De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 20 april pagina 2

20 april 1884 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 356 De gelederen11 der conservatieve partij" in de Kamer «orden meer en meer doorschijnend. Na gaat de heer Innnger weer heen. Blijven nog drie: Wintgens, graaf Schimmelpenninck en Corver Hooft. Maar zulk een triumviraat vormt nog een partij, die beteekenis heeft. Eet is een goede" party: alle goede dingen bestaan uit drie, zegt 't spreekwoord. In een socialisten-vergadering in Den Haag is meegedeeld, dat de sociaal democraten zich tot de Tweede Kamer zullen wenden ter zake van de weigering van rechtspersoonlijkheid aan hun bond. Pat is hun recht. Maar of het baten zal ? De Begeering is in staat om een lid, dat het dnrft bestaan de partij op te nemen voor het recht tegenover socialisten, den toegang tot de verga derzaal onmogelijk te maken door een leger van weesmeisjes. Ingezonden. DE TE1JE SCHOOL EN VEIJ ONDERWIJS. Met klinkende woorden is niets af te doen. Op heldere voerstellingen komt het aan." Prof. OPZOOMEE. Het woord vrijheid" klinkt beter dan het woord dwang-" en is daar om voor hen die niet gewoon zjjn door te denken veel gevaarlijker dan laatstgenoemd woord. Van het begrip dwang" toch is het gemakkelijk zich een heldere voorstelling te maken, omdat men het overal in de natuur kan waarnemen, daar de natuurwetten wetten zijn dia niet maar op het papier maar in de werkelijkheid bestaan, en alles en allen met onverbid delijke noodzakelijkheid aan zich onderwerpen. Op het standpunt der natuurwetenschap is het daarom onwetenschappelijk het woord vrijheid" te gebruiken, zou het zelfs belachelijk zijn aan dit begrip eene positieve waarde toe te kennen; is het, gelijk de chemie bewijst, een zuiver nega tief begrip. Wie daaraan gedachtig is, is gevrijwaard voor de klinkende ?woorden der vrijheidspredikers van vroegeren en van den tegenwoorcligea tijd, ook voor de vrijheidsprediking die tot tekst heeft: de vrije sclwol en vrij ondencijs. Onder dien fraaien klank toch houdt men heden ten dage de onnaden kende menigte een ideaal voor oogen, waarmede men geheel wat anders bedoelt als men zegt. Bedoelde de hoogleeraar Opzoomer met zijne rede voering de Vrije volTcschool" getiteld, en uitgekomen in 1868: de school vrij van iedere Kerk, in 1877 verscheen de brochure van Jhr. Mr. A. F. de Savornin Lohman, dio eveneens tot titel droeg De Vrije School, maar tlsarmede integendeel bedoelde: de School vrij van den modernen Staat. In zijn geschrift ten vorige jare verschenen: Wat teil do anti-rcvolution>'ire partij? toont hij nogmaals hetzelfde aan, en wijst hij op de RoomschKa'holieken die in dezen hetzelfde verlangen als hij. Van deze Katholieken n>a^ men Dr. Schaepmau als de tolk beschouwen, immers in zijn geschrift: Het Hovger Onderwijs en de drie Rijles- Universiteiten verklaarde hij rondwe?r, dat in tegenstelling niet de Ryks-Universiteiten de Vrije Universi teit" de toekomst heeft', en in t.ijn Proeve van een Program verklaarde hij: De Staatsschool is alleen als aanvulling der vrije school bestaanbaav".... zeido hij: De eer van het volk is de bescheidene, arme, maar zelfstan dige Vrije School", Vroeger werd dus onder de leuze de Vrije School" verstaan: Schei ding van Kerk en School thans onder diezelfde leuze: Scheiding van Staat en School. Dit laatste klinkt niet zoo fraai als de Viije School'1, maar is toch feitelijk de bedoeling der kerkelijke, of wil men, der theo logische partijen hier te lande. Men wil bevrijd worden van den band van den Modernen Staat. Droeg de Staat eeu anti-revolutionair karakter, was onze Staat een kerkelijke of Roomsch-Katholieke Staat, er zou zeer begrijpelyk, op die scheiding niet worden aangedrongen. Thans wil men de banden tusschen den Staat en de lagere, middelbare en hooge school los maken, om andere banden, de kerkelijke vooral niet te vergeten, des te vaster te maken. Van liberale zyde mag aan 'dit streven niet worden toegegeven, maar moet in dezen krachtig weerstand worden geboden. Niet door geweld en daden van geweld, maar door waarheid en woorden die meer zijn daa de klank waarheid", die ook al weder even fraai klinkt ah vrijh. id". Wij liberalen moeten de leuze de vrije school" niet gebruiken,'omdat ze slechts verwarring sticht en niet zegt waarvan men bevrijd wil worden. Wil len wij de school vrij houden van iedere Kerk en staat daarom scheiding van kerk en school onwrikbaar bg ons vaat wij mogen niet minder uit het oog verliezen dat de Staat zich alleen daarom niet van de school mag scheiden, omdat hij de vrijheid van onderwijs, het vrije onderwijs moet beschermen. De school bestaat ter wille van het onderwijs, niet het onderwijs ter wille van de een of andere school; het onderwijs blijft dus hoofdzaak. Moet de school daarom dienstbaar zijn en blijven aan het onderwijs, dan vol^t hieruit reeda van zelf dat zij nooit vrij kun zijn, maar gebonden is a .'i n haar voorwerp, zich in moet richten niuir het karakter van dat voor werp. Omdat er onderscheid bestaat tusschen lager, middelbaar en hoogcr onderwijs, bestaan er lagere, middelbare en huogescholen. Waren wij aüen autod:dakten, alle scholen zonden overbodig zijn niet alleen, maar er zou werkelijk vrij onderwijs" bestaan. Nu geen enkele school, de staats school evenmin als de eene of andere kerkelijke school, zich het mono polie van vrij onderwijs" kan toekennen, hebben wij onder dio uitdruljkiug dan ook niets anders te verstaan dan een doel dat door alle scho len in het oog moet gehouden worden. Do vrije school kan daarom nooit liet ideaal zijn', ideaal kan alloen zijn en blijven viij onderwijs". Wei kan <ia scïiool r.ader ln-<nijoii aun dat kl, aal en er verder van verwijderen. 'vVèl kunnen de stüiif wett^u dio het onderwijs betreffen, gunstig en ongunstig werken. Dut nu c-Jizo taat, ?wiuirin ds liberale partij regeermg.u.-artij is. alle;; doet om hot klc.ial :,vrij j onderwijs" nader te kvai'.n, durven wij niet boweren. Aan cleu eeneu ?* kant komt de partijdigheid te veel voor den dag, en aan den anderea kant blijkt het weder dat men verzuimt te regeeren, waar men uitsluitend door de macht der waarheid gesteund, kan en moest regeeren. Dat deze partijdigheid door meerdere liberalen wordt ingezien, bewget Prof. Cort van der Linden o. a. die ia de redevoering, waarmede hij zijn hoogleeraarsambt te Groningen aanvaardde, rondweg zeide: Nog kiest de Staat partij. Nog houdt het schriklijk pleit van dwang en vrijheid aan. Het onderwijs is nog staatsonderwijs en aan de Hoogescholen wordt nog officieel gestempelde wetenschap gedoceerd". Dat bewijst Mr. Greebe, die vóór eenige maanden in de Tijdspiegel van ons neutraal staats-onderwys getuigde dat dit kleurlooze in allen gevalle niet in den smaak valt van eene zeer groote meerderheid" en die het geen vermoedens maar feiten noemt, dat bijna de helft van onze landgenooten" geen vrede heeft met ons openbaar onderwijs. Dat bewijst boven alles Multatuli, die reeds jaren geleden met zijn gewone scherpzinnigheid verklaarde: Het is te voorzien dat het reglementeerzuchtige Duitschland 'n volle eeuw langer dan wij zal moeten wachten op vrijheid van onderwijs. Aan dezen natnurlijken eisch der zaak wordt niet gedacht, naar 't schijnt en in Holland ook niet maar wel wordt er dapper gestreden en gekeven over de ware manier waarop 't verkeerde behoort te worden in stand gehouden. Als naar gewoonte begrijpen de meesten 't belang eener zaak niet voor ze past in 't lijstje van 'n partij". Na een uitval tegen de liberalen, die wij achterwege kunnen laten, concludeert hu dan terecht: Van zedelijk en wijsgeerig streven naar waarheid blijft in dit alles alweer geen spoor te ontdekken". Van zedelijk en wijsgeerig streven in dezen gaf echter Dr. Betz een merkwaardig voorbeeld in zijn geschrift je Hun Program. Op pag. 54 vroeg hij daar: Kunnen de liberalen artikel 194 der grondwet goedschiks schrappen of wijzigen laten? Tot geen prijs, beweert de overgroote meerderheid hunner." Hij vervolgt dan: Mij is dit te sterk. Ik zie de vrijzinnigheid niet in eene bestendiging van artikel 194 tot eiken prijs; en voor mij is het de vraag, of de beide andere partijen het tot eiken prijs uit de grondwet lichten willen. Dit kan eerst blijken, wanneer de grondwetsherziening in openlijke behandeling komt, en voorshands kunnen wij daarom slechts veronderstellenderwijs redeneeren". Zooals bekend is blijft volgens het Concept der herziene grondwet boven genoemd artikel onaangetast. Dat betreuren wij: Niet omdat wij geen sympathie gevoelen voor het krachtige tot geen prijs van Mr. Levy, maar omdat wij tusschen de schrapping van een wetsartikel en het behoud er van nog een uitweg zien in een wijziging, die waarlyk moet leiden tot eet» uitkomst in den verderfelijken schoolstrijd die ons, Nederlanders, verdeelt. Volgens artikel 194 is het openbaar onderwï/s een voorwerp van de aan houdende zorg der Rftgeering en wordt de inrichting van het openbaar onderwijs met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen door de wet geregeld. Met het oog op de onderscheiding die wij maakten tusschen de school en het onderwijs, kunnen wy in genoemd wetsartikel niet anders dan eene onwaarheid zien, daar wél de scholen en alle scholen een voor werp van de aanhoudende zorg der regeerir.g kucnen zijn, maar liet ondenvijs welbeschouwd uitsluitend een voorwerp van aanhoudende zorg van onderwijzers, leeraren en hoogleerarea is en moet blijven. Werd der halve in de grondwet de zorg voor alle scholen uitgesproken, benevens de openbaarmaking en goedkeuring van het doel dat ze beoogen dan zou er ter eener zijde van staatsonderwijs geen sprake meer zijn, en aan den anderen kant zou de staat juist door het doel der verschillende scholen in het licht te stellen, krachtig medewerken dat men het ideaal; vrije onderwijs naderkwam. I)r. Betz zegt zeer terecht: Wij jagen met onze schoolwet de tegenpartij op kosten. Men kan 't jammer vinden, dat zij deze waarheid niet meer op den voorgrond stelt; doch het feit valt niet te loochenen. En nu bewijst dit feit dan toch, dat zij voor haar bijzondere scholen geld overgeeft, en het haar met de beweerde onvoldoendheid van het openbaar onderwijs ernst i?. Hier volgt weer uit, dat wij zoolang we in de meerderheid, zijn, haar die geldelijke opoffering opoffering wijl zij tevens de openbare school helpen bekostigen, wel kunnen blijven afpersen, maar ons vooral niet inbeelden moeten, daar ons doel, wering der godgeleerdheid van het staatkundig gebied mee te zullen bereiken". Met andere woorden, door eene onbillijke belasting laten de kerkelijke partijen zich allerminst dwin gen om gebruik te maken van het openbaar of staats-onderwijs. En geen wonder, de menschelijke geest toch buigt voor geen ander gezag dan voor dat der waarheid. Is de liberale partij in zal <\ de school aan de eene zijde partijdig, aan den anderen kant is zij veel te zwak, toont zij zich lang niet genoeg regeeringspartij, waar zij dit toch op echt vrijzinnige wijze zou vermogen 1e doen. Vrijzinnig regeeren is toch regeeren door waar te zijn en waar heid te eischen, en in dezen zijn enkele voorbeelden voldoende om tebewijzan, hoezeer wij liberalen tegenover de clericalen veel te toegevend zija, waur het de school betreit. Onwaar is bijv. de houding, dat men in de wet op 't lager onderwijs spreekt van Christelijke deugden" en tevens goedkeurt dat tegenover de openbare school met christelijke deugden, eene andere, eene bijzondere school verrijst, die zich gerust de Christe lijke school" bij uitnemendheid mag noemen. Schrap toch f de christe lijke duugden, óf sta niet toe dat een bijzondere school zich de christe lijke noemt. Streng af te keuren is verder dat eene vereeniging, die optreedt onder de leuze een school met den bijbel" goedkeuring op hare Statu ten verkrijgt, terwijl een ieder die maar even nadenkt zeer goed weet, dat de Bijbel niet bestaat, en iedere kerkelijke partij zijn Bijbel voor den Uijhol aanziet, waarom er hoogstens van de school met een Bijbel sprake kan zijn. Evenmin verdient goedkeuring, dat een Universiteit zich den naam mag geven van Vrije Universiteit op gereformeerden grondblag, terwijl toch de waarheid ei chfc dat er gesproken worde van de Gereformeerd» Uni versiteit op vrijen grondslag, vrij hier dan weder in den zin van los of gescheiden van den Staat. Als de Staat in dezen wat scherper toezag en wat meer regeerde door eenvoudig de -waarheid aan hot woord te laten eu dt werkelijkheid getrouw weer te geveu, zou het vrije onderwijs zeker

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl