Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD V80-R
N<vS54
...:. volledig beeld der beschaving en ontwikkeling van Luxemburg te gaan
ontwerpen, dan zal hy, voortbouwende op het resultaat der noeste
na. Bporingen des Heeren de la Fontaine, dezen niet dankbaar genoeg kunnen
wezen voor hetgeen hij verrichtte, om hem de vervulling zijner taak
gemakkehjk te maken. Maar ook de beoefenaar der Germaansche oudheidkunde
. zal in menig meegedeeld gebruik een goudmijn ontdekken, waaruit hij
bjj zijn studie met erkentelijkheid put. Voorts zal de belangstellende
. lezer ettebjke verrassende bijzonderheden ontmoeten, die hem onbekend
,_ waren, O. a. blijkt uit dit geschrift op tal van bladzijden, hoe op den
. iuidigen dag in het Luxenburgsche volksleven bij lange niet alle sporen
van het Germaansche heidendom zijn verdwenen.
A, M. A. Perk.
DTJITSCHE LETTERKUNDE.
Onder den titel Vortrage für die gebildete Welt" worden in
Schnakentturg'B Verlag te Eiga en b\j G. Brauns te Leipzig eenige zeer interessante
werkjes over Duitsche Letterkunde uitgegeven: het zjjn voordrachten over
de voornaamste gedichten en dichters, in lossen, prettigen stijl, bestemd voor
elk ontwikkeld mensen, die belangstelt in de groote produkten der
Duiteohe Letterkunde.
Kb. l der Vortrage behandelt Sehiller's Braut von Messina. De schrij
ver tracht aan te toonen, dat dit drama niet tot de Schicksalstragödien"
, behoort, dat hierin niet de blinde hand van het noodlot alles regeert
en beheerscht, maar dat de verschillende karakters zelf invloed op de
handeling uitoefenen. Tevens zegt hij, dat het geloof aan een noodlot
zelfs in de oudheid niet algemeen was en vooral niet door de meer ont
wikkelde werd aangenomen. Het stuk van Schiller wordt zoodoende met
Verwijzing naar tal van citaten uit het drama zelf in zijn geheel besproken.
Ten slotte worden de voornaamste dichters" der Schicksalstragödien"
. nog terloops vermeld en wordt de vraag beantwoord, hoe heeft Schiller
hét antieke koor in het Duitsche drama ingevoerd? Het groote verschil
tusschen de beide koren is duidelijk waar te nemen en tevens volgt uit
schrijvers verklaring van het antieke koor de stelling, dat het moderne drama
geen koor duldt. Schiller' heeft dan ook met zgn koor geen gunstig resultaat
gehad en hjj zou zonder twijfel beter hebben gedaan, als hij het geheel had
weg?gelaten,zooals Goethe deed in zijnó Iphigeuia auf Tauris." No. 2 behandelt dit
meesterwerk. Voorat wordt een korte inleiding gegeven over Goethe eu
zjjne tjjdgenooten, over den vorm der drama's in dien tijd en over de
" verschillende opvoeringen van het stuk. Daarna wordt de sage der oud
heid besproken. In de Homerische sage is Tantalos reeds bekend, delliade
maakt er eveneens reeds gewag van, al is het dan ook maar ten deele.
In de Odyssee worden de lotgevallen van het Huis der Atriden reeda
uitvoeriger verhaald. Op twee stukken der oudheid wordt vooral
de opmerkzaamheid gevestigd : lo. op de Eumeniden van
Aeschylos, waarin Orestes ten slotte door een Bloedgericht" vrijgesproken en
de toorn der Wraakgodinnen door Athene bezworen wordt ; en 2o. op
de Iphigenia onder de Tauriërs van Euripides, waaraan Goethe meer be
paald het onderwerp van zijn drama heeft ontleend. Op zeer verdienste*
' Hjke wijze wordt nu het antieke stuk met het Dnitsche vergeleken : natuur*
f Ijjk kon Goethe niet alles van de ouden overnemen, want hij schreef voor
Duitschers en voor menscheu van deze eeuw. Dat de groote dichter vol
komen slaagde met zijne grootsche bewerking, zal wel elkeen toegeven
? en dus met Vilmar zeggen, dat : de geest der oudheid met een Duitsch
'lichaam werd omkleed, zoodat de geest het lichaam als zijn lichaam, het
' lichaam den geest als zyn geest moest erkennen." Goethe veranderde
^hët slot van Euripides' drama op zeer vernuftige wijze, waarbij als
hoofd'motief gold:
ille menschüchen Gobrechen
Sühnet reina Mwwchlicbkeit l"
- Wjj kunnen ten slotte niet anders dan elk ontwikkelde het lezen dezer
/Werkjes ten zeerste aanraden en hopen, dat de genoemde uitgevers zullen
voortgaan met de uitgave van dergelijke belangrijke voordrachten : zij be
vorderen daardoor de kennis van bet ware en schoone.
AAN EEN ONBEKENDE
In wilg en treuresch klaagt de westenwind.
Een najaarsgeur ontstijgt de vochte zode.
Daar slaapt een moeder eu daar knielt eeu kind»
Ik ben het, ik! Word wakker, lieve doode!"
't Beschreven blaadje dat zij meebracht, bloode,
met bevend handje en schier van tranen blind,
legt ze op het graf. Zij weet het: moeder vindt
en leest dien brief. En 't kind heeft troost van noode.
Benijdt die kleine 't zoet geloof gij niet,
Waar, door een doode dus Laar nood te klagen,
't Verweesde wicht haar leed gelenigd ziet?
Doch go, wen 's werelds wee u doet versagen,
stort vrij uw ziel in zang en leg uw lied
aan 't menscheahart, dat warmte en meely biedt!
Eslene?Srussel, 24 Maart '84. Helene Swarth,
BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN.
Tot de nieuwe werken in Duitschland aangekondigd behooren : een deel
van Auerbach's nagelaten geschriften Briefe an Jakob" genaamd, (Dr.
Jacob Auerbaoh in Frankfurt a/M.) Gerraanisehe Studiën" van Felix
Dahn (een boek dat tegelijk Wftenschappelijk degelijk en een kunstwerk
is), twee novrlltn van Adulf Wilbrandt Der Verwalter en Die
Verschollenen", een prachtwerk Von Ozean zu Oz-jan" door A. von Schweiger
Lerchenfeld en een Aesthetik der Tonkunst1' van den Berlgnschen mu«
ziekcriticus Gustav Engel.
Van Gustave Dron'?Tristesseset Sourires"isdöl7deuitgaw-ve?schenen»
hAus zwei Weiten von Dito und Idem," reeds vroeger in dit «blad aan»
gekondigd, is thans te Leipzig verschenen en wordt door de pers in
Duitschland zeer geroemd. De twee werelden zijn die van het hof en van
de wetenschap, hetgeen aanleiding heeft gegeven tot de verwachting, dat
het boek de mémoires van den hertog van Koburg zou behelzen. Dit is
echter niet het geval.' Het behelst eene gedachtenwisseling tusschen een
jonge vorstin en een geleerde ; 't is een boeiende roman, waarin twee
levensopvattingen tegenover elkander worden gesteld en eindeljjk door
een vurige liefde tot n worden gebracht. Het boek, zegt een Dnitsch
blad, is vol schoone en ware gedachten en behoort eigenlijk slechts tot
ne wereld: die van de onvergankelijke poëzie des levens.
Als tegenhanger van The bitter cry of the London poor" is een
nieuwe uitgave van The homes of the London poor" verschenen. Dit
laatste is, zooals men weet, het belangrijke werkje van Octavia Hillt
waaruit blijkt wat! het verstand, het geduld en de onoverwinnelijke vol
harding van n 'enkele vermogen bg te dragen tot demping van den
poel van ellende, waarin het eerste boekske ons een blik heeft doen slaan.
Binnen kort zal Theodore Watts een keur zijner sonnetten (nieuwe en
reeds verschenen) uitgeven. Hij laat ze voorafgaan door een essay, waarin
hij de geschiedenis, de ontwikkeling en de wetten van dezen kunstvorm
behandelt, daarbij aan alle sonnetschrijvers, van de oudste Italiaanscha
tot de nieuwste Engelsche meesters, voorbeelden ontleenend.
Van een aantal brieven, door George Eliot aan een zekere mevrouw B.
geschreven, wordt in de Journal des Débats, door den heer Darmesteter
een fransch uittreksel 'gegeven. Deze brieven loopen van 1859, kort na
de uitgave van Adam Bede, tot eenige maanden vóór den dood der
schrijfster. Eenige onuitgegeven brieven van Carlyle aan een zekeren
Charles Redwood zullen in een blad the Eed Dragon genaamd, worden
opgenomen.
Een complete uitgave van De Foe in twintig doelen zal binnen kort
bij Bickers and Sou te Londen verschijnen. Deze uitgave volgt onmiddellijk,
op de complete editie van Swift bij denzelfden uitgever.
Een nieuwe roman van Henry James Lwty Barbarina" zal met Mei
in de Century Magazine" beginnen.
De beurt zal eerlang aan Vittoria Golonna zijn om in da Eminent
Women Series" beschreven te worden. Mrs. Arthur Kennard de
aantrekkelijke taak om haar te schilderen op zich nemen.
INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN.
Spectator, 29 Maart.
Berichten en mededeelingen ; Willebrordus SneUius door J. Hi I».
van der Schaaff; Arlequin door Mr. W. P. Sautyn Kloife; Adriaan
Brouwer door A. Bredius; Humanitas door T. B. v. E.; lïaksel*
Gids, April
W. -P. Woliers, Eervol teruggetreden; Max Roosts, Jan van
Bgswijck, dichter, dagbladschrijver, volksredenaar; Dr. A. E. J. Snfaerda
Het attische volk n de kunst van Phidiaa; Mr. W. B. Se Beaufort.
De onderwijzersexamens: E. B. Kielslra, De toestand van het
indische leger; W. Gosler. Ode aan den westenwind naar Shelley;
Helene Stvarth, Drie sonnetten; Letterkundige kroniek.,
Eigen Haard, Nb. 13.
Het eeuwig nieuwe door Henri Ealoff; Zondagmiddag in den ach»
terhoek, door /. de Vries; Iets over watervoorziening, door Jhr, Th.
Six; Verscheidenheid.
«5»w
Tydspicgd April,
Dr. J. H. Scholten, Symboliek en werkelijkheid; Dr. C. B. Sprayt,
De liberale partij en de echoolquaestie; Mr. A. Qreebe, Een Standaard
werk VI (De grondwet Toel. en krit., door M. J. T. Bnys); Ben
bladzijde uit de Indische krijgsgeschiedenis; Dr. A. Pierson, Korte
mededeelingen uit het gebied der nieuwere letterkunde; Hieuwe uitgaven
en vertalingen; H, van der Laan, Een misstap IV,
Schorer's Familieriblatt No. 13.
In Feindesland von K. Molitot-, Deutsche Sehafcz nnd ThiÉabÜBdnissa
mit fremden Siaaten von Frobeniits; Ostern und.dez Kaleeder van
Dr. Klein; Bravo Rechts von Ossip Schnbin (Fortsr) Zar Hygiëne
der Wohnung von J. Hoelier; Unser Erstes ton Sara _EaMern.s.w>
Revue Internationale 25 Maart.
Le Spiritualisme dans Ie scieace par Fred. Belpino ; ne nouvelle
cole de critique littéraire: de Sainte Beuve a Branèspar Ch. Sintend;??
L'éprigramme (suite et fin) par G Ketter ; Les larmes (Tune mère par
Nekrasoif trad. par Clara Delay ; Alfoaeo Beadano par A de *&?
bernatis ; La question d'Orient par P. H. de Saint Jtfopföt ;
Qamtiuo Solla par P. E. Bonghi; A travers le« romans par T/i.
The Centurif Magazine April.
The white House by E. V. SmaUey; Sïdney Lanktr wM pwrfrait
by W. Hayes Ward ; How Wiikes Booih crossad «fee Petaooc by
fif. A. Tbwnsend; Evening by J. 7. Gtutne.&; J*e*es «a ue exile
cf Danto by Sarah Freema» Ctorfse ; An Awiaige maa by Bobert
Graitt ; Uticle Torn wiüicufe a oOsn bj lïT. JS. JlöJt^?Tlie
ew