Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEBKBLAB VOOR NEDERLAND.
No. 354
Uit de generaale beschrijving, noopende 't Italiaans ofte liever
kooptnans boekhouden" durf ik niet citeeren, 't is niet eens op rijm en nog
tuinder amusant dan de gedichten. De praktische waarde der gegeven
?? -voórichriften en besprekingen kan niet ontkend worden, maar er is niet
liet minste streven naar eene wetenschappelijke behandeling. De eigenlijke
Sleutel" begint pas hierna en bestaat uit Voorstellen" die opgegeven
en-beantwoord worden. Overal blijkt dan hoe men doen moet, niet
waarfym. Merkwaardig is het antwoord op 't 5e voorstel, een moeielyk geval
Bevattende. Het luidt:
Een mondelyk advijs
Maakt een Discipel ivys.
De schrijver begrijpt dat het den liefhebbers zal vreemt dunken" dat
lljj, zulke, antwoorden geeft, maar hij doet dat waarlijk deels, om deze
reeden, dat ik soek den weetgierige te annimeere, tot myne mondelijke
Instruxie."
Ah zoo, roepen wij uit. Andere tijden, andere zeden. Zoo na'if zijn wij
niet meer.
Zoo worden de lief habbers ook geannimeerd" in voorstel 103, waarop
Jiet antwoord luidt:
Mijne discipelen zullen daarover wel mondeling adviseeren.'*
"' Word dus z^jn discipel, o Amsterdammer van 1730! en ge zult zelfa
Vermogen anderen in zulke moeielijke gevallen bij te staan!
Oqk het antwoord op voorstel 131 wil bij niet geven omdat dit voorstel
"*ens door Discipelen gevraagt wiert, aan een zeeker Meester Boekhouder,
(ïie dit zeer kloekmoedig schriftelijk beantwoorden aan de Discipel, (dog
Óit geschieden om 't niet te vergeten!)
_ Niettegenstaande nu: dat dit antwoord met de waarheit zo veel
overeenkomst had,
Als hij in Persoon gelijkt na de oude Goliad.
' Zoowil ik egter dit niet weereltkundig maken."
BHjkt hieruit niet hoe een boekhouder in de stad Amsterdam in den
?Sare 1730 in een paar regels ironie, poëzie en edelmoedigheid wist te leggen.
Wat doet het heer Ripke goed aan 't hart zoo z'n concurrent op den kop
te zitten.
Ik besluit met het antwoord op voorstel 211: Hoe nu alle deze Partijen
ioor de yerkooper en companjon moeten afgehandelt werden, werd op
aujn Collegie in de gewoone Examen, door mijne discipelen opgelost (hoor,
hoor!), selfa andere Casus of questien, die ik bij deze occasie niet van
inenig ben, door den druk gemeen te inaaken,
Want na mijn oordeel,
Vist elk om voordeel"
Juist, visscher Ripke, goed gezien. Daarom, laat ze eerst maar eens
f roeven! Wellicht bijt de snoek.
Ten slotfe d& Instructie van lift Italiaans boekhouden door Abraham
e Graaf te Amsterdam. Bij de tvedutre G§sbert de Groot, Boekverkoopster
Op den Nieuivendyh, titsschen de twee llaarlemmer-Sluisen, in de Groote
fer'H 1710." 5e druk.
Dit werk van den wiskundige de Graaf, die in 1694 de geheele
Matesis"W Wiskonst" had uitgegeven, verdient zeer de aandacht. Ook Oudslioff
tooemt het in zijn Leerboek van het boekhouden met onderscheiding.
Het wordt ontsierd door een gedicht: Op het overdeftig werk van
Abraham de Graaf" waarin o.a. gesproken wordt van een zeker man die
«een werrik vol gebreken te voorschijn brengt, daar hij, gelijk Esopua
fcraai, zelf van gestolen heeft zijn Cieraat", en dat het vermoeden wettigt
flat de Graaf naapers had.
Reeds uit het aan den leezer" krjjgt men een flinken indruk van den
?chrijver, door de ware opmerkingen die het bevat, en door het eenvou
dige van zijn styi. In zijne instructie" zegt hij vervolgens dat hij
zoopis den wiskundige past zal trachten de theorie tot eenige algemeene
pegelen terug te brengen.
Echt pedagogisch is zijn werk ingericht. Eerst laat hij den leerling een
«eer eenvoudig memoriaal journaliseeren en in 't groothoek brengen om
te verkiijgen eene ruwe kennisse van de inrichting der boeken. Daarop
Vangt de bespreking aan der eigenlijke theorie.
Vooraf heeft lift. op de wijze van de Oude, twee Regulen" gesteld, die
van een zeer groot gebruik zijn, en die generaal zijn in alle gevallen,
tvaarin een transporteering, of een overlevering van Effckten of van
Boederen geschied'-'.
Ik cursiveer de laatste zinsnede, om er op te wijzen dat de Graaf'deze
0Regulen" neemt voor wat zjj zijn.nl. hulpmiddelen om het den beginner
gemakkelijk te maken, en niet vervalt in de tegenwoordig zoo algemeene
fout van in deze regelen eene definitie der woorden debet en credit
te zoeken. Die woorden beteekenen bij de Graaf wat ze beteekenen
in de gewone spreektaal.
De Algemene Kundigheden", die hy de drie Zuijlen" noemt van het'
- (geheele gebouw, worden als zoovele axioma's vooropgesteld, waaruit logisch
do geheele boekhouding wordt ontwikkeld.
Ze zijn:
:' I. Debiteerende de Persoon zelfs voor alle hetgeen hij aan andere Personen
Bcbuldig ia, en Crediteerende hem voor alle hetgeen hij van andere hebben
moet, mitsgaders voor het geld en voor de waarde van de Goederen en
Effecten hem toebehoorende, of anders: hem Debiteerende voor zijn
Achterwesen en voor zijn Verlies en hem Crediteerende voor zijn Rijkdom en
voor zijn Winst: in beide gevallen wijst het verschil van den Debet en
Credit aan zijn staat: dat de Credit meerder is als de Debet zijn Rijkdom
en minder zijn Armoed of zijn Achterwesen".
II. Debiteerende alle andui-u Fersoonen voor 'tgeene wij van haar en
Crediteerende dezelvige voor 't gcene zij vau ons te eiscben hebben; 't
geen dat den Debet meer is als den Credit is hetgeene zij ons schuldig
eg'n enz".
I [I. De goederen Debiteerende voor het geene zij ons komen te kosten,
dat is voor de waarde, of voor de inkoop en voor de ongelden, en Cre
diteerende dezelvige voor de verkoop: zo toont het verschil van den Debet
en van den Credit aan de winst of het verlies". Wel verstaande als allea
verkocht is, maar niet alles verkocht zijnde, zo moet het goed roch
gecrediteert worden voor 'tgeene het onverkochte waardig is, en dan toont
het verschil de winst of het verlies aan".
Had hij in deze kundigheden" het noodigeTverband weten te brengen,
dan zou zijn werk nog als model kunnen genoemd worden. Nu vestig ik
echter de aandacht op zijn bijna volkomen juiste verdeeling der rekenin
gen in drie generale rekeningen.
1. Van de persoon zelfs.
2. Van andere persoonen*
3. Van de goederen.
Alleen brengt hij Onkostenrekening ten onrechte onder de laatste rnDrieS,'
Dit is beter dan de verwarring voortbrengende onderscheiding in per
soonlijke en zakelijke rekeningen. Ook verdient opmerking de stelling:
Indien men alle- oneffen rekeningen sluit aan of per eenzelfde Rekening
Balance genaamd: zoo sluit deze Balance-rekening van zelf". Dit moet
geschieden nadat de winsten > en verliezen zijn gebracht op de rekening
van de persoon-zelfs". Hadden sommige schrijvers deze eenvoudige waar
heid overdacht, die tevens het eenige motief bevat tot het formeeren der
bekende sluitposten: aan en per Balans, nl. onzen wil dat alle rekeningen
in het Grootboek worden vereffend n dat ook dit geschiede tengevolge
van journaalposten, «wij waren van menig romantisch getint verhaal over
die Balansrekemttg bevrijd gebleven.
Hulde brengende aan dezen flinken Amsterdammer, eindig ik dit over
zicht in de hoop dat- anderen -het hunne zullen bijdragen tot het aanwijzen
van bouwstoffen, waaruit iemand ter gelegener tijd een overzicht van de
ontwikkeling van het boekhouden ten onzent zou kunnen geven; wat voor
hen die van dit vak studie maken evenzeer nut zou afwerpen, als dit met
de kennis der historische ontwikkeling bij elk ander vak het geval ia.
" L. Bonman Jz,
C) Omdat ik, zie bovenstaande post, ophoud schuldoiselior te zijn.
NEDERLAND ALS POLDERLAND.
Beschrijving van den eigenaafdigen toestand
der belangrijkste helft van ons landdoor
A. A. Beekman, Oud Genie-Officier
^leeraar aan het Gymnasium te Zutfen,
Het zal ongetwijfeld bij ieder dia belangstelt in ons vaderland vaststaan
dat alles moet gewaardeerd, wat gedaan wordt voor de kennis van duit
land en zijn eigenaardigheden. Maar vooral van wetenschappelijk stand
punt is welkom elke bijdrage die, op nauwkeurig onderzoek gegrond,
en met de noodige bevoegdheid, ontleend aan meesterschap over de stof,
tot leidsvrouw in meerdere/ of mindere mate die kennis in breedte of
in diepte kan doen toenemen.
't Onlangs verschenen werk onder den titel van 't hoofd van dit opstel
ligt voor mij.
Het uiterlijk van het boek is net. Over den prijs wil ik niets zeggen,
en gelooven dat die, evenals die van alle werken van dergelijken aard in
onze taal geschreven, onmogelijk lager kon zijn; evenmin wil ik, zelfs
eenigszins, in twijfel_ trekken de betrouwbaarheid vaa de mededeelingen
aangaande feiten en toestanden, ontleend als die zijn aan bronnen wier
deugdelijkheid en autoriteit mogen beschouwd worden als te zijn ver
heven boven twijfel.
Doch ik meen in de eerste plaats te moeten wijzen op de nevelachtig
heid van het doel dat den schrijver moet hebben voor oogen gezweefd,
bij het samenstellen zijner compilatie.
Immers, voor wie is dat boek geschreven?
Deze vraag is zeker niet overbodig.
Na in de inleiding het nut der aardrijkskunde te hebben aangestipt en
gewezen op de voordeelen die eene aangename en vruchtdragende methode"
voor den leerling afwerpt, begint schrijver met eene critiek op andere
Nederlandsche geographisphe werken, als aanknoopingspunt voor zjjne
beschouwingen. Daargelaten of in, een leerboek eene critiek op andere
leerboeken op hare plaats is, en het voeren daarvan by een schrijver die
zijn eersteling op dit gebied de wereld in zendt, niet eenige driestheid
doet vermoeden, vermeen ik dat eene juiste uiteenzetting van het doel en
de strekking van het boek niet had mogen worden gemist, en zeker beter
tot uitgangspunt geschikt is.
't Is onnoodig in te gaan op het onvolkomene van definities in die door
schrijver vrij onduidelijk aangehaalde werken, doch niet overbodig is 't te
wijzen op het hier en daar in schrijver's werk zelf ontbreken van bepa
lingen die men bij leerlingen als bekend niet mag veronderstellen. Eene
bepaling bijv. vaa wat in 't algemeen 'n waard is, ontbreekt; op bladz. 65
wordt gesproken van de golfstroomen," doch de leerling hoorde tot nu
toe slechts van de Golfstroom" spreken. Schrijver bedoelt klaarblijkelijk
golfslag.
Gemakshalve zeide ik daareven leerboek, doch nog eens, voor wie ia
dat leerboek samengesteld? We worden er met 't oog op 't antwoord op
die vraag niet wijzer op, al zegt Schr., zonder iets te hebben vooropge
steld ook: voor oogen houdende de categorie van lezers, voor welke
ik meer in ''t bijzonder schrijf," enz.
Laat ons echter die vraag voor 't oogenblik eens ter zijde stellen en,
entrons en matière.
Met don heer Kuyper ben ik 't eens dat het wenschelijk ware indien
het boek ia twee doelen ware uitgegeven. Intusschen niet zoozeer om het
debiet te bevorderen, doch omdat, indien het een gcographisch werk ware,
het Esrste Boek alleen op dien naam eenigermate zou mogen aanspraak maken.
Uit de algemeene bepaling die de schrijver in dat deel geeft van den
hrdro^raphischen toestand vaa een land, blijkt dat de natuurlijke en oor
spronkelijke hydrographisehe gesteldheid van een land in 't algemeen te
en de door kunstmatige inwerking van de hand des menscheD