Historisch Archief 1877-1940
No. 395
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
Hassenet is hier door een aantal orkeststukken bekend, maar tot hier
toe -waagde geen operadireetenr zich aan het opvoeren van een zijner
opera's. Noch Le Eoi de Lahore, noch Hérodiade, hoewel daarvan
indert^jd ernstig sprake was, is hier gegeven en ook Hanon zal waarschijnlijk
niet op het repertoire worden gebracht. De heer Van Hamme is een voor
zichtig man, bij waagt zich niet gaarne op glad ijs; op het ijs van Le
Prophete. .... ala tonheur ! En het moet erkend worden dat de kosten en
de moeite van het monteeren van een nieuw werk te groot zijn, om dit
te ondernemen, wanneer er niet alle kans is dat het werk in den smaak
zal vallen. De opera's van Massenet schenen, wanneer men tusschen de
regels door leest in de verslagen der IVansche en Belgische bladen,
ondanks vele schoonheden, niet van dien aard te zijn dat ze eeu blijvende
plaats op het repertoire zullen innemen. Minder gewaagd dan het
instudeeren van Hérodiade" of Manon" was het zeker Marie-Maadeleine"
te kiezen, want het wordt als oratorium uitgevoerd, zonder costumes en
decors, en groote kosten zijn daaraan dus niet verbonden.
Het is waar het werk oefent dan ook niet de aantrekkingskracht eener
opera uit en bovendien is er een zeker vooroordeel tegen uitvoeringen
van musique religieuse" ia een opera, door operazangers. En dat voor
oordeel ia niet geheel ongegrond. In den regel gevoelen zich de artisten
niet op hun gemak, wanneer zij zingen in toilette de ville, zonder decors
en mise-en-scène. Zelfs op een concert is dat merkbaar. Zij zien er ook
zoo geheel anders uit, en dat alles oefent invloed uit op hun zang. Is
het genre muziek dat zij zingen nu nog bovendien verschillend van het
gewone, dan kan het niet anders of het publiek moet soms een minder
gunstigen indruk krijgen zelfs van hen, die gewoonlijk het meest worden
toegejuicht.
Nu is er wel een hemelsbreed verschil tusschen de muziek van
MarieMagdeleine en die bijv. van een oratorium van Handel, maar zij stelt
toch andere eischeu dan de opera, vooral aan de koren. Er was veel
zorg besteed aan dat gedeelte van de uitvoering, maar de koren van de
Fransche Opera zijn vooreerst niet talrijk genoeg en dan is bijv. het gemis
Van werkelijk fraaie stemmen, vooral onder de vrouwen, niet door studie
te vergoeden. Van daar dat de koornummers niet altijd den gevvenschten
indruk maakten. Beter zijn de solisten voor hun taak berekend, vooral
Seguin en müe. Lendor (Judas en Martha). Wat mlle. Lesliuo
(MarieMagdeleiue) aangaat, zij was bij de eerste uitvoering niet zeer gelukkig,
maar zij zingt met veel toewijding en uitdrukking. Ook Selrack was
Zaterdagavond niet zeer goed gedisponeerd, van daar dat de partij
van Jezus niet tot haar volle recht kwam.
De muziek zelf heeft al de goede eigenschappen van de Franschen;
zij is niet grootsch, maar fijn en keurig geïnstrumenteerd. Dat dit hier
echter niet altijd voldoende is spreekt van zelf. Het kruisigingskoor bijv.
vordert andere snaren dan die welke Massenet op zijn viool heeft; het echt
godsdienstig gevoel ontbreekt, ook al is uiterlijk niets ongedaan gelaten
om den noodigen indruk te maken. Maar Bachs en zelfs Mendelsohns ziju
er niet meer en werkelijk stichtelijke muziek is uitzondering in een tijd
van toenemend ongeloof en scepticisme. De tekst van Gallet bevat zeer
?wereldsche elementen en Massenet maakte als kiud van zijn tijd daarvan
gebruik. Velen zullen zich' ook op dien grond teleurgesteld gevoelen, ja
misschien Marie-Magdeleine" veroordeelen. Dat zou echter onbillijk ziju
en vooral zou het een onbillijkheid zijn het werk van Massenet
te meten met den maat, dien men werken van de groote
DuitBchs meesters aanlegt. Marie-Magddeine is geen oratorium, al
draagt het dien naam op het affiche, ten einde gemoedsbezwaren van de
orthodoxen uit dei) weg te ruimen. Het bestaan dier gemoedsbezwaren
is geen hypothese, getuige de interpellatie in den gemeenteraad over de
verandering der progammas. Aanvankelijk was daarop de rolverdeoliiig
gedrukt benevens de titels der verschillende gedeelten o. a. (?Le Golgotha"
enz.) Dat gaf aanstoot. Jésus Ie Nazaréen .... mr. Selrack", was hei
ligschennis. De burgemeester dacht er geen oogenblik aan iets tegen
deze bekrompen opvatting aantevoeren en de interpellant, de heer Gevaerts
van Simonahaven, droog niet verder aan; de affiches waren nog tijdig
gewijzigd en de ergernis der vromen duurde dus niet lang. Als bijdrage
tot den geest des tijds heeft het incident zijn beteekenis.
De Duitsche Opera bracht ons de vorige week Uudine", een opera uit
den ouden doos, van Lortzing. Die oude doos bevatte toch heel wat
schoons! En het is zeer de vraag of men twee geslachten verder het
zelfde zal getuigen van hetgeen dan de oude doos zal heeten. Do
frische anspruchslose" muziek van Lortzing dwingt achting af. Deze
muziek is niet de vrucht van lang nadenken, maar van inspiratie; met
een systeem had Lortzing niets te maken; wat bij schreef is er daarom
niet minder om. Cela coule de source" zou de Franschman zeggen en
die bron was wel niet diep, maar klaar.
Op een ander gebied was de uitvoering van het octetvan Svendsen op
de laatste soiree van de Quartet-Vereeniging, hoogst interessant. Ziedaar
ook frische muziek, maar van een eigenaardig coloriet.dat onmiddelijk den
Noorweger verraadt, soms hard en grillig, maar niet banaal. Het opus
draagt het nummer 3. Nu, men weet dat Svendsen na dien tijd een aantal
composities heeft geschreven, die zijn naam door geheel Europa hebben
verbreid.
In de volgende week komt Schott; Toekomst" zal haar tweede concert
geven (o. a. een ouverture Maria Stuart" van onzen gezant te Parijs,
van Zuylen van Nijevelt) en in do Opera zal een reprise vaa Le Prophete"
plaats hebben. Zooals men ziet voor alle smaken wat.
Den Haag 9 April. " D.
AL.WS LAATSTE RIT LANGS DEN BUITENKANT,
OCTOBER 1573."
Wanneer men de notulenboeken der Staten van Holland en de Reke
ningen van Prins Frederick Henrick doorbladert, ontwaart men, dat in
de XVIIfi Eeuw meer, van officieele zijde, voor de schilder- en beeld
houwkunst gedaan is dan men zich dootgaands voorstelt. Men denkt
reni^m auujie donkere kleedij, als te Puriteinscli om veeJ
met de schoone kunst op te hebben. Toch ontbrak zo bij schier geen
enkele vereeringhe", waarvan wakkere vaderlanders het voorwerp waren.
Het wordt tijd, dat deze zijde van ons staats en volksleven eens in het
ware licht worde gesteld. Misschien zullen dan de WelEdelgeborenen",
' die door de stem des volks geroepen worden cm deel der Wetgevende
Macht uit te maken, leeren inzien, dat Hollander on utiliteitsman (in den
platsten zin) geen woorden van gelijke beteekenis zijn, en dat zij, da
Regeei ing dwnrsboomende, als er iets voor de kunst gedaan moet wor
den, niet treden in het spoor der Hoog- en Edelrnogentlon", hunne
voorgangers.
Naar-mate de omstandigheden intusschen minder toelaten, dat de schil
derkunst in onze tijd van officieele zijde krachlig beschermd wordt, is het
te prijslijker, dat aanzienlijke burgers deze rol op zich nemen, en 7.00
hebben wij geen lof genoeg voor Bestuursleden der Panorama-Maat
schappij, die uit eigen bizontiere middelen de Heeren N. van der Waay
en E. S. Witkamp Jr., uitmuntende oud-kwekelingen der Rijks-Akademie
van Beeidende Kunsten, in de gelegenheid hebben gesteld de groote en
fraaye schilderij te vervaardigen, die in die oogenblik in de Panaroma-Zaal
is ten-toon-gesteld.
Dit merkwaardig doek, oordeelkundig verlicht en in 't geheel van eene
omgeving voorzien, die de smaak en den ijver van den bekwamen Heer van
Kesteren, Direkteur van het Panorama, alle eer doet, is sints eenige dagen
voor alle belangstellende kunstvrienden in Nederland ten-toon-gesteld.
Ieder, die schilderijen beoordeelen kan, moet het er over eens zijn, dat
het stuk met groot meesterschap over de voor-handen middelen bewerkt
is. Het maakt een aangeuamen harmonischen indruk. Wel is er iets
sneeuwachtigs in den algemeenen toon, op de harnassen enz. Het stuk mag
anders bogen op eene meer clan gewone natuurstudie. De paarden, die er een
hoofdrol in spelen, en die, naar wij vernemen, aan het penceel des Heeren
Van der Waay ta danken zijn, werden met liefde en talent op de natuur be
studeerd en verdienen te meer erkenning, naar hier da overwonnen moei
lijkheid (allen zijn min of meer ia 't verkort gezien) minder in 't oog
valt. De menschelijke figuren zijn ook meest alle flink getypeerd; het
tooneel (de huizen, het scheeprijck Y") is in de raeesto deeleu goed
geteekend eu in den toon gehouden, door de verschillende plans aangeduid.
Dat de bovenpui van het voorste huis wat fletsch schijnt is misschien
aan inschieten te wijten.
Inderdaad, wanneer men zich te-rug-denkt in het tijdperk der romantiek,
en zich bijv. den J'oannes den Dooper van Coruelis Kruseman herinnert,
moet men erkennen, dat wij ontzettend in waarheid vooruit en in echte
goede smaak niet te-rug zijn gegaan.
Het voornemen bestaat, de schilderij in nog andere plaatsen van ons
Vaderland ter bezichtiging te bieden. Mochten de stoffelijke uitkomsten,
die op die wijze verkregen word«n, bevredigend zijn, dan hebben de edel
moedige eigenaars vun het stuk besloten de baten in de kas der
PanoramaMaatschappij te storten. .
Ons "dunkt, dat de toekomst van kunstenaars, die iets geleverd hebben
a's dit stuk voortaan verzekerd is. En dat is, op het gebied der
historiüele kunst, geen klein succes. Men verwijt de naturalistische richting
soms vijandig tegenover het grootsche, het monumentale te staan. Dit
behoeft echter geenszins het geval te wezen. Alca's laatste rit is daar een
nieuw bewijs voor.
De aanmerkingen, die wij ons in gemoedo verplicht voelen op het stuk
te maken, betreffen geenszins gebreken, die uit de kunstrichting der schil
ders voortkomen, maar uit andere oorzaken. De lezer zal die licht opspo
ren in de overwegingen, waar wij dit woord van hulde mee moeten besluiten.
De Heer Roclmssen, wien wij onlangs de voldoening hadden het offer
der bewondering te bieden, die wij hem levenslang gewijd hebben, kreeg
de iantaizie eeniaje ruiters in het kostuum der XVIe Eeuw te teekenen, en
bracht de geestige aquarel ten papiere, die men in de portefeuille der
Heeren BuS'a haeft kunnen genieten. Weinig vermoedde de maker van
dien gewasschen crojuis, die zich thands in Londen bevindt, dat deze
los daarheen geworpen teekening als model voor een groot historiestuk
gebruikt zou worden. Ongetwijfeld had hij anders zijn onderwerp mér
bestudeerd en ware bij do geschiedenis te rade gegaan, om. zich te ver
gewissen dat, in Oktober 1573, de Hertog van Alva een rit langs den"
Amsterdamschen Buitenkant" had kunnen doen, ja, of er in 1573 een
Amsterdamscho Buitenkant, ter plaatse door hem aangeduid, bestond,
't Laat zich verklaren, dat de schilders, in hunne vereering van den
oudereu kunstbroeder, niet op de gedachte gekomen zijn, dat de vlotte
teekening van Rochussen wel eens mér hoedanigheden van artistieken
dan van histori:chen stempel zou. kunnen hebben. En zoo zijn. zij maat?
(toch een weinig onbedacht) vol geestdrift aan ;t werk gegaan en heb
ben, in twee maanden, een fraai, maar zeer ouhistoriesch kunatatuk
geschapen.
Onze aanmerkingen zijn van tweó'rlei aard: van resthetischen en van
historischen.
Wanneer men iemant voor de schilderij plaatst, die het onderwerp niet
kent, zal het hem niet invallen, dat die weinig in 't oog vallende figuur,
op het tweede of derde plan, de hoofdpersoon, de ijzeren Hertog", is,
lemant, die nog wat minder ingelicht is, dan een op de lagere school
tamelijk goed ouderwezene, zal zelfs, in de eerste plaats, getroffen worden
door dat prachtige witte paard aan de rechter hand des toeschouwers.
Dat valt het eerst in 't oog; domineert het effekt. Dit paard wordt
intusschen, naar luid van zijn roode schoudersjerp, slechts bereden door
den kommandant der lijfwacht. De hoofdpersoon valt weinig in 't oog. Als
men voor rijke verscheidenheid gevoelig is, zalmen vooral getroffen worden
door die van het paard des genoemden ruiters, vergeleken met het bruine
van den middelsten en met den schichtigen vos ter linker hand. De twee
mannen, die, rechts, met elkaar aan 't praten zijn, maken met de hand
een bijna gelijke beweging: die van lieden, welke door een niesbui zijn
aangetast. In het tijdvak, dat ons bezighoudt, betaalden de bewoners der
huizen in de voornaamste straten ieder een blanck" in 't jaar voor
straatgeLd en sedert 1497 moestjiet jonckwijf" van der