De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 6 april pagina 5

6 april 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

BE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hei resultaat was net beroemde boek in 10 deelen, waardoor de naam van Tiuers voorgoed gemaakt was. Opmerkelijk is het, dat de twee vrien den, onder hetzelfde dak en over hetzelfde onderwerp schrijvende, elk afzonderlijk hun eigen weg gevolgd, en de resultaten hunner beschouwinwingen en onderzoekingen niet in n werk vereenigd hebben. Toen Thiers nog slechts z\jn eerste deel gereed had, verscheen het complete werk van Mignet, dat dadelijk door geheel Europa bekend werd, en nog voor een standaardwerk kan gelden. Er bestond toen nog geen volledige beschrijving van de revolutie, slechts brokstukken en mémoires, en groo tendeels alleen over de misdaden der terroristen. Mignet's werk, dat een resumévan de revolutie is en in 12 talen vertaald werd, geeft ons eene grondige uiteenzetting van de oorzaken, die deze omwenteling tot staud brachten, en er van maakten wat zij geworden is. Dfe auteur geeft ons hierin, zooals Sainte-Beuve zich uitdrukt, de osteologie der geschiedenis, de groote resultaten, de algemeene feiten, die een tijdperk en een beschaving beheerscnen. Hy hangt in dit meesterwerk het fatalisme van Bossuet aan, en de sobere wijze van voorstellen der feiten, in eenvoudigen, krachtigen stijl, doet de philosophische gevolgtrekkingen en de diepte van het denken des te beter uitkomen. Van het oogenblik waarop het ver scheen," zeide Guizot, hadden de Bourbons rekening te houden met, twee opposities, het opkomend geslacht der liberalen en het doode, waarin , Mignet weder leven bracht, welks rechten hij verdedigde en welks ka: rakters hu in eere herstelde." De Histoire is meermalen herdrukt, in ver schillende talen overgezet en de naam des schrijvers is dus aan het pu bliek in alle beschaafde landen bekend; maar toch is hij niet populair. Mignet was een geleerd historicus en rechtsgeleerde, een politiek philosoof, en zijn werken zijn niet geschreven voor het groote publiek; hij wist zelf zeer goed, dat hij zijn lezers in een bepaalden engen kring had te zoeken. Hij was het typo van een.man van wetenschap, zonder eerzucht, alleen strevende naar vermeerdering van kennis en de philosophie der dingen. In het dagelijksch leven sprak hij slechts weinig, en hoewel hij met de meeste celebriteiten dezer eeuw gemeenzaam bekend was geweest, liet hij zich slechts zelden over hen uit. De laatste jaren leefde hij teruggetrokken, en met eene soort van vreugde verdiepte hij zich in het verleden, niet omdat hij bet tegenwoordige minachtte, maar omdat de herinnering aan vroeger geluk hem voldoende was. Naar het uiterlijk een eerwaardig man, nog buitengewoon flink voor zijn leeftijd; zelfs de grijze kleur zijner haren scheen een nuance van blond te zijn. Zijn gelaat was schoon en regelmatig, met iets dat aan een buste of een medaille deed denken; de scherp geteekende mond, als door een sabel houw gevormd, was die van een Moltke of van een veteraan der oude garde. Zijn regelmatige trekken ontspanden zich gaarne tot een weiwil lenden glimlach, en een vriendelijk woord kwam spoedig uit dezen schijn baar zoo gesloten mond, terwijl het eigenaardige zuidelijke accent den indruk van zyne woorden nog veraangenaamde. Van dezen schoonen grijsaard met zijn kalm gelaat kon Dumas fils nog voor eenige jaren zeggen, dat hij met succes en zonder belachelijk te worden, het hof kon maken aan eene vrouw. Den 8n Mei 1796 te Ais geboren, genoot Franjois Auguste Marie Mig net zij*t eerste opleiding aan het lyceum te Avignon, waar hij reeds dadelük blijken gaf van buirengewonen aanleg. Gelijk met Thiers promoveerde bij in de rechten, in 1820; in hetzelfde jaar werd zijn Elogc de Charles Vil bekroond door de Academie te Nimes, en het volgend jaar behaalde hij den eersten prijs voor zijn geschrift les Instiiutions de Saint-Louls. ,D* uitstekende criticus Danou zeide hiervan in het Journal des Scivants dat hét een verbazende diepte van historische kennis verried, en dat de w$ze van behandeling uitmuntte door kracht en helderheid van betoog. Door ssijne liberale denkbeelden verzekerde hij zich den steun van Manuel, -en zoo kostte het hem weinig moeite aan de redactie van den Courrier Franyais te komen, waaraan hij meer dan tien jaar werkzaam is geweest. Zijn voordrachten in het Athenaeum vonden algemeene waar deering; 't was de voorbode van den roep, die na't verschijnen van l'His toire de la Rèvoluüon van hem zou uitgaan. Door het opnemen in zijn blad van de redevoeringen, die bij het graf van Manuel gehouden waren, kwam hij in aanraking met het gerecht; hij wist zich echter te wreken door zijne voordrachten in het Athenaeum aan de oppositie dienstbaar te maken; ja hij ging zelfs verder, en stichtte in het begin van 1830 Ie National, met Thiers en Armand Carrel; den 2Cin Juli teekende hij het pro test der journalisten. Na de revolutie werd hij tot staatsraad benoemd li en aanvaardde hij tevens de directie van het archief van het ministerie ;' van buitenlandsche zaken; beide betrekkingen bleef hij tot Februari 1848 " bakleeden. Sedert 1832 lid van de Académie des Sciences morales et politiques, nam bij aan het einde van 1836 in de Académie Franyaise den Zetel in van Rayaunard, den schrijver van Templlcrs; in 1840 werd hij commandeur van het Legioen van Eer. Als Sécrétaire perpétuel hield hij de loges, die modellen in hunne soort zijn gebleven. Victor Hugo is zijn opvolger als decanus van de Académie. De voornaamste werken van den geleerden schrijver zijn: Histoire de la Kévolution Frannaise de 1789 a 1814; Négociations relatives a la succession ;ïd'Espagne; Portraits et notices historiques et littéraires; Vie de Franklin; ; Antonio Perez et Philippe II; Histoire, de Marie Stuart; Charles Quint, Bon habitation, son séjour et sa mort au monastère de Yuste; Eloges historiques; Rivalitéde Frangois I et de Charles Quint, enz. ' Mogen sommige zijner laatste werken iets van officieele rapporten nebben wat echter geen afbreuk doet aan de belangrijkheid, want hij was bijzonder gelukkig in het kiezen zijner onderwerpen, en zou nooit een feit vermelden als het de moeite niet waard was zijn geschiedenis van Antonio Perez heeft al het aantrekkelijke van een roman; zij beschrijft de wonderlijke lotgevallen aan het Hof, in de gevangenis en in de bal lingschap van een man, die eens minister en gunsteling van FilipsIIwas, , maar in ongenade viel, toen hij de medeminnaar van zijn vorst werd, en daarop de lotgevallen had van een romanheld van Dumas. De eerste '' zijner Mémoires Historiques beschrijft den toestand van Duitsehland in da do eeuw, h$e tet tot, het Christendom overging «n do West-Euro* peesche beschaving deelachtig'werd; de tweede behandelt de politieke ge schiedenis van Frankrijk van de lle tot de 15e eeuw, en de derde heeft bet Calvinisme tot onderwerp. De Histoire de Marie Siuart ver scheen in 1851, en menig twijfelachtig punt in het leven van Schotlanda koningin werd door de navorschingen van Mignet in een helder licht ge steld. Hij verklaart haar schuldig aan de meeste misdaden, die hare vijan den haar ten laste legden, maar toch straalt er ie het geheele werk een groote sympathie voor haar door. Het laatste werk dat van zijne hand verscheen, was Rivalitéde Francais I et de Charles Quint; tot zijn dood toe arbeidde hij, zooveel zijne gezondheid het hem toeliet, aan VJlistoire de la Réformation, zijn geliefkoosde studie, die echter nooit is uit gegeven. Eindelijk maakte den 24n Maart een hevige longcongestie een einde aan zijn leven. Sedert den dood van Thiers leefde Mignet teruggetrokken, maar steeds werkzaam, en nog in het volle bezit van de groote vermogens, waarmeJe de natuur hem begiftigd had. Zyn leven was dat van een groot man, en wat hy in La Vie de Franklin van den beroemden Amerikaan zegt, ia ten volle op hem zclven toepasselijk: zoolang men de wetenschap zal be oefenen, het talent bewonderen en de vaderlandsliefde eeren; zoolang men geest op prijs zal stellen, eerlijkheid zal huldigen, en vrijheid Zal wenschen te bezitten, zoolang zal zijne nagedachtenis geëerd worden in eeu land, dat van dag tot dag zijn verheven karakters en bewonderenswaar dige mannen ziet uitsterven." F. C. J. Scheurleer. Ed. de la Fontaine, Luxemburger Sagen und Legenden, Lux. 1882. £ Luxemburger Sitlen und Srüitche, Lux. 1883. In het groothertogdom Luxemburg begint op wetenschappelijk gebied een nieuwe frissche geest te ontwaken. De geschiedkundige afdceling van liet koninklijk-groothertogelijk instituut, vroeger Sociétépour la ccnservation des monuments historiques, heeft tot dusver ten opzichte van da romeineche en kcltische oudheden, munt- en zegelkunde, zoowel als ten aanzien van het opsporen en onderzoek, der oude archieven van voorma lige heerlijkheden en kloosters en het openbaar maken van de vruchten dier studiën, zich sinds 1845 hoogst verdienstelijk gemaakt. In het laatst van het vorige jaar verscheen het 36ste deel harer PMieations, gewijd aan de Archieven van Clervaux, een geschrift in 8°van 616 en XCI bladz., dat tal van hoogst belangrijke bijzonderheden behelst niet alleen voor de Geschiedenis van het vroegere hertogdom in de Ardennen, maar ook voor de algemeene geschiedenis en voor die van Lotharingen en verschil lende provinciën van oostelijk Frankrijk. Drie duizend vier honderd zes en vijftig documenten, loopende over het tijdvak van 1140?1793, wordeu daarin door de kundige bewerkers de H.H. Würth-Paquet en van Werveke besproken. Wij voegen hierbij, dat de uitgave plaats had voor rekening van het Instituut en dat dit in de gelegenheid is gesteld om de kosten ''te bestrijden door een aanzienlijke subsidie van de kamer der gede puteerden te Luxemburg, welke met lofwaardige belangstelling derge lijke ondernemingen door haar financieelen steun mogelijk maakt. Maar hoe gewichtig ook, de vruchten van de bemoeiingen van het In stituut zijn eenigszins eenzijdig. Men liet, hoewel hot Luxembursch volk een duitsch volk is, ds studie van geraaansche oudheid en van het volks leven buiten aanmerking en bepaalde zijn aandacht uitsluitend tot histo rische onderwerpen. Dit schijnt thans anders te worden. Men kiest thans ook een ander arbeidsveld en eenige jonge geleerden wijden sinds kort hun kracht aan de ontginning van het veld der legende en volkgebruiken. Onder hen bekleed do Heer Ed. de la Fontaine eene eerste plaats. Terecht zag deze letterkundige het groote belang in, dat de sagen en legenden voor de ge schiedenis en oudheidkunde hebben, wanneer men ze met weglating van allo mogelijke overtollige litterarische opsiering, eenvoudig en trouw, zoo als ze in den volksmond voortleven, teruggeeft. En daar hij begreep, dat sedert het volk aan dc'sagen en legenden geen geloovig oor meer leent, deza gevaar loopen meer en meer in de verge telheid te komen, en de ondervinding daarenboven hem leerde, dat sagen, die een dertigtal jaren geleden in zekere oorden nog vrij algemeen bekead waren, thans geheel en al uit de heugenis zijn verdwenen, heeft hij zich aan de moeilijke zaak gewijd ze te verzamelen en door ze aan de druk pers toe te vertrouwen, tot het gemeengoed der beschaafde wereld ta maken. En het is he>m gelukt in het boekdeeltje, welks titel wij hier* boven neerschreven, een kleine vierhonderd dezer verhalen bij een to brengen, een ware schat voor ieder, die met den poëtischen geest van het Luxemburgsche volk wil kennis maken. Een niet minder verdienstelijken arbeid verrichtte dezelfde auteur, toea hij een nieuwe vrucht van zijn onvermoeide nasporingen zijn lanclganooten aanbood onder den titel: Luxemburger Silten tend Branche. Dit geschrift behandelt het geheele openbare en huiselijke leven zijns volks en is van onschatbare waarde voor de geschiedenis der beschaving zijns lands. Natuurlijk is zijn stof verre van uitgeput, en zal men hier en daar, evenals met het eerste werkje het geval is, wel een aanmerking kunnen maken of een vraagteeken zetten. Trouwens, de schrijver zelf zegt ten volle overtuigd te zijn van het onvolkomene van zijn werk. Zijn indeeling is evenwel uitnemend. Het eerste stuk behandelt de zeden ea gewoonten, die zich vastknoopen aan de kerk. De tweede het rechts wezen, familie-gewoonten, gebruiken op het stuk van den landbouw, da kermissen, den aanbouw van huizen, de betrekkingen tusschen den pastooj en zijn gemeente, enz. Twee registers verhoogen de waarde en bmik« baarheid van het geschrift. En daar niets een volk beter kenschetst, behalve zijn taal en godsdienst, dan zija zeden en gewoonten, die de spiegel zijn van zijn karakter, de weerkaatsing van zijn geloof, geschie* denis, huiselijk en openbaar leven, een beeld zijner beschaving, heeft de verdienstelijke schrijver van dit boekje een schoone bijdrage geleverd tot de Liatorio van zija volk. Z»l later iemand zich opge.we.kt gevoelen ee.ty

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl