Historisch Archief 1877-1940
Ne. 353
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
vooruit. Maar in zake godsdienst wa? mijn grootmoeder de hoogste
autoriteit in huis en zoo bleet ik tot aan 's maas dood, die gelukkig na een
paar jaren inviel", onder zijne vrome leiding. Toen kreeg ik eeu anderen
catechiseermeester, een man, die een veelbelovenden naam droeg, den
naam der heilige rivier, waarin men oudtijds doopte. Dat ging beter!
Dat was, wat de studenten een pomper noemen. Die leerde de zielen, die
aan zjjne godsdienstige zorgen werden toevertrouwd precies zooveel, maar
oei geen jota meer als noodig was om aangenomen" te worden. Die tijd
naderde ook voor mij en het gewichtig feit zou geschieden ten overstaan
van een dominee en een ouderling, op een Maandagmorgen en in gezel
schap van eenige anders leerlingen van mijn catechiseermeester, dis ik
niet het genoegen had te kennen. Maar voor voorafgaande kennismaking
zorgde de meester. Den dag te voren, Zondags na kerktijd, moesten wij
ten huize van meester komen en hielden daar een soort van repetitie.
Daar ontmoette ik drie dames en twee heeren. De eerste dame was de
SOjarige winkeliersvrouw die reeds gedurende maanden in keunelijken
staat van gehuwdheid verkeerde; hare ouders hadden verzuimd de kroon
op hare opvoeding te laten zetten door haar tot lidmaat te doen aanne
men en haar echtgenoot gevoelde zich daardoor bezwaard vooral in zoo'n
positie, meneer," zei ze tot mij. De tweede dame, was eigenlijk minder
een dame dan een haudelaarster in zand en blau.wsteen", die nu zij de
vijftig overschreden was, begon te begrijpen, dat zij nog wel eens behoefte
aan de jakenie" zou kunnen krijgen, wat een hoogst prijzenswaardige
reden was om de fout harer ouders nog op haar ouden dag te herstellen
en zich in den schoot der Nederduitsch Hervormde Kerk te koesteren.
De derde dame was een lief winkeldochtertje dat blijkbaar liever tnsschen
mij en een sergeant van de mineurs (een der beide heeren) inzat dan
tusschen de vrouw in zand en blauwsteen" en de juffrouw in zoo'n
positie". Maar dat mocht niet! De dames naast elkaar en de heeren naast
elkaar, ieder aan een kant van de tafel. En zoo moesten wijden volgenden
dag bij dominee precies eender gaan zitten, want anders liep do boel in
de war.
Eerst u! (dat was ik) dan u! (dat was de sergeant) en dan kom jij"
(dat was de tweede heer. die aan mij voorgesteld was een jongeling,
die met kranten liep). En aan den anderen kant komt eerst u (dat was
de juffrouw in zoo'n positie) dan u" (de winkeljuf, die zoo graag naast
mij en den sergeant wou eitten ze zij nog in gedachten omhelsd om
dat lieve voornemen) en dan kom jij, hoor!" (in zand en blauwsteen).
Zie zoo, nu goed opletten alsjeblieft! Wil u maar eens beginnen met
de 10 geboden?"
Ik begon, en na het tweede gebod kreeg de sergeant een vingerwijzing
om met het derde te vervolgen. De krautenjongen nam het van hem over
b\j het vijfde tot en met het zevende, zoodut voor ieder der vrouwelijke
lidmaten in spe n gebod overbleef: aoo'n positie 8, juf 9 ;en blauwsteen
10. Van onze mannelijke breinen had hij meer kunnen vergen; wij kenden
ae wel alle tien; maar die lieve, zwakke, teedere vrouwenkopjes, die het
den heelen dag met zooveel andere dingen druk hadden, daar had de
goeio meester maar n gebodje in gepompt! Zoo ging het met de gelij
kenissen en met al het andere. "Wij mannen, werden met den meesten
nadruk gewaarschuwd tegen het gebruik der gelijkenissen van de dames.
De Maandag brak aan! In passende stemming bsgaven wij ons naar
des pr.:dikants woning, allen voorzien van een fooi, dio ieder naar ver
mogen, volgens een wenk vau den catechiseermeester, bij liet verlaten
dier woning, aan de meid van den dominee in de hand moest drukken.
Die meiden worden daarop gehuurd, begrijpt u l" In de voorkamer von
den wij den eerwaarden herder benevens een heer, die broeder ouderling
genoemd werd. De heeren schenen ons allen te kennen, want meester
stelde ons niet voor. Wij namen in de bestudeerde volgorde plaats en de
ondervraging begon. Broeder-ouderling sliep al bij het vierde gebod, maar
dominee volgde ons met schijnbare aandacht. Met de geboden marcheerde
alles opperbest Meester glimlachte vriendelijk! Andere zaken liepen ook
uitstekend van stapel. Maar daar kwamen de gelijkenissen. De sergeant
en ik hielden ons koelbloedig, maar de krantenjongen raakte verbouwe
reerd en nam in zijn verbouwereerdheid de gelijkenis van de juffrouw in
zoo'n positie". Meester glimlachte vriendelijk-boosaardig! Hij keek den
misdadiger niet aan, maar hield zijn blikzoo strak op de wanhopige juffrouw
gevestigd, dat het mensch er zenuwachtig van werd en nog _voor het haar
beurt was in snikken uitbarstte.
Zoo schrikkelijk zenuwachtig, onder den indruk der plechtigheid" zei
meester tot dominee; en deze fluisterde: ik zou haar maar niet meer
vragen; het is niet goed in zoo'n positie."
y Door de verwarring, die hierdoor oiitstond waren spoedig alle heeren
de kluts kwijt" zoodat het niet lang duurde of' alle drie de dames snik
ten dat het een lust was de vrouw, in zand en blauwsteen" het hardst.
We werden alle zes als eenvoudig vrome lidmaten aangenomen, kregen
een boekje waar het instond, gaven de fooi aan de meid en een
steenkoknbak aan den catechiseermeester aan welk laatste cadeau de kran
tenjongen en de vrouw in zand en blauwsteen niet mochten en de juf
frouw in aoo'n positie niet wou meedoen en de zaak was achter
dea rug.
Zoo werd men in mijn tijd aangenomen"! Of het nog zoo is ?!
K U N S T.
MUZIEK IN DE HüFSTAD.
De Fiansche Opera teerde geruimen tijd op Le Tribut de Zamora
en Oharles VI, en ik had dus weinig te berichten. Over do leprises van
Reméo et JttKctte en Norma kan ik kort gijn, vooreerst omdat die
wer'ken reeds een paar weken geleden werden gegeven en dan omdat ook
Amsterdam gelegenheid had de artisten van den Leer Vu n H m me daarin
'te hooren. Het was vooraf ca te gaan, dat voor mllo d'Ervilly geen
?lauw.eu.ea zouden gro.eieu. ia uuods opera, eu dat de opera vaa Belliai
voor de vertooners min of meer een bovenwerp" zou zijn, dat wil zeggen
een taak die boven hun krachten zou gaan. Voornamelijk geldt dit van
m!le d» Renely als Adalgise. Beter i,s de Norma van mlle Leslino, maar
de inspanning, dio bet vervullen der rol haar kost, is te groot dan dat
het genot van den hoorder overmecgd kan zijn.
De komst van Albani bracht heel wat leven in de brouwerij, al trad zij
op in overbekende opera's als La Traviata, Lucie en Faust. Het komt
mij voor dafc men deza artiste nogal over het paar i heeft getild. Aan
do eischen, die men aan een artiste van den eersten rang kan stellen
en Albani maakt aanspraak op dien naam voldoet zij zeer zeker niet.
De sfem is noch wat timbre, noch wat omvang betreft buitengewoon:
wel zijn de hoogo toonen zeer fraai en helder, maar de rest is weinig
ontwikkeld. De zangeres beschikt over een zeer langen adem en dat
stelt haar in staat do noten lang aan te houden, hetgeen ongetwijfeld
soms van groote werking is, al is het in strijd met de dramatische
eischen dat Lucio bijv. in het quintor van de 2de acte op een
hoogen noot blijft staan, terwijl Edgar en Ashton geduldig moeten
wachten en do orchestdirecteur met den stok in de hand het oogenblik
verbeidt, waarop het de zangeres zal behagen verder te gaan. Maar der
gelijke Unarten" is men gewoon vau zoogenaamde sterren." Als actrice
heeft Albaiii routine, natuurlijke bevalligheid, handigheid, maar weinig
bezieling. Het best voldeed zij ons in Lucie, een opera die door haar
medewerking verbazend won. In Lucie is Donizetti in hoofdzaak Italiaansch,
in La Favorite is hij meer Fransch, zooals hij trouwens Lucie voor de
Italiaansche, La, Favorite voor de Fransche opera schreef. Liszt houdt
La Favorite voor Donizettis beste werk, maar na Lucie van Albani te
hebben gehoord, z'Jn wij geneigd aan te nemen dat, door Italiaansche
artisten van talent uitgevoerd, dit werk van de beiden een harmonischer
reiner indruk zou maken. Albani werd in Lucie voortreffelijk bijgestaan
door Selzack, die voor het eerst als Edgar optrad, en door Seguin (Asthon).
De operette speelde een goeden troef uit het met Snppé's Boccace, dat
netjes gemonteerd en goed ingestudeerd is en met brio uitgevoerd wordt.
De muziek is lief, soms zeer geestig en de tekst vroolyk. Maar onze
stadgenooten kennen Boccace reeds door het Duitsche operetten-gezelschap,
zoodat zij bij het opvoeren door onze artisten in staat zijn een parallel
te maken. Nu ik geloof niet, dat zij die behoeven te schromen.
Uit déconcertwereld is alleen Hans Von Bülow's optreden te vermelden.
Hoe jammer dat door al het geschrijf over hem in den laatsten tijd, de
indruk, dien hij maakte, niet zuiver kon zijn. Men moest een pianist als
Biüow kunnen verbieden iets anders te doen dan spelen. Als componist is hij
zeer middelmatig en als schrijver (in de Signale bijv.) verraadt hij wel
geest, maar geest van een twijfelachtig gehalte soms. Vermakelijk is het
Bülow te zien spelen. Hij kijkt niet naar de noten, want hij speelt alles
uit het hoofd; hij kijkt ook niet naar zijn handen, maar rechts en
links dwalen zijne blikken dan eens naar het orkest, dan eens naar
het publiek en op zijn spotachtig Mephisto-achtig gelaat kan men niets
lezen van de gewaarwordingen, die hem onder het vertolken van Beet
hoven, Chopin enz. vervullen. Als pianist is hij ongetwijfeld een van de
eerste. Bubinstein is geweldiger, Plantéeleganter, Heymann warmer,
d'Albert schitterender, maarBülo^ is correcter dan de eerste, krachtiger
dan de tweede, zichzelf meer meester dan de derde, meer waar in opvat
ting dan de vierde van de bovengenoemde pianisten.
Hedenavond deecl zich uw stadgenoot Mcsschaert hooren op een
kleine uitvoering van de Maatschappij t. b. d. Toonkunst. Hij zong de
baspartijen in een paar kleinere werken van Beethoven, Mozart en
Schunianvi en bovendien Lüwes ballade Archtbald Douglas. Het zou mij niet
verwonderen wanneer Löwe na die voordracht hier weer in trek kwam,
Messchaert aong heerlijk. Nu, de mode zou op een dwazen inval kunnea
komen, want Luwe is reeds lang veel te veel verwaarloosd.
Den Haag, 27 Maart. D.
KUNSTBESCHOUWING TEYLER, IN ARTI.
De Maatschappij heeft Donderdag, 27 dezer, op waardige wijze hare
kunstbeschouwingen besloten, daartoe in de gelegenheid gesteld door
oyler's Stichting". Een 46-tal teekeningen in kleuren boden, een paar
uur lang, de bg-een-getredea Dames en Heeren stof tot waardeering of
voorwendsel tot cirkulatie en gelegenheid tot geestige opmerkingen
gelegenheid; of er werklijk geestige kiitiek enz. is geoefend kan een
bescheiden mede-kuastbeschouwer moeilijk beoordeelen, want het rire a
Manches dents vaa het gezelschap is hiervoor niet altijd een waarborg.
De stukken, uit de rijke portefeuilles van Teyler hier bij-een-gebracht,
droegen de volgende onderteekeningen:
Spoel (een aardig XVIIIe-eeuwsch gezelsehapstuk" niet te zwaar
in de verf); een ital. herder in een landschap naar Decamps (door den
kundigen bewaarder van 't Muzeürn Forlor, den Heer L. Chantal); Galame
(lankwerpig, in de hoogte, een heerlijke sparrentakgroep op een berg);
Mauve (meesterlijk getoetst en getint trekkend paard, met
voerman, den achtergrond in); Jufv. Bakhuyssn (bloemen, zonder
veel charakter en wat hard); Apól (wintersneeuw, zoo als hij alleen za
weet uit te drukken); Israëls (een treurend oud vrouwtjen, bij een schoor
steen, de linker helft van de teekening een bruine massa); Roelof s (een
vrij zonnig landschap met mooi verschiet, in zijn vorige manier); Bosboom
(een schuur); Blommers (een zwakke voorstelling van zijn konceptie
vriendjes"); AlleM (heerlijk getoetste zeehonden en andere Artis-bewoners);
Sadce (een voortreffelijk gestoffeerd strandgezicht, mooi geteekend met
veel efi'ekt); Jul. v. d. S. Balilmyzen (een paar mooye boomboeketten,
eeu water, de avond begint te vallen; de boombladen loopen wat
schommelachtig in de lucht uit); Ter Meiden (een fraai landschap met schapen);
Mesdag (oen landschap, met waardigheid uitgevoerd); Mochussen (een
kavallerie-charge); Harpignies (fijn dorpsgezicht); D. Gr. (een incroyable,
de minste vnn dergelijke hier vóór-handen figuren); K. vanToulon, 8.L.
Ten-eer, Greive (moeilijk te beoordeelen, van wege de [nietJ verlichting);
Simor.l, lledini (kras getoetste figuren); Springer (als altijd fraai, mot zorg
geteekend liet ^tadu. v. deu Haag); H. Leys (mooi binnenhuis, ia