooral wanneer men iu aanmerking neemt dat, onder de evengemelde omstandigheden, er zeer veel mutaliën, in zonderheid onder de hierbedoelde officieren, zijn te verwachten. Nu is het wel waar, dat de intendanten door wie de of ficieren zonder troepen thans op mandaat van betaling list hun aanko mende erlangen van de voorgevallen veranderingen op gezette tgden worden onderricht, doch het is met zekerheid te voorspellen, dat die be richten niet of althans zeer ongeregeld en onvolkomen zullen worden ont vangen. Die bezwaren nu zijn bij het D. v. O. al dadelijk half overwon nen, omdat van daar uit de meeste verplaatsingen zijn of worden bevelen, terwijl men zich daar bovendien uit andere bescheiden zeer gemakkelijk van de standplaatsen en toestanden van de te betalen personen kan evertuigen. Maar er is nog een andere gewichtige reden, waarom het afgeven van mandaten van betaling door de intendanten aan de officieren zonder troepen gevaar loopt niet te liunnen geschieden, en deze is, dat de eeratgenoemden bij eene mobilisatie van het leger met zooveel verplegings aan gelegenheden zullen worden belast, dat zij genoodzaakt zullen zijn de bu reau-tafel, die hen nu maandelijks gedurende twee a drie weken voor ad ministratieve schrijverijen bindt, te verlaten. Om de bovenomschreven redenen, wensehen ook wij n bureau voor aUe comptabiliteitszaken bij het Departement van Oorlog, waarbij men dan tevens belast zou moeten worden ook de korpsen, zonder tusschenkomst van de intendanten, van fondsen te voorzien. Ook dit laatste zou tot eene aanzienlijke vereenvoudiging, tot weinig meer werkzaamheden bij het hoofdbestuur en tot eene veel snellere afdoening van zaken leiden. Ten slotte nog een enkel woord omtrent de administratieve verantwoor delijkheid van de officieren van den troep. Evenals de kapitein v. G. zouden wij do hierboven bedoelde officieren gaarne van alle administratieve be moeiingen betreffende de bataljons- of Jcorps- administratie ontheven zien. Wij vreezen echter, dat, wanneer die ontheffing met eene hervorming van de kwartiermeesters tot compe'able ambtenaren moet gepaard gaan, het gewenschta doel moeielyk te bereiken is, en wel omdat de dienst van de kwartiermeesters reeds in vredestijd te dikwijls door de troepen officieren moet worden verricht, hatgeen natuurlijk gedurende een oorlog nog menigvuldiger zal moeten plaats hebben, zoodat de competable ambtenaren bij de bataljons of andere gedeelten onzer korpsen, zonder twijfel, her haaldelijk alleen in naam zouden bestaan. ~ B. 1) Volgons berichten in de dagbladen moet een hoofdofficier der administratie, werkzaam aan hst Departement vaa Ourlog, belast zijn geworden raet de zamenat&lling vaa een zoedauig legisiaeut.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl