Historisch Archief 1877-1940
BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Hei resultaat was net beroemde boek in 10 deelen, waardoor de naam
van Tiuers voorgoed gemaakt was. Opmerkelijk is het, dat de twee vrien
den, onder hetzelfde dak en over hetzelfde onderwerp schrijvende, elk
afzonderlijk hun eigen weg gevolgd, en de resultaten hunner
beschouwinwingen en onderzoekingen niet in n werk vereenigd hebben. Toen
Thiers nog slechts z\jn eerste deel gereed had, verscheen het complete
werk van Mignet, dat dadelijk door geheel Europa bekend werd, en nog
voor een standaardwerk kan gelden. Er bestond toen nog geen volledige
beschrijving van de revolutie, slechts brokstukken en mémoires, en groo
tendeels alleen over de misdaden der terroristen. Mignet's werk, dat een
resumévan de revolutie is en in 12 talen vertaald werd, geeft ons eene
grondige uiteenzetting van de oorzaken, die deze omwenteling tot staud
brachten, en er van maakten wat zij geworden is. Dfe auteur geeft ons hierin,
zooals Sainte-Beuve zich uitdrukt, de osteologie der geschiedenis, de groote
resultaten, de algemeene feiten, die een tijdperk en een beschaving
beheerscnen. Hy hangt in dit meesterwerk het fatalisme van Bossuet aan, en
de sobere wijze van voorstellen der feiten, in eenvoudigen,
krachtigen stijl, doet de philosophische gevolgtrekkingen en de diepte van het
denken des te beter uitkomen. Van het oogenblik waarop het ver
scheen," zeide Guizot, hadden de Bourbons rekening te houden met,
twee opposities, het opkomend geslacht der liberalen en het doode, waarin
, Mignet weder leven bracht, welks rechten hij verdedigde en welks
ka: rakters hu in eere herstelde." De Histoire is meermalen herdrukt, in ver
schillende talen overgezet en de naam des schrijvers is dus aan het pu
bliek in alle beschaafde landen bekend; maar toch is hij niet populair.
Mignet was een geleerd historicus en rechtsgeleerde, een politiek
philosoof, en zijn werken zijn niet geschreven voor het groote publiek; hij
wist zelf zeer goed, dat hij zijn lezers in een bepaalden engen kring had
te zoeken. Hij was het typo van een.man van wetenschap, zonder eerzucht,
alleen strevende naar vermeerdering van kennis en de philosophie der
dingen. In het dagelijksch leven sprak hij slechts weinig, en hoewel hij
met de meeste celebriteiten dezer eeuw gemeenzaam bekend was geweest,
liet hij zich slechts zelden over hen uit. De laatste jaren leefde hij
teruggetrokken, en met eene soort van vreugde verdiepte hij zich in het
verleden, niet omdat hij bet tegenwoordige minachtte, maar omdat de
herinnering aan vroeger geluk hem voldoende was. Naar het uiterlijk
een eerwaardig man, nog buitengewoon flink voor zijn leeftijd; zelfs
de grijze kleur zijner haren scheen een nuance van blond te zijn. Zijn
gelaat was schoon en regelmatig, met iets dat aan een buste of een
medaille deed denken; de scherp geteekende mond, als door een sabel
houw gevormd, was die van een Moltke of van een veteraan der oude
garde. Zijn regelmatige trekken ontspanden zich gaarne tot een weiwil
lenden glimlach, en een vriendelijk woord kwam spoedig uit dezen schijn
baar zoo gesloten mond, terwijl het eigenaardige zuidelijke accent den
indruk van zyne woorden nog veraangenaamde. Van dezen schoonen
grijsaard met zijn kalm gelaat kon Dumas fils nog voor eenige jaren
zeggen, dat hij met succes en zonder belachelijk te worden, het hof
kon maken aan eene vrouw.
Den 8n Mei 1796 te Ais geboren, genoot Franjois Auguste Marie Mig
net zij*t eerste opleiding aan het lyceum te Avignon, waar hij reeds
dadelük blijken gaf van buirengewonen aanleg. Gelijk met Thiers promoveerde
bij in de rechten, in 1820; in hetzelfde jaar werd zijn Elogc de Charles
Vil bekroond door de Academie te Nimes, en het volgend jaar behaalde
hij den eersten prijs voor zijn geschrift les Instiiutions de Saint-Louls.
,D* uitstekende criticus Danou zeide hiervan in het Journal des Scivants
dat hét een verbazende diepte van historische kennis verried, en dat de
w$ze van behandeling uitmuntte door kracht en helderheid van betoog.
Door ssijne liberale denkbeelden verzekerde hij zich den steun van
Manuel, -en zoo kostte het hem weinig moeite aan de redactie van den
Courrier Franyais te komen, waaraan hij meer dan tien jaar werkzaam is
geweest. Zijn voordrachten in het Athenaeum vonden algemeene waar
deering; 't was de voorbode van den roep, die na't verschijnen van l'His
toire de la Rèvoluüon van hem zou uitgaan. Door het opnemen in zijn
blad van de redevoeringen, die bij het graf van Manuel gehouden waren,
kwam hij in aanraking met het gerecht; hij wist zich echter te wreken
door zijne voordrachten in het Athenaeum aan de oppositie dienstbaar
te maken; ja hij ging zelfs verder, en stichtte in het begin van 1830 Ie
National, met Thiers en Armand Carrel; den 2Cin Juli teekende hij het pro
test der journalisten. Na de revolutie werd hij tot staatsraad benoemd
li en aanvaardde hij tevens de directie van het archief van het ministerie
;' van buitenlandsche zaken; beide betrekkingen bleef hij tot Februari 1848
" bakleeden. Sedert 1832 lid van de Académie des Sciences morales et
politiques, nam bij aan het einde van 1836 in de Académie Franyaise den
Zetel in van Rayaunard, den schrijver van Templlcrs; in 1840 werd hij
commandeur van het Legioen van Eer. Als Sécrétaire perpétuel hield hij
de loges, die modellen in hunne soort zijn gebleven. Victor Hugo is zijn
opvolger als decanus van de Académie.
De voornaamste werken van den geleerden schrijver zijn: Histoire de la
Kévolution Frannaise de 1789 a 1814; Négociations relatives a la succession
;ïd'Espagne; Portraits et notices historiques et littéraires; Vie de Franklin;
; Antonio Perez et Philippe II; Histoire, de Marie Stuart; Charles Quint,
Bon habitation, son séjour et sa mort au monastère de Yuste; Eloges
historiques; Rivalitéde Frangois I et de Charles Quint, enz.
' Mogen sommige zijner laatste werken iets van officieele rapporten
nebben wat echter geen afbreuk doet aan de belangrijkheid, want hij
was bijzonder gelukkig in het kiezen zijner onderwerpen, en zou nooit
een feit vermelden als het de moeite niet waard was zijn geschiedenis
van Antonio Perez heeft al het aantrekkelijke van een roman; zij beschrijft
de wonderlijke lotgevallen aan het Hof, in de gevangenis en in de bal
lingschap van een man, die eens minister en gunsteling van FilipsIIwas,
, maar in ongenade viel, toen hij de medeminnaar van zijn vorst werd, en
daarop de lotgevallen had van een romanheld van Dumas. De eerste
'' zijner Mémoires Historiques beschrijft den toestand van Duitsehland in da
do eeuw, h$e tet tot, het Christendom overging «n do West-Euro*
peesche beschaving deelachtig'werd; de tweede behandelt de politieke ge
schiedenis van Frankrijk van de lle tot de 15e eeuw, en de derde
heeft bet Calvinisme tot onderwerp. De Histoire de Marie Siuart ver
scheen in 1851, en menig twijfelachtig punt in het leven van Schotlanda
koningin werd door de navorschingen van Mignet in een helder licht ge
steld. Hij verklaart haar schuldig aan de meeste misdaden, die hare vijan
den haar ten laste legden, maar toch straalt er ie het geheele werk een
groote sympathie voor haar door. Het laatste werk dat van zijne hand
verscheen, was Rivalitéde Francais I et de Charles Quint; tot zijn
dood toe arbeidde hij, zooveel zijne gezondheid het hem toeliet, aan
VJlistoire de la Réformation, zijn geliefkoosde studie, die echter nooit is uit
gegeven. Eindelijk maakte den 24n Maart een hevige longcongestie een
einde aan zijn leven.
Sedert den dood van Thiers leefde Mignet teruggetrokken, maar steeds
werkzaam, en nog in het volle bezit van de groote vermogens, waarmeJe
de natuur hem begiftigd had. Zyn leven was dat van een groot man, en
wat hy in La Vie de Franklin van den beroemden Amerikaan zegt, ia
ten volle op hem zclven toepasselijk: zoolang men de wetenschap zal be
oefenen, het talent bewonderen en de vaderlandsliefde eeren; zoolang
men geest op prijs zal stellen, eerlijkheid zal huldigen, en vrijheid Zal
wenschen te bezitten, zoolang zal zijne nagedachtenis geëerd worden in eeu
land, dat van dag tot dag zijn verheven karakters en bewonderenswaar
dige mannen ziet uitsterven."
F. C. J. Scheurleer.
Ed. de la Fontaine, Luxemburger Sagen und Legenden,
Lux. 1882.
£ Luxemburger Sitlen und Srüitche,
Lux. 1883.
In het groothertogdom Luxemburg begint op wetenschappelijk gebied
een nieuwe frissche geest te ontwaken. De geschiedkundige afdceling van
liet koninklijk-groothertogelijk instituut, vroeger Sociétépour la
ccnservation des monuments historiques, heeft tot dusver ten opzichte van da
romeineche en kcltische oudheden, munt- en zegelkunde, zoowel als ten
aanzien van het opsporen en onderzoek, der oude archieven van voorma
lige heerlijkheden en kloosters en het openbaar maken van de vruchten
dier studiën, zich sinds 1845 hoogst verdienstelijk gemaakt. In het laatst
van het vorige jaar verscheen het 36ste deel harer PMieations, gewijd
aan de Archieven van Clervaux, een geschrift in 8°van 616 en XCI bladz.,
dat tal van hoogst belangrijke bijzonderheden behelst niet alleen voor
de Geschiedenis van het vroegere hertogdom in de Ardennen, maar ook
voor de algemeene geschiedenis en voor die van Lotharingen en verschil
lende provinciën van oostelijk Frankrijk. Drie duizend vier honderd zes
en vijftig documenten, loopende over het tijdvak van 1140?1793, wordeu
daarin door de kundige bewerkers de H.H. Würth-Paquet en van Werveke
besproken. Wij voegen hierbij, dat de uitgave plaats had voor rekening
van het Instituut en dat dit in de gelegenheid is gesteld om de kosten
''te bestrijden door een aanzienlijke subsidie van de kamer der gede
puteerden te Luxemburg, welke met lofwaardige belangstelling derge
lijke ondernemingen door haar financieelen steun mogelijk maakt.
Maar hoe gewichtig ook, de vruchten van de bemoeiingen van het In
stituut zijn eenigszins eenzijdig. Men liet, hoewel hot Luxembursch volk
een duitsch volk is, ds studie van geraaansche oudheid en van het volks
leven buiten aanmerking en bepaalde zijn aandacht uitsluitend tot histo
rische onderwerpen.
Dit schijnt thans anders te worden. Men kiest thans ook een ander
arbeidsveld en eenige jonge geleerden wijden sinds kort hun kracht
aan de ontginning van het veld der legende en volkgebruiken. Onder hen
bekleed do Heer Ed. de la Fontaine eene eerste plaats. Terecht zag deze
letterkundige het groote belang in, dat de sagen en legenden voor de ge
schiedenis en oudheidkunde hebben, wanneer men ze met weglating van
allo mogelijke overtollige litterarische opsiering, eenvoudig en trouw, zoo
als ze in den volksmond voortleven, teruggeeft.
En daar hij begreep, dat sedert het volk aan dc'sagen en legenden geen
geloovig oor meer leent, deza gevaar loopen meer en meer in de verge
telheid te komen, en de ondervinding daarenboven hem leerde, dat sagen,
die een dertigtal jaren geleden in zekere oorden nog vrij algemeen bekead
waren, thans geheel en al uit de heugenis zijn verdwenen, heeft hij zich
aan de moeilijke zaak gewijd ze te verzamelen en door ze aan de druk
pers toe te vertrouwen, tot het gemeengoed der beschaafde wereld ta
maken. En het is he>m gelukt in het boekdeeltje, welks titel wij hier*
boven neerschreven, een kleine vierhonderd dezer verhalen bij een to
brengen, een ware schat voor ieder, die met den poëtischen geest van het
Luxemburgsche volk wil kennis maken.
Een niet minder verdienstelijken arbeid verrichtte dezelfde auteur, toea
hij een nieuwe vrucht van zijn onvermoeide nasporingen zijn
lanclganooten aanbood onder den titel: Luxemburger Silten tend Branche.
Dit geschrift behandelt het geheele openbare en huiselijke leven zijns
volks en is van onschatbare waarde voor de geschiedenis der beschaving
zijns lands. Natuurlijk is zijn stof verre van uitgeput, en zal men hier en
daar, evenals met het eerste werkje het geval is, wel een aanmerking
kunnen maken of een vraagteeken zetten. Trouwens, de schrijver zelf
zegt ten volle overtuigd te zijn van het onvolkomene van zijn werk. Zijn
indeeling is evenwel uitnemend. Het eerste stuk behandelt de zeden ea
gewoonten, die zich vastknoopen aan de kerk. De tweede het rechts
wezen, familie-gewoonten, gebruiken op het stuk van den landbouw, da
kermissen, den aanbouw van huizen, de betrekkingen tusschen den pastooj
en zijn gemeente, enz. Twee registers verhoogen de waarde en bmik«
baarheid van het geschrift. En daar niets een volk beter kenschetst,
behalve zijn taal en godsdienst, dan zija zeden en gewoonten, die de
spiegel zijn van zijn karakter, de weerkaatsing van zijn geloof, geschie*
denis, huiselijk en openbaar leven, een beeld zijner beschaving, heeft de
verdienstelijke schrijver van dit boekje een schoone bijdrage geleverd tot
de Liatorio van zija volk. Z»l later iemand zich opge.we.kt gevoelen ee.ty