Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
No. 35S
zijn eerste manier, maar zonder kleurbejag); P. Linden (een delikaat
blondinet;jen: heerlijke details, maar zij loopt niet); Testas (turksch gebouw);
J, Tapiró (een meesterstuk van toon en teekening kardinaal in een kerk
Yoor een bidbank, achter de Eminentie een paar gegalloneerde knechts);
L. Meyer (zoo als altoos); Madou (binnenhuis, wat week); W. Wyld (stads
gezicht Venetië?); Bles (kapitale teekeniug, de kraamkamer (mees
terlijk en ondeugend); Waldorp (als altoos, vaste meesterhand); Bosboom
(synagoge, in een gothische kerk; waar?); Rochussen (eenjonge weduwe,
bij een grafmonument in een bosch, voortreffelijk, maar een weinig
onrustig); Herman ten Kate (een fraaye galon van de XVIII6 eeuw, uit
gevoerd met kalmte en zonder de minste behaagzucht); W. Verschuur
(men kent dat); Van Trigt (byper-romantiek een bonte kerk van
binnen); Veyrassat (fraai watertooneel, gestoffeerd); J. Lessi (een
kaereltjen met een parapluie, laatst vorige eeuw, allei habielst gedaan); Meer.
JBilders (machtig mooi heilandschap, met glinsterend water, zeer in
de. breedte); Schelfhout (winter met molen enz.); Slortenleker (een
rund); Mevr. Rowner (handig geteekende en uitgevoerde honden, minder
bezield dan andere harer werken).
Ziedaar vluchtig den indruk dezer kunstbeschouwing. Als de schilders,
in plaats van lijnen, impressies mogen geven, zullen de schrijvers daar
toch ook wel verlof toe hebben.
V\ ij hopen, dat de bezitters van teekeningen de zomermaanden nu eens
besteden zullen, om zich, bij elke teekening, de vraag te beandwoorden,
of deze nu niet harmonischer opgezet zou kannen worden dan op krijtwit
Bristol-papier van een wanhopige effenheid; verder, om onder iedere
teekening naam en datum van den vervaardiger te schrijven; eindelijk,
om zich van de stelling te doordringen, dat, voor een groot publiek,
schildergen op te hangen is toe te laten, wijl eene ten-toon-stelling dagen,
weken, soms maanden duurt; maar dat dit voor teekeningen minder is
aan te raden, wijl de kunstbeschouwingen maar 120 minuten duren. Het
cirkuleeren der teekeningen (niet der menschea) schijnt meer aangewezen.
27 Maart 84. Alb. Th.
. UIT BELGIË.
Kermisdag. Berlioz. Vastelavond.
Borduurwerk, waaiers, bloemen.
Kennisdag" is een titel dia trekken moet. O, dat het altfökermis
«?are l" Dat schijnt de meest populaire kenspreuk te kunnen worden m Bel
gië, wanneer men in de karnavalsdagen, of omtrent halfvasten 's zondags
en.... 's maandags de straten onzer groote steden doorwandelt.
Er -was eens een vrome kapelaan, niet zeer vast in zijne taai, die een
brief aflas over 't vastengebod. Toen hij aan 't einde gekomen was zeide
hÜ: Indien iemand het niet verstaan heeft, zal hij aan den predikstoel
opgehangen worden." Merci du peul lachte een student, fier op zijne
taalkennis. Maar, of de brief hangt of de toehoorder 't blijft bal met
wakker eten en drinken tot aan Paschen; alle maandagen zijn als voren
verloren maandagen".... Hoe zou dus de titel kermisdag" niet trek
ken?..,.
Wat er ook van zij Jan Blocx, de jonge componist, (zie ons nr. van
16 Maart), heeft een zeer verdienstelijk werk geleverd. Het is eene symphonie
in drie deelen, of vijf tableaux: 1. Het aanbreken van den dag; 2. De
Kerk; 3. De kermis, a. Het vertrek, b. Drinklied, c. Wals (Vlaamsch lied).
Met gevoel en kieschen smaak is de dageraad geschilderd. Men kan
niet zeggan dat de toonfcunstenaar buiten de grenzen der muziek is ge
gaan. Bij de kermis (zoo min als bij de vasten), mag in Belgiëde Kerk
vergeten worden. Alvorens ten dans te gaan betreden de boerkens en
boerinnekens den tempel 't ia kerkmis! Zonder sprekende nieuwheid
der gedachte levert de componist toch ook hier een liefelijk toonbeeld,
vat alleen iets te lang is gerekt.
, .Nummer drie, de kermis zelve, is wel het aantrekkelijkste der dria deelen,
ischoon ref. daarover na eene eerste uitvoering niet absoluut oordeelen
wil. Alleen zij de opmerking gemaakt, dat hier en daar de toon wat triviaal
is, byzonder de trompetsolo. Patertje langs den kant" wordt aangestemd.
Hadde de componist de ongemoderniseerde melodie behouden, 't ware beter
geweest. Doch vele belgische componisten schijnen den vorm der oude
nationale liederen niet te kennen; zoo bij voorbeeld Van der Eeden niet,
die een symphonisch gedicht schreef ter eere van den opstand der 16e eeuw,
waarin hij aan den zang van 't W i l h e l m u s l i e d het 19e eeuwsche
klee.d aantrekt.
Keyer's Madeïeine au désert, voorgedragen door den heer Heuschling
(Ifro exéeution), is een gepast salonstuk, zonder verheven geest. De frag
menten uit Les Troycns en Eomèo van Berlioz konden als brokstukken
geen en diepen indruk njaken. Evenwel is eerstgenoemd werk een wel
doordacht, rustig en edel geschrevene muziek, zonder overweldigende
instrumentatie. Zoowel de sf.ptuor met koor als de duo tusschen Dido en
Kneas behooren tot de schoonste toonwerken, die wij van den meester
kenner.. Allo jacht op effect is hier vermeden. Dat Les Troyens op het
toonce) niet stand hielden is even verklaarbaar als dat de Glücksche opera's
niet meei worden opgevoerd. Het bekende Finale (solo van pater Laurentius
met koor) uit Romeo is van een wat meer hartstochtelijken aard, doch
bewijst daarom niet minder het genie van den|kunstenaar. Heuschling gaf
o»s door zijne kleurrijke declamatie de begoocheling van het tooneel.
Het orkest, wat de moderne muziek het beste verstaat, was op zijn ge
mak en vol leven en nauwkeurigheid. Zulk Concert populaire de musique
dassique zoude ondertusschen met eventueel recht Concert aristocratique
de musiqw et de frayments d"1 auteurs modernes kunnen genoemd wor
den. Alles vrat waarlijk schoon is kan men classisch noemen; zelfs de
Barbier en V Eclair. Goed! wij hebben er vrede mee. Maar gezongen
brokstukken nit nieuwe opera's populair en classiek te heeten, dat gaat
wat ver. Het programma was dan ook een Supplément a l'art moderne."
Zoo stond er op gedrukt.
De heer Pli. Flon heeft ondertusschen eer van de wijze waarop de
koren waren bestudeerd, evenzeer als Joseph Dupont, un véritable
KapeUmeister," z»gt Rever, eer had van de geheele uitvoering.
Er is nog verzuimd den lezer vroeger reeds opmerkzaam te maten op
eene tentoonstelling van arts industriels anciens et modernes,
sedert een paar weken in het palais des leaux arts geopend. Men weet
haast niet wat van dezen weidschen titel te denken. Ziehier de za«k.
Reeds in het jaar 1853 deed eene Association des arts industriels te Brus
sel eene poging om geregeld tentoonstellingen te houden.
In 1874 kwam de eerste tot stand. Na 't jube'jaar 1880 hadden er der»
gelijke te Gent en te Luik plaats. Nu had zich de associatie beter gevormd
en met de zoogenaamde Union syndicale van Brussel vereenigd. Er werd
tot het uitschrijven van wedstrijden en p a r t i e e l e tentoonstellingen
feesloten. De wedstrijd voor den schoonsten waaier gelukte uitmuntend.
Men voegde daaraan nu kanten borduurwerken, knoopen en gemaakte
bloemen toe, en de tentoonstelling zou gereed zijn. Werkelijk antwoord
den een aantal groote familiën op het appèl. Nooit zag men zulk eene
groote menigte geborduurde mansrokken, van zijde, fluweel) satijn, enz.,
uit den tijd van Lodewijk XV, tot op 1800, bijeen.
Nooit ter wereld zag men van een enkel landje zulk een rjjkdom van
kanten, point de Venise, de Malines, de Bruxelles, de Valenciennes, ja uil!
Amerika en andere landen, van Belgische hand vervaardigd.
Men eindt hier de geheele geschiedenis van het kantwerk, te beginnen
met de dertiende eeuw, die den overgang van het borduurwerk in het
kantwerk vertoont: oude beurzen en Chdtelaines van de merkwaardigste soort.
Men vindt er oude kerkkleederen van de dertiende tot de achttiende
eeuw; borduursels met voorstellingen uit den bijbel van vier of vijf metera
lengte, op 't best in stand gehouden, en geheel uit zijde en wol uit de hand
gewerkt, met da keurigste uitdrukking in de gelaatstrekken der voor
gestelde personen.
Tapijtvrerken met mythologische voorstellingen en zedeschetseu uit de
zestiende eeuw.
Kiudelijk de w a a ie r s.... by dozijnen oude en nieuwe, van de kost
baarste en kunstrijkste bewerking, om van de voortbrengselen der mo
derne nijverheid, bloemen, enz. niet te spreken. En al die praeht werdt
begeleid door een dagelijksch fanfare- of ander Concert, zelfs redevoeringen
en andera voordrachten zoo recht in den aioaden belgischen geest,
toen de kunstenaars van alle soort zich in den Olijftak te Antwerpen
verzamelden en zang en dans ineen smolten.
Doch boven alles verdient de commissie der tentoonstelling onzen lof
Voor de inrichting van den Catalogus. Met goede vrucht kan men daarin
de geschiedenis van het kantwerk en de beschrijving der borduurwerken
lezen, zoodat van dergelijke kleine tentoonstellingen veel te verwachten is.
Brussel, 24 Maart 18S4. M. A.
DB. SCHAEPMAN OVEE EEMBRANDT.
De lezer wordt verzocht zich voor eene wijle met zijne gedachten in het
kleine Amersfoort te verplaatsen. Een zaal vertoont zich aan zijne blikken,
slechts spaarzaam verlicht maar geheel gevuld met menschen van allerlei
stand en gezindheid, die vol verwachting het oogenblik verbeiden, waarop
zich gindsche deur zal openen en de beroemde redenaar dr. Schaepman
zal binnentreden om hen op eene voordracht over Rerubrandt te vergasten.
Op aller gelaatstrekken is eene hooggespannen verwachting te lezen.
Eindelijk breekt het gewichtige oogenblik aan, ds spreker beklimt het
gestoelte.
In een tijd, aldus geven wij in korte trekken zijne redevoering weer,
dat de grootste meesters der schilderkunst ten grave waren gedaald, dat
een Kafael, een Michel Angelo, de een na een leven vol zenaeschijn, de "
ander na tallooze teleurstellingen en worstelingen, hunne rust geveuden
hadden; een Holbein en Durer niet meer waren, Van Bg«k gestorven was
en ook de Titan den heerscherstaf had neergelegd, dien hij lange jaren
in Antwerpen had gezwaaid, trad Rembrandt op. Doch tevens is dit de tijd
van het twaalfjarig bestand, de tijd waarin onze latere republiek zich van
hare kracht bewust wordt en zich naar alle kanten uitbreidt, oek op
't gebied der schoonheid en kunst, gelijk dichters als Vondel, Hooft
getuigen.
Het spreekt wel van zelf, dat Eembrandt's eerstlingswerken zich nog
niet van de gewone kunst dier dagen onderscheiden en dat zijn eerste
doek, Paulus in de Gevangenis voorstellend, geen buitengewone schoon
heden bezit. Doch spoedig zeu dit anders worden. Reeds het Jsindeke in
den tempel, in 't Mauritshuis bewaard, is een meesterstuk. Bij 'tbescheu'
wen er van vraagt men zich onwillekeurig af of men onder den indruk
eener begoocheling verkeert, die telkens nieuwe schoonheden vertoont of
wel dat men misschien al de schoonheden er van met een oogopslag niet
kan overzien.
Hooger nog staat zijne Anatomische les. Het lijk met de starre
bleekhe:d des doods, de geneesheer Tulp, wien de ernst der wetenschap ep
'tbreede voorhoofd zetelt, de andere figuren vol krachtige gezondheid,
eisenen als om strijd onze bewondering. Ook de verKohting vaa het geheel
doet reeds den meester kennen.
In de hoogste uiate merkwaardig zijn de verschillende portretten van
Saskia van Ulenburgh, zijne echtgenoote. Het eerste, in 't museum te
Berlijn aanwezig en haar met een strooien hoed op 'theofd en bleemen
in de hand voorstellend, is, wat, reinheid van uitdrukking betreft, te ver
kiezen boven het bekende doek in 't museum te Bresden, waar de schilder
zich met zijne vrouw naast zich en den beker der vreugde in de haad
heeft afgebeeld, terwijl het laatste harer portretten, in 't museum te Ant
werpen, door eene zekere weemoedige schoonheid en het aetberische der
gelaatstrekken den naderenden dood schijnt aan te kondigen.
Inmiddels naderde de tachtigjarige oorlog agn einde, de Nederlaeden
hadden den strijd met het uitgemergelde, maar toch altijd aog te duchten
Spanje op roemrijke wijze bestaan; het natuurlijke gevolg was een gevoel
van kracht en eigenwaarde bij alle standen, bij alle cerperaties en
vereeEigingen. Een der wijzen, waarop zich dit gevoel openbaarde, zija de
tallooze afbecdsels dier corporaties, liefst in levensgroette. Vc»r Keiabïandt
waren die voorstellingen meest houterig en stijf.