Historisch Archief 1877-1940
No. 356
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
den goeden poorters kunnen beduiden, dat het dichterlijk privi'egie der
leeuwen (aan te geven op het uitgereikt pergament) aan de schoone
Landsvrouw te danken was.
Op het vierde tafreel heeft de stad de stoutheid hare poorten te sluiten
voor Keizer Frederik en Maxitniliaan, naar 't schijnt om dat de Keizer,
teonvrede over de schikking door zijn zoon met de oproerige
Zuid-Nederlandsche steden aangedaan, deze ongedaan wilde maken, tiet sluiten van
die poorten kan uit fierheid, maar ook uit een licht verklaarbare vrees
zjjn voortgekomen. Ook hielden de Bosschenaars hun streng niet vol en
werden er voor gekastijd (Van Heurn, I, bl. 390). Misschien had een der
feesten, ter eere van Maximiliaan in den Bosch aangerecht (1481, 1496,
1504), een min bedenkelijke stof voor een tafereel kunnen opleveren:
ta meer daar in zulk een klein bestek de Keizer-zelf bezwaarlijk met de
Stadswacht in konflikt kon worden voorgesteld.
De Heer Der Kinderen heeft een zeer fraaye, charakteristiek geteekende
en mooi gekleurde kompozitio geleverd in: de boetedoening der lieeren
vanden raat" na de excessen" der burgers van 1525. Zij moesten vrou
Margriete bnyteu den lesten boom te gemoet gaen, op haer knyen
vallende, tertijt toe dat ons genadige vrouwe bewees teeken: staet op
voor die misdaet van der gemeynte."
Het zevende tafereel eindelijk is gewijd aan de reductie" van 1629. De
held, wiens hooft met witte veeren" zoo treffend door Hooft is bezongen,
komt er in persoon op voor, terwijl zijne soudeniers hem schijnen te be
zweren zich niet in gevaar te brengen. Het tooneel is voorgesteld buiten
de omschansing. De stad maakt den achtergrond uit.
"Wij wenschen den Heer Der Kinderen geluk met zijne over 't gsheel
zoo wel geslaagden bistorischen cyklus. Misschien ware aan deze keten
van stralende gesteenten, als zeveade, een (allegoriesch) slot toe te voegen,
voorstellende de onlangs voltrokken politieke daad, waarbij Den Bosch
in de toekomst tegen den waterwolf' verzekerd wordt.
Het is te wenschen en te denken, dat het Bossche Gemeentebestuur de
verdiensten van zijn jongen, talentrijken, medeburger zal erkennen, door
hem gelegenheid te geven zijno kartons op groote schaal uit te voeren.
19 Ap. 1884 A. Th.
EEN WOORD OVER DE SCHILDERIJ-TENTOONSTELL1NO
TE UTRECHT.
Gistren bezocht ik de Bisschopsstad en deel u volgens belofte den indruk
mede, dien ik daar van de schilderij-tentoonstelling ontving. Er zijn ver
scheidene goede doeken, daar niet zooals andere jaren slechts de leden
van het genootschap KunstliefdeJ' exposeerden, maar ook meesters van
hier en elders hunre werken mochten inzenden.
In gedachten doorloop ik dus nogmaals de zalen en sta dan met u voor de
schilderyen stil, die iii mijn oog opmerking verdienen, vooraf zeg ik u
echter er verscheidene goede doeken zijn, die wij reeds op de internatio
nale Tentoonstelling zagen, zooals van Bilders, Oyens, en anderen, maar
die ga ik stilzwijgend voorbij, oaidat het oude kennissen zijn. Toen ik
de groote zaal dan binnentrad, trof mij dadelijk een bleek meisjesportret,
de fijne kleur en het uitstekend modeléverrieden mij de meesterhand en
geen wonder, want het was een kopje van Theréso Schwartze, zjj hoeft
het zoo teer behandeld, zoo juist getoetst, dat het m. i. tot een harer
beste portretten behoort. Het herinnert mij aan Van Dijck, en ik beboef
u er dus wel niet by te voeden liet doek een sierraad der expositie mag
genoemd worden. Naast dit portret hangt een stilleven van mej. Sara
Hendriks uit Utrecht, zóó schitterend van kleur, dat men er bewonderend
voor blijft stilstaan. Een buitengewone kracht en gloed straalt ons uit
dit schilderij tegea; heerlijk sappig zijn de druiven en sinasappelen behan
deld, en het geheel is harmonieus en rijk van toon; het is niet volmaakt, want
de achtergrond is te zwart en de teekeniug werd hier en daar als overbodige
luxe beschouwd, maar in weerwil van deze fouten staat dit stuk booger bij mij
dan vele werken van hare kunstbroeders en zusters. En waarom? omdat men
ziet dat hier de goheele ziel der artiste meêgearbeid heeft; er is gewerkt in
het stuk, de schilderes heeft er naar gestreefd iets goeds, iets grootschte
maken, het ideaal zweefde haar voor oogen en het is veel gezegd, wan
neer een doek van deze schoone bezieling spreekt; men mist haar helaas
zoo vaak in de werken der jongere school. En is kunst, die zonder
inspiratie geboren wordt, niet veeleer een handwerk te noemen? Er
wordt zooveel geschilderd, alsof het gaen Tamst geldt, maar alleen do
questie om een schilderijtje voor deae of gene tentoonstelling klaar te
spelen. "Waarlijk elk artist mocht wel steeds dat schoone woord van
Schumann voor oogen hebben: Licht senden in die Tiefen des
menschlichen Herzens, des Künstlers Beruf!" Want de kunst is het gegeven den
mensch te veredelen en te verheffen, en zij die zich haar priesters noe
men moeten dat gevoelen; zij moeten de schoonheid huldigen, omdat
deze ons verheft, haar moeten zij in de natuur opzoeken, in plaats van
bjj voorkeur het onbehagelijke voor te stellen en datgene te willen ver
eeuwigen, hetgeen wij liefst dadelijk vergeten zouden na het gezien te
hebben. Zoo exposeerde verleden jaar een Fransch schilder in den salon
het welgelqkend portret van een levensgroote locomobile! Ik behoef u
als Amsterdammers niet te vragen, hoe gij over zulk een voorwerp denkt,
en ach! waar is de tijd gebleven, toen de Grieken den kunstenaar straf
ten, die het waagde iets onschoons voor te stellen? Welk een zware
boete zou den heer Dake door de huldigers der schoonheid zijn opge
legd, zoo zij het schilderijtje gezien hadden, dat hij hier exposeert,
en dat het leelijkste, onooglijkste schoenpoetsertje voorstelt, dat zeker
ooit door Amstels straten gesloft heeft! Het figuurtje is goed van kleur
en teekening en vlot gedaan, maar daarom vergeef ik hem zijn
onbehageljjke voorstelling nog minder, want hij zou iets moois kunnen maken
als big wilde. Hetzelfde verwijt maak ik den Heer Nachtweh, Hij
.crroupeerfc eenige leelijke schoftende werklieden met een roodkoper
koffieketeltje in een zeer groen grasveld voor een onschilderachtige schuur. Zou
die voorstelling een mensch ook maar een oogenblik aangenaam aandoen?
Neen* ik ben overtuigd, dat de schilder zelf niet jseel. veredelend» gevoeld^
heeft, toen hij aan zijn dosk werkte. Hij heeft het keurig geacheveerd,
alle figuurtjes zitten goed in elkaar en de kleuren zijn met al hun eigen
aardige plooien en kreukels uitstekend bestudeerd; ik betreur het evenwel
dat een jongenman van veel talent e<in onderwerp kiest, alsof het maar
bijzaak is, wat hij schildert, mits het goed gedaan zij. Zoo KOU Mej. Wand
scheer ook wel iets behagclijkers kunnen leveren, dat dat kind in zjjn
smakeloos borstrokje! Zij heeft het keurig geschilderd en geteekend, maar
is dat genoeg? En dan de heer Louis van Erven Dorens, die ons op
een schilderijtje traeteert, waar drie citroenen op een rijtje liggen, geflan
keerd door een glas bier en een glas champagne! Na het souper"
heeft hy het genoemd en wij verwonderen ons volstrekt niet, dat bijna
elles onaangeroerd is gebleven zoo weinig smakelijk ziet zijn dessert er
uit. Maar ik raak uit myn humeur en zal u daarom liever eens eerst van
iets moois verteilen, dat er gexposeerd is; en nu denk ik onwillekeurig
'teerste aan de heerlijke pioenrozen van Mej. Roozeboom. Hoe echt
vrouwlijk is toch haar penseel, hoe diep en fijn worden alle tinten en
bewegingen door haar gevoeld, en weergegeven en hoe goed verstaat
deze artiste de roeping der kunst, daar zjj ons oog slechts dat te aan
schouwen geeft, srat waarlijk schoon is. Nu ik van juffrouw Roozeboom
spreek moet ik u toch even vertellen, dat mej. Opzoomer (onze geniale
schrijfster) hier een stilleven exposeert waar o. a. een tros druiven op
voorkomt, waarvoor mej. Roozeboom zich niet zou behoeven te schamen.
Mevrouw Hoogendorp?'s Jacob heeft mooie witte azalea's gestuurd.
Er is ook nog een zekere mijnheer Breitner uit de hofstad, die bloemen
heeft willen schilderen, zooals ik uit den catalogus zag; ik kan alleen
zeggen, dat er moed toe behoort zoo iets raadselachtigs in te zenden.
A propos van gebrek aan vorm denk ik aan het groote schilderij van
Willem Maris. De lucht en het verschiet zijn verrukkelijk mooi gedaan
men meent de heerlyke zoele zomerlucht in te ademen maar het
geheel is slechts een magnifique schets, niets meer, want het vee is niet
geteekend en de veelkleurige streepen op den voorgrond moeten zeker
biezen aanduiden, hoewel ze even goed voor iets anders kunnen door
gaan. Zou de schilder waarlijk meenen, zijn heerlijk coloriet verliezen
zou, als hij ook een weinig zorg aan den vorm besteedde ?
Aan den anderen kant zou ik den heer Ha verman willen vragen of hij
denkt, dat zijn uitmuntend gemodelleerd kinderkopje met de zoo voortref
felijk geteekende handjes en armpjes minder tot hun recht zouden kom en,
zoo hij meer zorg aan het coloriet van zijn schilderij besteed had? Het
vleesch is te mooi behandeld, dan dat men zou kunnen wanen, het den
schilder aan gevoel voor kleur ontbreekt neon, hier is weer het idee
gehuldigd, dat alles schilderachtig is, wat men zist; er worden
onharmonische kleuren naast elkander gebracht, terwijl de artist niet vraagt of die
onmogelijk bonte hansworst zijn stuk ook misschien meer kwaad dan
goed doet. Weet ge, wie een mooi paneeltje stuurde? De jonge TenKate
uit Den Haag. Het is weor een strandgezicht met kleine figuren, die allen
uitstekend geteekend zijn; da Meeren zijn geaclieveerd en toch breed
behandeld. De lucht en duinen zijn zoo voortreffelijk gedaan dat wij mee
nen de frissclie zeewind ons tegenwaait. Het is zoo echt buiten.
Ook Gabriel brengt ons in den zoeten waan op een zomerdag door
Let veld te dwalen. Deze groote artist heeft hier een schilderij, dat eigen
lijk hat portret van een molen zou genoemd kunnen worden, want behalve
dit voorwerp ziet men niets anders dan lucht, water en een smal dijkje.
Als men er pas voor komt vindt men het niet erg behagelijk, maar als
hei oog er een wijl op gerust heeft begint de zoo meesterlijk geschilderde
lucht te trillen en het water te stroomen. Dan komt de molen zoo
prachtig los van den horizon, dat men overtuigd wordt nog uren lang
over den dijk te kunuen voortloopen vóór men het ver verwijderd dorpje
bereikt heeft. Men moet wel verbazend knap zijn om zulk een zware
opgaaf zóó uit te voeren. Het is ontzaglijk moeilijk voor den
schilder buitenlucht in zijn landschappen te brengen. De Heer
Jan van Essen uit Amsterdam zond hier een landschap, waar veel
goeds in is, maar toch rog de rechte atmospheer in ontbreekt. De lucht
is misschien wat verfachtig, maar hierna beter, Van Essen is iemand, die
studeert en daar kan men altyd alles goeds van verwachten. Datzelfde
zou ik ook van Mej. Wally Moes" kunnen zeggen, zij geeft
hier goede studies, die zij artistiek behandeld en uitmuntend geteekend
heeft. Let eens op: wij zullen nog eens wat heel moois van die artiste
te zien krijgen! Dan is er nog een jonge Amsterdamsche schilder van
wien ik veel verwacht, dat is de jonge Voerman, hjj gaf een paneeltje,
dat zeer mooi van kleur is; het stelt een ouden Jood voor, die met zjjn
dochter schoenen staat te verkoopen, het is mooi geteekendj en ge
toetst, en ik hoop ook deze artist zijn talentvol penseel nog
behagelijker voorwerpen zal waardig keuren.
En nu geloof ik niet dat ik u nog veel te vertellen heb ja, er hangt
nog een mooie Apol, en een heel zonnig binnenhuis van Stroebel. Verder
twee verdienstelijke landschappen van Mevrouw Bilders v. Borse, maar
die hebben altjjd iets saais, ik vind de natuur veel aangenamer, zelfs op
een guren voorjaarsdag. Bastert en Poggenbeek hebben hier goede stuk
jes gezonden. Melis stuurde, behalve twee doeken, die wij reeds hier
zagen nog een allerliefst paneeltje, zóó zonnig en poëtisch van kleur, dat
het een ware verkwikking voor het oog mag genoemd worden. En hier
mede peloof ik, dat ik u zoowat over het voornaamste gesproken heb.
Den catalogus naziende, bemerk ik, dat ik vergeten heb melding te ma
ken van een lief salonstukje van den Heer Steelink en een mooie mane
schijn van den Heer Vrolijk te 's Hage.
En hiermede basta!
JTred. J. Verbea'st.
4
UIT BELGIË,
Manon Lescaut. Conservatoriami
Uit een roman een tooneelspel te vervaardigen, is nog niet zoo gewaagd
als daaruit eenen opera-tekst samen te trekken. De ontwikkeling der ka
rakters, waartoe een schrijver den, vorm van een lang verha&lnoodzak4gk