De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 13 april pagina 5

13 april 1884 – pagina 5

Dit is een ingescande tekst.

No. 395 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. Hassenet is hier door een aantal orkeststukken bekend, maar tot hier toe -waagde geen operadireetenr zich aan het opvoeren van een zijner opera's. Noch Le Eoi de Lahore, noch Hérodiade, hoewel daarvan indert^jd ernstig sprake was, is hier gegeven en ook Hanon zal waarschijnlijk niet op het repertoire worden gebracht. De heer Van Hamme is een voor zichtig man, bij waagt zich niet gaarne op glad ijs; op het ijs van Le Prophete. .... ala tonheur ! En het moet erkend worden dat de kosten en de moeite van het monteeren van een nieuw werk te groot zijn, om dit te ondernemen, wanneer er niet alle kans is dat het werk in den smaak zal vallen. De opera's van Massenet schenen, wanneer men tusschen de regels door leest in de verslagen der IVansche en Belgische bladen, ondanks vele schoonheden, niet van dien aard te zijn dat ze eeu blijvende plaats op het repertoire zullen innemen. Minder gewaagd dan het instudeeren van Hérodiade" of Manon" was het zeker Marie-Maadeleine" te kiezen, want het wordt als oratorium uitgevoerd, zonder costumes en decors, en groote kosten zijn daaraan dus niet verbonden. Het is waar het werk oefent dan ook niet de aantrekkingskracht eener opera uit en bovendien is er een zeker vooroordeel tegen uitvoeringen van musique religieuse" ia een opera, door operazangers. En dat voor oordeel ia niet geheel ongegrond. In den regel gevoelen zich de artisten niet op hun gemak, wanneer zij zingen in toilette de ville, zonder decors en mise-en-scène. Zelfs op een concert is dat merkbaar. Zij zien er ook zoo geheel anders uit, en dat alles oefent invloed uit op hun zang. Is het genre muziek dat zij zingen nu nog bovendien verschillend van het gewone, dan kan het niet anders of het publiek moet soms een minder gunstigen indruk krijgen zelfs van hen, die gewoonlijk het meest worden toegejuicht. Nu is er wel een hemelsbreed verschil tusschen de muziek van MarieMagdeleine en die bijv. van een oratorium van Handel, maar zij stelt toch andere eischeu dan de opera, vooral aan de koren. Er was veel zorg besteed aan dat gedeelte van de uitvoering, maar de koren van de Fransche Opera zijn vooreerst niet talrijk genoeg en dan is bijv. het gemis Van werkelijk fraaie stemmen, vooral onder de vrouwen, niet door studie te vergoeden. Van daar dat de koornummers niet altijd den gevvenschten indruk maakten. Beter zijn de solisten voor hun taak berekend, vooral Seguin en müe. Lendor (Judas en Martha). Wat mlle. Lesliuo (MarieMagdeleiue) aangaat, zij was bij de eerste uitvoering niet zeer gelukkig, maar zij zingt met veel toewijding en uitdrukking. Ook Selrack was Zaterdagavond niet zeer goed gedisponeerd, van daar dat de partij van Jezus niet tot haar volle recht kwam. De muziek zelf heeft al de goede eigenschappen van de Franschen; zij is niet grootsch, maar fijn en keurig geïnstrumenteerd. Dat dit hier echter niet altijd voldoende is spreekt van zelf. Het kruisigingskoor bijv. vordert andere snaren dan die welke Massenet op zijn viool heeft; het echt godsdienstig gevoel ontbreekt, ook al is uiterlijk niets ongedaan gelaten om den noodigen indruk te maken. Maar Bachs en zelfs Mendelsohns ziju er niet meer en werkelijk stichtelijke muziek is uitzondering in een tijd van toenemend ongeloof en scepticisme. De tekst van Gallet bevat zeer ?wereldsche elementen en Massenet maakte als kiud van zijn tijd daarvan gebruik. Velen zullen zich' ook op dien grond teleurgesteld gevoelen, ja misschien Marie-Magdeleine" veroordeelen. Dat zou echter onbillijk ziju en vooral zou het een onbillijkheid zijn het werk van Massenet te meten met den maat, dien men werken van de groote DuitBchs meesters aanlegt. Marie-Magddeine is geen oratorium, al draagt het dien naam op het affiche, ten einde gemoedsbezwaren van de orthodoxen uit dei) weg te ruimen. Het bestaan dier gemoedsbezwaren is geen hypothese, getuige de interpellatie in den gemeenteraad over de verandering der progammas. Aanvankelijk was daarop de rolverdeoliiig gedrukt benevens de titels der verschillende gedeelten o. a. (?Le Golgotha" enz.) Dat gaf aanstoot. Jésus Ie Nazaréen .... mr. Selrack", was hei ligschennis. De burgemeester dacht er geen oogenblik aan iets tegen deze bekrompen opvatting aantevoeren en de interpellant, de heer Gevaerts van Simonahaven, droog niet verder aan; de affiches waren nog tijdig gewijzigd en de ergernis der vromen duurde dus niet lang. Als bijdrage tot den geest des tijds heeft het incident zijn beteekenis. De Duitsche Opera bracht ons de vorige week Uudine", een opera uit den ouden doos, van Lortzing. Die oude doos bevatte toch heel wat schoons! En het is zeer de vraag of men twee geslachten verder het zelfde zal getuigen van hetgeen dan de oude doos zal heeten. Do frische anspruchslose" muziek van Lortzing dwingt achting af. Deze muziek is niet de vrucht van lang nadenken, maar van inspiratie; met een systeem had Lortzing niets te maken; wat bij schreef is er daarom niet minder om. Cela coule de source" zou de Franschman zeggen en die bron was wel niet diep, maar klaar. Op een ander gebied was de uitvoering van het octetvan Svendsen op de laatste soiree van de Quartet-Vereeniging, hoogst interessant. Ziedaar ook frische muziek, maar van een eigenaardig coloriet.dat onmiddelijk den Noorweger verraadt, soms hard en grillig, maar niet banaal. Het opus draagt het nummer 3. Nu, men weet dat Svendsen na dien tijd een aantal composities heeft geschreven, die zijn naam door geheel Europa hebben verbreid. In de volgende week komt Schott; Toekomst" zal haar tweede concert geven (o. a. een ouverture Maria Stuart" van onzen gezant te Parijs, van Zuylen van Nijevelt) en in do Opera zal een reprise vaa Le Prophete" plaats hebben. Zooals men ziet voor alle smaken wat. Den Haag 9 April. " D. AL.WS LAATSTE RIT LANGS DEN BUITENKANT, OCTOBER 1573." Wanneer men de notulenboeken der Staten van Holland en de Reke ningen van Prins Frederick Henrick doorbladert, ontwaart men, dat in de XVIIfi Eeuw meer, van officieele zijde, voor de schilder- en beeld houwkunst gedaan is dan men zich dootgaands voorstelt. Men denkt reni^m auujie donkere kleedij, als te Puriteinscli om veeJ met de schoone kunst op te hebben. Toch ontbrak zo bij schier geen enkele vereeringhe", waarvan wakkere vaderlanders het voorwerp waren. Het wordt tijd, dat deze zijde van ons staats en volksleven eens in het ware licht worde gesteld. Misschien zullen dan de WelEdelgeborenen", ' die door de stem des volks geroepen worden cm deel der Wetgevende Macht uit te maken, leeren inzien, dat Hollander on utiliteitsman (in den platsten zin) geen woorden van gelijke beteekenis zijn, en dat zij, da Regeei ing dwnrsboomende, als er iets voor de kunst gedaan moet wor den, niet treden in het spoor der Hoog- en Edelrnogentlon", hunne voorgangers. Naar-mate de omstandigheden intusschen minder toelaten, dat de schil derkunst in onze tijd van officieele zijde krachlig beschermd wordt, is het te prijslijker, dat aanzienlijke burgers deze rol op zich nemen, en 7.00 hebben wij geen lof genoeg voor Bestuursleden der Panorama-Maat schappij, die uit eigen bizontiere middelen de Heeren N. van der Waay en E. S. Witkamp Jr., uitmuntende oud-kwekelingen der Rijks-Akademie van Beeidende Kunsten, in de gelegenheid hebben gesteld de groote en fraaye schilderij te vervaardigen, die in die oogenblik in de Panaroma-Zaal is ten-toon-gesteld. Dit merkwaardig doek, oordeelkundig verlicht en in 't geheel van eene omgeving voorzien, die de smaak en den ijver van den bekwamen Heer van Kesteren, Direkteur van het Panorama, alle eer doet, is sints eenige dagen voor alle belangstellende kunstvrienden in Nederland ten-toon-gesteld. Ieder, die schilderijen beoordeelen kan, moet het er over eens zijn, dat het stuk met groot meesterschap over de voor-handen middelen bewerkt is. Het maakt een aangeuamen harmonischen indruk. Wel is er iets sneeuwachtigs in den algemeenen toon, op de harnassen enz. Het stuk mag anders bogen op eene meer clan gewone natuurstudie. De paarden, die er een hoofdrol in spelen, en die, naar wij vernemen, aan het penceel des Heeren Van der Waay ta danken zijn, werden met liefde en talent op de natuur be studeerd en verdienen te meer erkenning, naar hier da overwonnen moei lijkheid (allen zijn min of meer ia 't verkort gezien) minder in 't oog valt. De menschelijke figuren zijn ook meest alle flink getypeerd; het tooneel (de huizen, het scheeprijck Y") is in de raeesto deeleu goed geteekend eu in den toon gehouden, door de verschillende plans aangeduid. Dat de bovenpui van het voorste huis wat fletsch schijnt is misschien aan inschieten te wijten. Inderdaad, wanneer men zich te-rug-denkt in het tijdperk der romantiek, en zich bijv. den J'oannes den Dooper van Coruelis Kruseman herinnert, moet men erkennen, dat wij ontzettend in waarheid vooruit en in echte goede smaak niet te-rug zijn gegaan. Het voornemen bestaat, de schilderij in nog andere plaatsen van ons Vaderland ter bezichtiging te bieden. Mochten de stoffelijke uitkomsten, die op die wijze verkregen word«n, bevredigend zijn, dan hebben de edel moedige eigenaars vun het stuk besloten de baten in de kas der PanoramaMaatschappij te storten. . Ons "dunkt, dat de toekomst van kunstenaars, die iets geleverd hebben a's dit stuk voortaan verzekerd is. En dat is, op het gebied der historiüele kunst, geen klein succes. Men verwijt de naturalistische richting soms vijandig tegenover het grootsche, het monumentale te staan. Dit behoeft echter geenszins het geval te wezen. Alca's laatste rit is daar een nieuw bewijs voor. De aanmerkingen, die wij ons in gemoedo verplicht voelen op het stuk te maken, betreffen geenszins gebreken, die uit de kunstrichting der schil ders voortkomen, maar uit andere oorzaken. De lezer zal die licht opspo ren in de overwegingen, waar wij dit woord van hulde mee moeten besluiten. De Heer Roclmssen, wien wij onlangs de voldoening hadden het offer der bewondering te bieden, die wij hem levenslang gewijd hebben, kreeg de iantaizie eeniaje ruiters in het kostuum der XVIe Eeuw te teekenen, en bracht de geestige aquarel ten papiere, die men in de portefeuille der Heeren BuS'a haeft kunnen genieten. Weinig vermoedde de maker van dien gewasschen crojuis, die zich thands in Londen bevindt, dat deze los daarheen geworpen teekening als model voor een groot historiestuk gebruikt zou worden. Ongetwijfeld had hij anders zijn onderwerp mér bestudeerd en ware bij do geschiedenis te rade gegaan, om. zich te ver gewissen dat, in Oktober 1573, de Hertog van Alva een rit langs den" Amsterdamschen Buitenkant" had kunnen doen, ja, of er in 1573 een Amsterdamscho Buitenkant, ter plaatse door hem aangeduid, bestond, 't Laat zich verklaren, dat de schilders, in hunne vereering van den oudereu kunstbroeder, niet op de gedachte gekomen zijn, dat de vlotte teekening van Rochussen wel eens mér hoedanigheden van artistieken dan van histori:chen stempel zou. kunnen hebben. En zoo zijn. zij maat? (toch een weinig onbedacht) vol geestdrift aan ;t werk gegaan en heb ben, in twee maanden, een fraai, maar zeer ouhistoriesch kunatatuk geschapen. Onze aanmerkingen zijn van tweó'rlei aard: van resthetischen en van historischen. Wanneer men iemant voor de schilderij plaatst, die het onderwerp niet kent, zal het hem niet invallen, dat die weinig in 't oog vallende figuur, op het tweede of derde plan, de hoofdpersoon, de ijzeren Hertog", is, lemant, die nog wat minder ingelicht is, dan een op de lagere school tamelijk goed ouderwezene, zal zelfs, in de eerste plaats, getroffen worden door dat prachtige witte paard aan de rechter hand des toeschouwers. Dat valt het eerst in 't oog; domineert het effekt. Dit paard wordt intusschen, naar luid van zijn roode schoudersjerp, slechts bereden door den kommandant der lijfwacht. De hoofdpersoon valt weinig in 't oog. Als men voor rijke verscheidenheid gevoelig is, zalmen vooral getroffen worden door die van het paard des genoemden ruiters, vergeleken met het bruine van den middelsten en met den schichtigen vos ter linker hand. De twee mannen, die, rechts, met elkaar aan 't praten zijn, maken met de hand een bijna gelijke beweging: die van lieden, welke door een niesbui zijn aangetast. In het tijdvak, dat ons bezighoudt, betaalden de bewoners der huizen in de voornaamste straten ieder een blanck" in 't jaar voor straatgeLd en sedert 1497 moestjiet jonckwijf" van der

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl