De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 30 maart pagina 6

30 maart 1884 – pagina 6

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 35S zijn eerste manier, maar zonder kleurbejag); P. Linden (een delikaat blondinet;jen: heerlijke details, maar zij loopt niet); Testas (turksch gebouw); J, Tapiró (een meesterstuk van toon en teekening kardinaal in een kerk Yoor een bidbank, achter de Eminentie een paar gegalloneerde knechts); L. Meyer (zoo als altoos); Madou (binnenhuis, wat week); W. Wyld (stads gezicht Venetië?); Bles (kapitale teekeniug, de kraamkamer (mees terlijk en ondeugend); Waldorp (als altoos, vaste meesterhand); Bosboom (synagoge, in een gothische kerk; waar?); Rochussen (eenjonge weduwe, bij een grafmonument in een bosch, voortreffelijk, maar een weinig onrustig); Herman ten Kate (een fraaye galon van de XVIII6 eeuw, uit gevoerd met kalmte en zonder de minste behaagzucht); W. Verschuur (men kent dat); Van Trigt (byper-romantiek een bonte kerk van binnen); Veyrassat (fraai watertooneel, gestoffeerd); J. Lessi (een kaereltjen met een parapluie, laatst vorige eeuw, allei habielst gedaan); Meer. JBilders (machtig mooi heilandschap, met glinsterend water, zeer in de. breedte); Schelfhout (winter met molen enz.); Slortenleker (een rund); Mevr. Rowner (handig geteekende en uitgevoerde honden, minder bezield dan andere harer werken). Ziedaar vluchtig den indruk dezer kunstbeschouwing. Als de schilders, in plaats van lijnen, impressies mogen geven, zullen de schrijvers daar toch ook wel verlof toe hebben. V\ ij hopen, dat de bezitters van teekeningen de zomermaanden nu eens besteden zullen, om zich, bij elke teekening, de vraag te beandwoorden, of deze nu niet harmonischer opgezet zou kannen worden dan op krijtwit Bristol-papier van een wanhopige effenheid; verder, om onder iedere teekening naam en datum van den vervaardiger te schrijven; eindelijk, om zich van de stelling te doordringen, dat, voor een groot publiek, schildergen op te hangen is toe te laten, wijl eene ten-toon-stelling dagen, weken, soms maanden duurt; maar dat dit voor teekeningen minder is aan te raden, wijl de kunstbeschouwingen maar 120 minuten duren. Het cirkuleeren der teekeningen (niet der menschea) schijnt meer aangewezen. 27 Maart 84. Alb. Th. . UIT BELGIË. Kermisdag. Berlioz. Vastelavond. Borduurwerk, waaiers, bloemen. Kennisdag" is een titel dia trekken moet. O, dat het altfökermis «?are l" Dat schijnt de meest populaire kenspreuk te kunnen worden m Bel gië, wanneer men in de karnavalsdagen, of omtrent halfvasten 's zondags en.... 's maandags de straten onzer groote steden doorwandelt. Er -was eens een vrome kapelaan, niet zeer vast in zijne taai, die een brief aflas over 't vastengebod. Toen hij aan 't einde gekomen was zeide hÜ: Indien iemand het niet verstaan heeft, zal hij aan den predikstoel opgehangen worden." Merci du peul lachte een student, fier op zijne taalkennis. Maar, of de brief hangt of de toehoorder 't blijft bal met wakker eten en drinken tot aan Paschen; alle maandagen zijn als voren verloren maandagen".... Hoe zou dus de titel kermisdag" niet trek ken?..,. Wat er ook van zij Jan Blocx, de jonge componist, (zie ons nr. van 16 Maart), heeft een zeer verdienstelijk werk geleverd. Het is eene symphonie in drie deelen, of vijf tableaux: 1. Het aanbreken van den dag; 2. De Kerk; 3. De kermis, a. Het vertrek, b. Drinklied, c. Wals (Vlaamsch lied). Met gevoel en kieschen smaak is de dageraad geschilderd. Men kan niet zeggan dat de toonfcunstenaar buiten de grenzen der muziek is ge gaan. Bij de kermis (zoo min als bij de vasten), mag in Belgiëde Kerk vergeten worden. Alvorens ten dans te gaan betreden de boerkens en boerinnekens den tempel 't ia kerkmis! Zonder sprekende nieuwheid der gedachte levert de componist toch ook hier een liefelijk toonbeeld, vat alleen iets te lang is gerekt. , .Nummer drie, de kermis zelve, is wel het aantrekkelijkste der dria deelen, ischoon ref. daarover na eene eerste uitvoering niet absoluut oordeelen wil. Alleen zij de opmerking gemaakt, dat hier en daar de toon wat triviaal is, byzonder de trompetsolo. Patertje langs den kant" wordt aangestemd. Hadde de componist de ongemoderniseerde melodie behouden, 't ware beter geweest. Doch vele belgische componisten schijnen den vorm der oude nationale liederen niet te kennen; zoo bij voorbeeld Van der Eeden niet, die een symphonisch gedicht schreef ter eere van den opstand der 16e eeuw, waarin hij aan den zang van 't W i l h e l m u s l i e d het 19e eeuwsche klee.d aantrekt. Keyer's Madeïeine au désert, voorgedragen door den heer Heuschling (Ifro exéeution), is een gepast salonstuk, zonder verheven geest. De frag menten uit Les Troycns en Eomèo van Berlioz konden als brokstukken geen en diepen indruk njaken. Evenwel is eerstgenoemd werk een wel doordacht, rustig en edel geschrevene muziek, zonder overweldigende instrumentatie. Zoowel de sf.ptuor met koor als de duo tusschen Dido en Kneas behooren tot de schoonste toonwerken, die wij van den meester kenner.. Allo jacht op effect is hier vermeden. Dat Les Troyens op het toonce) niet stand hielden is even verklaarbaar als dat de Glücksche opera's niet meei worden opgevoerd. Het bekende Finale (solo van pater Laurentius met koor) uit Romeo is van een wat meer hartstochtelijken aard, doch bewijst daarom niet minder het genie van den|kunstenaar. Heuschling gaf o»s door zijne kleurrijke declamatie de begoocheling van het tooneel. Het orkest, wat de moderne muziek het beste verstaat, was op zijn ge mak en vol leven en nauwkeurigheid. Zulk Concert populaire de musique dassique zoude ondertusschen met eventueel recht Concert aristocratique de musiqw et de frayments d"1 auteurs modernes kunnen genoemd wor den. Alles vrat waarlijk schoon is kan men classisch noemen; zelfs de Barbier en V Eclair. Goed! wij hebben er vrede mee. Maar gezongen brokstukken nit nieuwe opera's populair en classiek te heeten, dat gaat wat ver. Het programma was dan ook een Supplément a l'art moderne." Zoo stond er op gedrukt. De heer Pli. Flon heeft ondertusschen eer van de wijze waarop de koren waren bestudeerd, evenzeer als Joseph Dupont, un véritable KapeUmeister," z»gt Rever, eer had van de geheele uitvoering. Er is nog verzuimd den lezer vroeger reeds opmerkzaam te maten op eene tentoonstelling van arts industriels anciens et modernes, sedert een paar weken in het palais des leaux arts geopend. Men weet haast niet wat van dezen weidschen titel te denken. Ziehier de za«k. Reeds in het jaar 1853 deed eene Association des arts industriels te Brus sel eene poging om geregeld tentoonstellingen te houden. In 1874 kwam de eerste tot stand. Na 't jube'jaar 1880 hadden er der» gelijke te Gent en te Luik plaats. Nu had zich de associatie beter gevormd en met de zoogenaamde Union syndicale van Brussel vereenigd. Er werd tot het uitschrijven van wedstrijden en p a r t i e e l e tentoonstellingen feesloten. De wedstrijd voor den schoonsten waaier gelukte uitmuntend. Men voegde daaraan nu kanten borduurwerken, knoopen en gemaakte bloemen toe, en de tentoonstelling zou gereed zijn. Werkelijk antwoord den een aantal groote familiën op het appèl. Nooit zag men zulk eene groote menigte geborduurde mansrokken, van zijde, fluweel) satijn, enz., uit den tijd van Lodewijk XV, tot op 1800, bijeen. Nooit ter wereld zag men van een enkel landje zulk een rjjkdom van kanten, point de Venise, de Malines, de Bruxelles, de Valenciennes, ja uil! Amerika en andere landen, van Belgische hand vervaardigd. Men eindt hier de geheele geschiedenis van het kantwerk, te beginnen met de dertiende eeuw, die den overgang van het borduurwerk in het kantwerk vertoont: oude beurzen en Chdtelaines van de merkwaardigste soort. Men vindt er oude kerkkleederen van de dertiende tot de achttiende eeuw; borduursels met voorstellingen uit den bijbel van vier of vijf metera lengte, op 't best in stand gehouden, en geheel uit zijde en wol uit de hand gewerkt, met da keurigste uitdrukking in de gelaatstrekken der voor gestelde personen. Tapijtvrerken met mythologische voorstellingen en zedeschetseu uit de zestiende eeuw. Kiudelijk de w a a ie r s.... by dozijnen oude en nieuwe, van de kost baarste en kunstrijkste bewerking, om van de voortbrengselen der mo derne nijverheid, bloemen, enz. niet te spreken. En al die praeht werdt begeleid door een dagelijksch fanfare- of ander Concert, zelfs redevoeringen en andera voordrachten zoo recht in den aioaden belgischen geest, toen de kunstenaars van alle soort zich in den Olijftak te Antwerpen verzamelden en zang en dans ineen smolten. Doch boven alles verdient de commissie der tentoonstelling onzen lof Voor de inrichting van den Catalogus. Met goede vrucht kan men daarin de geschiedenis van het kantwerk en de beschrijving der borduurwerken lezen, zoodat van dergelijke kleine tentoonstellingen veel te verwachten is. Brussel, 24 Maart 18S4. M. A. DB. SCHAEPMAN OVEE EEMBRANDT. De lezer wordt verzocht zich voor eene wijle met zijne gedachten in het kleine Amersfoort te verplaatsen. Een zaal vertoont zich aan zijne blikken, slechts spaarzaam verlicht maar geheel gevuld met menschen van allerlei stand en gezindheid, die vol verwachting het oogenblik verbeiden, waarop zich gindsche deur zal openen en de beroemde redenaar dr. Schaepman zal binnentreden om hen op eene voordracht over Rerubrandt te vergasten. Op aller gelaatstrekken is eene hooggespannen verwachting te lezen. Eindelijk breekt het gewichtige oogenblik aan, ds spreker beklimt het gestoelte. In een tijd, aldus geven wij in korte trekken zijne redevoering weer, dat de grootste meesters der schilderkunst ten grave waren gedaald, dat een Kafael, een Michel Angelo, de een na een leven vol zenaeschijn, de " ander na tallooze teleurstellingen en worstelingen, hunne rust geveuden hadden; een Holbein en Durer niet meer waren, Van Bg«k gestorven was en ook de Titan den heerscherstaf had neergelegd, dien hij lange jaren in Antwerpen had gezwaaid, trad Rembrandt op. Doch tevens is dit de tijd van het twaalfjarig bestand, de tijd waarin onze latere republiek zich van hare kracht bewust wordt en zich naar alle kanten uitbreidt, oek op 't gebied der schoonheid en kunst, gelijk dichters als Vondel, Hooft getuigen. Het spreekt wel van zelf, dat Eembrandt's eerstlingswerken zich nog niet van de gewone kunst dier dagen onderscheiden en dat zijn eerste doek, Paulus in de Gevangenis voorstellend, geen buitengewone schoon heden bezit. Doch spoedig zeu dit anders worden. Reeds het Jsindeke in den tempel, in 't Mauritshuis bewaard, is een meesterstuk. Bij 'tbescheu' wen er van vraagt men zich onwillekeurig af of men onder den indruk eener begoocheling verkeert, die telkens nieuwe schoonheden vertoont of wel dat men misschien al de schoonheden er van met een oogopslag niet kan overzien. Hooger nog staat zijne Anatomische les. Het lijk met de starre bleekhe:d des doods, de geneesheer Tulp, wien de ernst der wetenschap ep 'tbreede voorhoofd zetelt, de andere figuren vol krachtige gezondheid, eisenen als om strijd onze bewondering. Ook de verKohting vaa het geheel doet reeds den meester kennen. In de hoogste uiate merkwaardig zijn de verschillende portretten van Saskia van Ulenburgh, zijne echtgenoote. Het eerste, in 't museum te Berlijn aanwezig en haar met een strooien hoed op 'theofd en bleemen in de hand voorstellend, is, wat, reinheid van uitdrukking betreft, te ver kiezen boven het bekende doek in 't museum te Bresden, waar de schilder zich met zijne vrouw naast zich en den beker der vreugde in de haad heeft afgebeeld, terwijl het laatste harer portretten, in 't museum te Ant werpen, door eene zekere weemoedige schoonheid en het aetberische der gelaatstrekken den naderenden dood schijnt aan te kondigen. Inmiddels naderde de tachtigjarige oorlog agn einde, de Nederlaeden hadden den strijd met het uitgemergelde, maar toch altijd aog te duchten Spanje op roemrijke wijze bestaan; het natuurlijke gevolg was een gevoel van kracht en eigenwaarde bij alle standen, bij alle cerperaties en vereeEigingen. Een der wijzen, waarop zich dit gevoel openbaarde, zija de tallooze afbecdsels dier corporaties, liefst in levensgroette. Vc»r Keiabïandt waren die voorstellingen meest houterig en stijf.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl