Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Ne. 353
toelegt, den meester te begrijpen, het schijnbaar of werkelijk tegenstrijdige
in zijne kunst te verklaren als weerspiegelingen van zijn denken en gevoe
len en zoodoende naast de betcekenis des kunstenaars ook het gemoed
Tftn. don mensen te onthullen. Zoo eenig kunstenaar, ia Rembrandt het
waM^, dat men de loftrompet over hem late rusten en hem bestndeere
met den ernst der wetenschap. Dat hij die proef met eere doorstaan kan,
daarvoor is ons het degelijke werk van Fromentin een waarborg.
En zou het door ons ingenomen standpunt nu het eenige zijn, van waai
de vorrdacht van den Hr. Schaepman beoordeeld kan worden ? Wij
gelooven zulks niet. Zeer zeker kon zij iemand, die eenige studio van Rem
brandt gemaakt had, niet bevredigen. Doch misschien is zulks ook niet
in de eerste plaats de bedoe'ing des sprekers geweest en heeft hij met
het oog op het gemengde publiek, dat hem wachtte, zich tot eene meer
populaire behandeling van zijn onderwerp bepaald, is het zijn hoofddoel
geweest bij zijne toehoorders liefde voor z\jn onderwerp op te wekken,
hé:- aan te sporen Rembrandt's werken in persoon te gaan bewonderen.
In zoo'n geval kan men misschien niet angstvallig overwegen, of men op
de schilderij die men aan de menigte vertoont, hier en daar wellicht niet
een weinig al te veel verf aanbrengt en elders weer een interessante tint
vergeet. Ja, misschien ia een decoratief werk met harde sprekende kleu
ren, met scherpe lijnen en duidelijk uitgedrukte strekking alsdan zelfs te
verkiezen boven een fijn gepenseeld doek.
Amersfoort. W. N. C.
LETTERKUNDE.
THE GIRL OF THE PERIOD,
bij Mrs. Lynn Linton.
Wederom eon boek over de vrouw".
In afwachting van den door velen met zoo vurig verlangen verbeiden
tijd, waarop de maatschappij aan de vrouwen arbeid zal geven voor hoofd
en handen, plichten en rechten gelijkstaande met die van den man, kunnen
z\j zich eenigszina gestreeld gevoelen door de aandacht, die haar in de
litteratuur wordt geschonken. Misschien is gestreeld niet het rechte woord.
Ik geloof dat al de lijdzaamheid, die ook hare grootste tegenstandeis haar
niet ontzeggen kunnen, er toe noodig is om de vrouw" met gedold te
doen aanhooren en, wat meer zegt, met liefde ter harte te doen nemen
al wat er in den laatsten tijd over en aan de vrouw" gedacht, gezegd,
gelaakt en verweten is. Ik geloof dat als de man" de helft van de
nasporingen, onderzoekingen, verwijten over zijn maatschappelijk, bijzon
der en huiselijk leven had moeten verduren, hij zou enfin, dat hij
gedaan zou hebben wat elk rechtgeaard man doet ouder zulke omstan
digheden.
Niet het minst wordt de vrouw" aangevallen door de vrouwen. Mrs.
Lynn Linton, die door haar hoofdwerk: The true history of Joshna
Davidson" eene poging om een type als Jezus van Nazareth ts plaatsen
in onze moderne samenleving zulk een storm van hartstochten veront
waardiging verwekte in het orthodoxe Engeland geelt er ons een duidelijk
voorbeeld van in haar laatst verschenen boek onder den vrij
onvertaaibaren titel. The Girl of the Period."
In de eerste plaats treft ons de behandeling der stof. De algemeene
toon is ernstig, bijwijlen streng. Er is een volslagen gemis aan dien geest,
waarvan onze Fransche naburen bijna uitsluitend het geheim schijnen
te bezitten: scherp maar fijn, dartel maar sober, die treft door
puntiglieid, maar nooit wondt door ruwheid, die, hoewel de lach,
waarmee ze de smarten en dwalingen der arme menschenkinderen
bespot, soms eindigt in een traan, steeds de goddelijke vonk der
vroolijkheid behoudt. Het is moraal, echte onvervalsehte moraal die ons hier ge
boden wordt; zooals men die verwachten kan in een land, waar alle gods
dienstige en sommige maatschappelijke begrippen nog scherp getint zijn
door den grimmigen, Puriteinschen haat tegen the world, the flesh and
the devil." En echter ook de lichtzijden van dien Engelschen geest spre
ken duidelijk: er zijn sporen te over van eene innigheid van gemoedsleven,
eene trouw en oprechtheid, die ons Noordelijken sympathiek aandoen.
Wat de stof, den inhoud zelf betreft, merken wjj aanstonds op dat. in
onderscheiding van andere boeken over vrouwen, de schrijfster de
eigenIjjke vrouwen-qnaestie ter zijde laat en zich, in plaats van met het
maatuchappèlgk, bezighoudt met het huiselijk leven en alle phasen van een
vronwenbestaan doorloopt. Zij begint met een beeld te maken van het
Engelsche meisje van voorheen en uit hare teekeniug spreekt een zoo
kalm gevoel van nationale meerderheid als men alleen van het isolement
dezer eilanders kan verwachten, een gevoel dat, met al zijne schaduwzij
den, natiën en personen krachtig maakt en fier, evenals allen, die het
noblesse oblige in hun vaandel hebben geschreven. Daaraan knoopt zij
tal, van beschouwingen vast over de Engelsche vrouw van het heden en
in eencr reeks van hoofdstukken, wordt deze beurtelings beklaagd, aan
gemoedigd en niet zelden streng berispt. Of de bitterheid der medicijn
tot genezing zal strekken! of w\j niet nu en dan meer bhjken verlangen
van dien ruimen blik qui en comprenant tout, pardonne tout?" Het
komt mij voor, dat een weinig meer opbouwende, een weinig minder af
brekende kritiek wensehelijk ware geweest.
Een hoofdstuk vol teeder medelijden, met hier en daar een tintje
Tan humor, wordt door de schrijfster dolls" genoemd. Zij behandelt
daarin dat soort van vrouwen, zoo uitnemend geschikt, om in de
zonnige dagen der jeugd, als het leven eenvoudig is en weinig
van ons eischt, gebruikt te worden als een geliefkoosd stuk speel
goed, maar dat, niet bestand blijkend tegen de ernstiger belangen
en moHeljjker vragen, die rijper leeftijd ons stelt, wordt weggeworpen
met eene onredelijkheid die de arme pop" doet kwijnen en eindelijk
zaehtkens heengaan uit eene wereld, waarin voor haar geen plaats meer
schijnt te zijn. Dezelfde mildheid schemert door in het hoofdstuk getiteld:
Désoeuvrement". Het bespreekt de Engelsche vrouw, levend op het land
of in beperkten kring in een kleine stad, een beeld zoo grijs, somber en
onverkwikkelijk als sommige stukken uit onze moderne Hellandscbe
sohilderschool. Daar is niets te doen, niets om lief te hebben, niets om op te
hopen, zegt de schrijfster. Zeer terecht wijt zij m. i. een zoo ledig bestaan
meer aan het individu dan aan de omstandigheden, meer aan eene be
paalde geestesrichting of liever aan een gebrek aan geestesrichting, die
men ook in den ruimsten kring en de gunstige verhoudingen ontmoet.
Misschien behoorden wij eene uitzondering te maken voor die enkele on«
gelukkigen, die, getroffen door den vloek der machteloosheid of
onbeminnelijkheid, die al hunne pogingen verlamt, mij bedeeld schijnen met het
meest tragische lot, dat ik mij denken kan.
En de remedie voor dit alles 'f Trots haar" bepaald voornemen om het
vraagstuk van den vrouwenarbeid niet of zeer vluchtig te behandelen,
schijnt de schrijfster hier en op een paar andere plaatsen de grens er van
te raken: een bewijs hoe nauw alle in- en uitwendig leven samenhangt en dat
de meeste vrouwen zich ciet straffeloos geheel aan deze quaestie kunnen
onttrekken. Een zeer praktischen weak geeft zij echter op dit punt door
de vrouwen aan te sporen, om in da eerste plaats te trachten goed werk
te leveren, willen zij eenige eischen stellen.
Maar al (3e scherpte harer afkeuring, soms grenzend aan onbillijkheid,
bewaart zy voor de hoofdstukken getiteld: Fine Feelings, Discontented
Women en vooral voor Man-haters. Fijngevoeligheid is maar een andere
naam voor zelfzucht, onredelijkheid, veeleischendheid in den omgang, een
last in plaats van een lust voor allen die ons omringen, zegt zij. Zeker
dat zijn de schaduwzijden der fijngevoeligheid.- Maar kan men die dan
niet objectief beschouwen als het noodzakelijk gevolg eener bepaalde be
werktuiging ? Is zij het niet, die ons de nooden en behoeften van elk
strijdend, lijdend menschenhart leert verstaan, de rijke en reine bron vaa
geestelijke geneuchten, ons troostend bij al wat het leven ons onthoudt,
machtig om den stroom van liet materieele leven te beperken binnen de
grenzen van een redelijk genot ?
Het hoofdstuk over mannenhaatsters wenschte ik voor vrouwenhaters
verborgen te kunnen houden. Niet malsch zijn de berispingen en verwijten, die
de moderne Judith worden toegediend. Waarlijk, het gaat niet aan dat eene
bondgenoot, zoo krachtig als Mrs. Lynn Linton, tot den vijand overloopt.
Maar alle scherts terzijde ik wenschte wel dat zij dezen term
niet gebruikte; dat zij de enkele individuen, bij wie alles bitterheid
is geworden door eene wr.re of vermeende smart of door gekwetste
ijdelheid misschien niet de eer aandeed hen tot eene geheele klasse
te verheffen.
Zeker, het inwendig leven moet da zuurdeesem zijn, die geheel het be
staan doordringt en den stempel zet op al onze handelingen. Maar het
valt nist te ontkennen dat deze tijd van overgang voor de vrouw moeilijkhe
den met zich brengt die voor menigeen geheel het uitwendig leven
beheerschen. Ze op te lossen, dat is ook den besten, ook den krachtigsten
onder ons niet gegeven. Ons eene schrede verder brengen, ons steunen
en troosten, ons wat moei en wat bezieling geven, dat kunnen velen.
Dat doet hier en daar Mrs. Lynn Linton, als zij de zwakheden bestrijdt
onser eirls of the period", dat doet Mejuffrouw H. Mercier in haar laatste
artikel in de Vragen des Tf/ds met de schoone woorden, waarmee zij
hare zuster eene schoone taak aanwijst.
Agnes van Egmond,
NATUUR EN LEVEN.
Blauwe hemel, gouden zonne,
Bloeiend veld in zomerpracht,
Geur van rozen en jasmijnen,
Heldre starrenglans bij nacht,
Ziet, daar komt reeds uw verdelger,
Die al sluipende genaakt,
En weldra in vuur en donder
Onheil en vernieling braakt l
2
Vreagdrijk heden, schoon en vlekloos,
Paradijs van vrede en rast,
Rein genot en liefde schenkend,
Oord van zegen, hemellust,
Daar ontsluiert zich uw toekomst..^
God, droeg zij dat in haar schoot:
Smarten, die ons doen vertwijüen,
Sraarten,.erger dan de dood l
3
De elementen zwijgen eind'lijfc...
Uit den kampstrijd treedt Natuur
Frisseher, rijper ons voor de oogen,.
Zegen bracht het hemel vuur!
Ki'achtvol prijkt het groene loover,
*t Koeltje spreekt van lust en meed,
En herboren dankt heel de aarde
Hem, die leeft en leven doet!
Toekomst wordt voor 't menschdom heden
En, gelouterd door de smart,
Gaat de me sch met vaste schreden,
Wijl hij allen oaspoed tart.
Voorwaarts! is zijn leus geworden,
Voorwaarts, hoe het lot ook dreigt,
Tot hij eei»maal aan don eindpaal
Overwint of nederzijgt!
Leiden, 25 Febr. 18^4. (J. J, Luzao.