Historisch Archief 1877-1940
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Nn
iW«
ttrstandig, Over dia wate-r-quaestie zooveel water vuil t.o Hinken. Daarom
irted ik het overdreven en tegenover B. en W. ook eenigszins ongepast,
om, zooals de heer Metelerkarap gedaan heeft, financieele informatiën te
gaan BMien ten hypotheekkantore te Haarlem en technisch» bij de
DireetiederHaagfcne Waterleiding. Wat moeten ze daar wel van ons denken?
Amsterdam ia en blijft toch de hoofdstad)
Bat B. en W. aan bnnne onpartijdige voorbereiding van de zaak den
noodigen waarborg geren door het nemen van informaties ia natuurlek,
maar zij hebben daarvoor hunne ambtenaren en als die hun niet genoeg
licht verstrekken, gaan zij, zooals b.v. voor de gasconcessie, naar Keulen,
of, juister, «e laten een Keulenaar overkomen, gelijk ook behoort.
Het berte bewijs voor de juistheid mijner opvatting, ik stel er prijs op,
Bi^ne kiezer» daarop met nadruk te wijzen, levert de houding, \velke
mgn geachte collega van Nierop by deze watervoordracht heeft aangenomen.
tiemaod zal beweren, dat b§Gods water maar over Goos akker laat
loepen. Integendeel, m. i. vergeet bij wel eens, dat ook stille waters diepe
gronden hebben. En hij ia daarvoor gestraft. Al te voortvarend; zich een
oordeel willende aanmatigen over een zaak die eigenlffl: alleen kan worden
beoordeeld het moge wat raar klinken, doch het is waar door de
Duinwater Maatschappij, heeft hij een amendement ingediend, om de con
cessie gleoht» voor 35 jaren te gunnen, in stee van voorgoed. Dat amen
dement wordt aangenomen de kiezers zullen zich herinneren, dat ik
tegen stemde en nu ia dezó zitting wenscht de heer van Nierop zelf,
dat op 't genomen besluit worde teruggekomen.
Men heeft dat vreemd gevonden. Ik vind een eerlijke bekentenis van
gedwaald te hebben, nooit vreemd. De heer van Nierop werd door B. en
W. overtuigd, dat hij hen niet goed begrepen had, en hij antwoordde:
beter ten halve gekeerd, dan ten heel e gedwaald.
Intnsschen zou ik eenigea mijner geachte collega's er op willen wijzen, dat
het toch wenschelijk is, dat zij B. en W. wat beter trachten te begrijpen.
Een vorige maal was het de heer Tromp, die de plannen van het Dag.
Best. over een gasbureau miskend bleek te hebben; nu blijkt de heer Van
Nierop weer B. en W. niet begrepen te hebben. Het pleit voor de trou
wens nooit in twijfel getrokken welwillendheid van het Dag. Best., dat
het. nochtans, om den heer Van Nierop genoegen te doen, dadelijk ia een
wijziging van 't gewraakte artikel 27 heeft berust. Natuurlijk bepalen
B. en W. zich tot eene recïadte-wjjziging. Altoos is bet hunne bedoeling
geweest, ook heeft de Duinw. Maatsch. nooit iets anders begeerd
dat b'o overneming der -waterlBverantie, de gemeente alleen de werkelijke
waarde aan de Maatsch. zou betalen.
De Baad heeft nu gijn besluit, om de concessie slechts voor 3-3 jaar te
gunnen, ingetrokken. Ook wij hebben dus bekend een misstap gemaakt
te hebben. En we hebben ons daarmede evenmin zwak betoond, als we
het straks zullen doen, wanneer we het eeuw i ff edikt aannemen, en daarbij
de gemeente voor goed uitsluiten van de waardigheid van waterleveran
cier, tenzij met een opoffering van tien millioen en een schade van vier.
Zwak zou het. aijn, wanneer do groote hoofdstad ging marchandeeren
met een.maatschappij, dia ten allen tijde kan dreigen met strike tetnaken.
Maar schoon en Verheven is het, bonne mine a mauvais jeu te maken,
de maatschappij voor te zijn en te zeggen: liier hebt ge uw monopolie,
als een klein doueeurtje voor de veelzijdige diensten, door u, tegen een
netto-winst van vier ton per jaar, aan de gemeente bewezen. ~~.
In tegenstelling m ft den heer Hovy, denk ik er dan ook ernstig over,
Woensdag a. S. maai' dadelijk met eone motie voor den da^ te komen, om
in beginsel aldus te besluiten.
De Leser, mogeltjck, sou' willen,
Dat ick hem dichte noch meer grillen.
Maar neen, hy neme dit voor 't leste,
De kertite ilicaesJieyt is de beste.
Raadslid No. 40.
BRIEVEN VAK JAN VAN 'T STICHT.
Wij naderen zoo langzamerhand aan Paschen en weldra zullen we weer
jeugdige lidmaten der Nederduitsch Hervormde Kerk met hooge cylinders
op als het mannetjes en met hoeden met veeren op als het vrouwtjes
zijn, door de straten onzer stad zien kuieren.
Het is, omdat ik in mijn vorigen over de kerk en de rechtziunigen
?prak, dat ik in mijn gedachten weer geheel teruggevoerd ben naar dien
gewichtigen paaschtijd van mijne jeugd, toen ook ik met een hoogen hoed
van mijn anderen broer, als het teeken mijner waardigheid, op het hoofd,
door de stad wandelde en veel bekijks had. Daarom kom ik Ook nu weer
op de zaak terug om eens te vertellen hoe ik lidmaat van de Nederduitsch
.Hervormde Kerk werd. 't Is een ware gebeurtenis!
't Was in den bloeitijd der catechiseermeesters! Ik weet'niet of die respec
tabele soort van menschen nog bestaat en als ze nog bestaat of ze dan
nog wel zoo respectabel is als in de dagen mijner jonkheid maar toen
?tonden de catechiseermeesters in hoog aanzien. Ik heb er twee van zeer
nabij gekend. De een was toen al een oude man. Hij was boekhandelaar,
had een verschrikkelijk ondeugenden zoon, die de schrik der geheele buurt
WM n een nog Verschrikkelijker grooten rooden neus, die de vreugd van
den evengenoemden zoon was, want hij kon zyn pap» niet aanzien zonder
het uitteschnteren.
Voorts hield de man oefeningen" voor volwassenen in een lokaal in de
Donkerstraat en gaf les in den godsdienst aan kinderen voor een bord
pap. Mijn vader was een Engelschman, en we aten dus tweemalen in
de week dea avonds karnemelkspap, een kost die Ook al door het Beiei sch
bier verdrongen is. Dinsdags en Vrijdags, een uur vóórdat het avond
maal werd opgedragen, verscheen de man met den rooden neus, verving
8ijn hoed door een kalotje en zette zich tegenover zijn patiënt in een
leuningstoel. Dan werd uit de pijpenlade onder al de pijpen der huis
vrienden, die gocdsche pijp uitgezocht, welke op den l<op des
cafechiseermeesters Eu-jm droeg, de drager van dien naam stoptfi dezelve langzaam
maar va»t, en keek inmiddels dea kleinen verworpeling tegenover hem aan
met een raar oogen, waarin medelijden en jenever om den voorrang twist
ten. Een koperen komfoortje met een kooltje vuur werd nevens hem ge
zet, hij drukte de goed gevulde pijp daartegen en dan ging het,: poef l
poef! poef! hij draaide de opening van de p\jp eens naar zich toe, om te
zien of do tabak goed brandde; hield hnar weder tegen het kooltje, nog
eens: poef! poef! dan het pjjpendopje er op en de achtbare man was
voor zijne gewichtige taak gereed.
Wel juffrououw! zoo begon hij deftig tot mijne vrome, breiende groot
moeder, die nooit verzuimde deze lessen bij te wonen; wel juffrououw!
wat is het kououd van aaavond!"
Koud. meester! wel meester! de breinaalden vriezen me aan de
ringers vast! En dan zit u hier nog wel vlak bij den kachel! Die malle zoon
van me (daar bedoelde mijne grootraama mijn vader mede) die malle zoon
van me, met zijn nieuwigheden altyd! Als ze tegen dien maar zeggen:
Kijk, Jan! dat is nou eens wat nieuw, dat is nou net eens iets voor
jou!" Och Heer! hjj neemt het direct. Daur heeft hij me nu gisteren
dien beerlijken spaarkachel weer laten veranderen ook alweer omdat
het wat nieuws is. Zie me dat malle ding eens aan, je kunt het niet
houden van den walm in de kamer. Op het kamertje hierboven
staat nu een groote bak met boekweitdoppen, die door dat dunne
ijzeren pijpje, waarvoor ze nog wol een gat in den pas geveriden
zolder hobbei! moeten, maken, hier, vlak boven den pot, in den kachel
moeten'loopcn. Een gat in den kachel moeten maken ook! Ook voor goed
bedorven! En met dit schuitje hier kun je het pijpje afsluiten. Om de vijf
minuten moet je opstaan om het ding weer open te maken, want anders
is je kachel subiet uit en ieder kwartier moet de meid naar boven om de
doppen boven het gaatje van de pijp te schuiven, anders komt er niets.
't Is me een uitvinding! Het is hier koud en benauwd tegelijk l"
Ja, juffrououw! u hebt welgelijijk! Het is een ontzettendverdorrrven
tijijd tcgenwoooordig. De niensch is niet meerrr tevreeeeden met het
bestaaaande neen, o neen, hij wil het zelfs zijnen schepper verbeteren. En
vooral het jonge geslacht hier keek hij mij aan vooral het jonge
gedacht is diep, verschrikkelijk diep gezonken! Dat keert zich af van den
rechten weg en holt voort op dat pad dat ten verderve voert. (Mijn jeug
dig verstand kon het verband tusschen die boekweitkachel-liefhebberij
van mijn vader en dat verderfpad niet inzien, maar ik was toen voorzich
tiger dan tegenwoordig, en hield er mij buiten) Ja, juffrouw! u ttebt wel
gelijk! Het is hier koud en benauwd te gelijk ! Het moet wel hard voor
u zijn! En uw zoon is zeker uit, niet waar? O, ik vrees voor hem; moge
de genade des Hemels hem behoeden. Ja, u hebt gelijk, het is bier konoud
en benauwd!
Het is mij in dezen toestand niet mogelijk aan dien knaap het woord
des Heeren te verklaren".
Heb ik het niet gedacht" riep mijn grootmoeder! Daar heb je de
nadeelige gevelgen al. Ja, ja, het is waar, maar al te waar, meester! de
zonden der ouders zullen aan de kinderen bezocht worden tot in het ze
vende geslacht! Bon u wezenlijk zoo verkleumd, meester ? Zou u niet een ....
Gij zijt een goede vrouw! juffrouonw! Ja, laten we het beproeven! Wel
licht, dat onder Hoogeren Zegen uw gelukkig denkbeeld de warmte doet
terugkeeren in des dienaars verstijfd gemoed!"
Mijn grootmoeder sprong op en kwam van het kastje in den muur terug
met een glas brandewijn met suiker.
Gezondheid, meester! zeide zij en bracht het. glas even aan de lippen,
waarna zij het hem overreikte".
Het goede! juffrououw' sprak meester, terwijl hij eerbiedig Rijn kalotje
afnam, de pijp uit den mond legde en met het lepeltje de suiker ontroerde,
Moge het ons beiden tot welzijn strekken!"
En wip was de inhoud in zijn grooten mond verdwenen. Hij wachtte
een poos voor hy liet vocht inslikte, een glimlach was gedurende diepoos
op zijn vroom gelaat zichtbaar, maar verdween tegelijk met een
hoorbaren slok, en hoofdschuddend zat de achtbare man daar, alsof hem iets te
binnenschoot wat hem minder aangenaam was. Hem schoot werkelijk zoo
iets te binnen!
Hoe jammer!" zoo vervolgde hij; hoe jammer dat ik er niet eer
aan ge Jacht heb maar zoo'n krienipje notemuscaaat, werkt zoo voor
treffelijk in den brandewijn. Het 13 of het de benevelende kracht er
aan ontneemt, en zijn verwarmingsverraogen vermeerdert. Hoe jammer!
dat de niensch zulke waarlijk nuttige dingen vergeten en verzuimen kan.
Dat is het aardsclie in ons, juffrououw het aardsche, het zinnelijke in
den mensch jufiroiiouw!"
Maar, meester! daar is niets geen jammer aan! Hadt u het maar
gezegd, de noot met het raspje ligt hier in de kast; hoe kom ik zoo dom
hot te vergeten! Wacht, ik zal u helpen!"
Eu hij liet zich gewillig aijn glas uit de hand nemen en meeamuilde:
gij zijt een goode vrouw, juffrououw!"
Dat tweede glas ging den weg van het eerste, behalve dat mijn groot
moeder er niet aan proefde. De noteinuscaaaat scheen ten gevolge te
hebben, dat meesters herinneringsvermogen er niet beter op werd;alth«üs
bij vergat geheel waarom hij gekomen was, mij en mijn vragenboek, tot
dat de tred van mijn vader hem zon gesprek deed afbreken en plotseling
tot mij de vraag deed richten:
Wie was, poef! poef! Esther? poef!
Ik was geschrikt door die plotselinge vraag, maar antwoordde toefa,
juist toen mijn vader binnentrad:
Esther was een schoone, jonge, joodsche maagd, waarschijnlijk nit het
land van ...."
Waar ze vandaan kwam was ik vergeten, zoodat ik blij was dat meester
opbtond om miju vader te begroeten. Deze keek eens naar meesters neus,
toen naar mijn grootmoeder, daarna naar het kastje en eindelijk nsar»ij,
naar mij het langst en het vriendelijkst en toen gaf hij mij een kas en
zei: ..je krijgt s!n;ip, beste jongen! gauw eten en dan naar de eondwr
derrair!" Dat was het Fransen dat hij nog uit den Fransehea tijd had
cvorEfehouden.
't Ging niet mijn godsdienst bij dien meester natuurlijk niet hard