De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 20 april pagina 7

20 april 1884 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

No. 856 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. looven het niet. Met een weinig moeite had hij er anders zeker meer van kannen maken; zijn doel is geweest iets te schrijven over de school. qnaestie, wat lezers zou rinden. Om gelezen te worden, spreekt hy van - een roman; om gelezen te worden, brengt hij na en dan eene aardigdheid ? te pas, die wel niet altijd nieuw en geestig, maar enfin! toch eene aardigi heid ie; daarom gewaagt hij van Khe- en andere hooggeplaatste dieven"; daarom heeten de leden van de Schoolcommissie Visch, Leeuw, Valk en Arend; daarom wordt de schoolopziener bij afwisseling arrondissements, man" en districtskerel" genoemd. Wilden wij Doris en Doortje" als roman beoordeelen, wij zonden on billijk zijn.- Het boek is in de eerste plaats eene verhandeling over de sohoolquaestie, in een vorm, die veel aantrekkelijks heeft. Daar die vorm echter alleen middel is en niet tevens doel, zooals de vorm van een ' kunstwerk zullen wij ons hier verder alleen bezighouden met het be schouwen van de door Jan Holland verkondigde theorieën over de school en de onderwijzers. Wij hebben dan in de eerste plaats te spreken over neutraliteit. De schrijver zet in het. begin van zijn boek uiteen, wat men, volgens hem, daaronder eigenlek moet verstaan; neutraliteit zou een panacee moeten wezen om buiten allerlei nare dingzigheden" " te blijven"; neutraal wil zeggen zich houden, net alsof er geen godsdienst in de wereldwas"; het is heulen met alle partijen; de neutrale gelooft niets, hoopt niets, heeft niets lief" en is.daardoor groot in de oogen van schoolcommissies, schoolopzieners en inspecteurs1'. De neutraliteit dient nu natuurlijk afgeschaft te worden. Maar wat dan? Wel, de onderwijzer moet zijne eigen persoonlijkheid aan de kinde ren meegeven"; dus ook, en wel voornamelijk, zijn godsdienst. Waarlijk, dit zijn schoonklinkende woorden! Maar de practijk? Ver beeld u een Roomsch onderwijzer, die zijn godsdienst meegeeft aan Protestantsche kinderea ; of omgekeerd; of een vrijdenker, die zijne begrippen mededeelt aan de telgen van orthodoxen; of een Israëliet, die jeugdige .athei'stjes zoekt te verschrikken met de wrake zijns ijverigen Gods? Neen, zegt Jan Holland, dat is ook de bedoeling niet. Voor ieder geloof een afzonderlijke school; en om nu te maken, dat men niet voor twintig of dertig kinderen een schooltje 3j art gaat eischen, stelt hij vast, dat b.v. tien Katholieke gezinnen in een Protestantsch dorp, of tien Protestantsche in een Katholiek dorp zich moeten schikken naar de overgroote meer derheid. Maar dan krijgen wij immers toch dien onmogelijken toestand? Die 'kinderen der tien Roomsche gezinnen zullen dan onderwijs krijgen, door trokken van de kettersche leer! En die jonge Protestantjes zullen zich voortdurend moeten ergeren aan de nonnetjes, die hen ave-mariaatjes willen laten bidden. Want de onderwijzer moet immers zich zelf geven! En onderwijs zonder opvoedend element is een onding", terwijl opvoe ding zonder godsdienst een grooter onding" en godsdienst bij het volk zouder dogmatiek het grootste onding ia." Uit dit citaat zien wij meteen, dat er voor kinderen van vrijdenkers geen school mag bestaan; want ondingen" wil Jan Holland niet, en onderwijs zonder godsdienst is immers een heel groot onding ? Die kin deren moeten dus maar een der bestaande scholen uitzoeken en 'n Gods dienst leeren; 't doet er niet toe welken. Elk godsdienstig geloof is in het belang van den staat beter dan de verdierlijking die de verachting van den godsdienst na zich sleept." Men ziet, hoe liberaal Jan Holland is; die vrijdenkers mogen kiezen! De Schrijver had immers evengoed kunnen zeggen: Kinderen van vrijden kers worden opgevoed in de evangelisch-protestantsch-christelijke leer? Want die leer is de beste van alle. Er komt in den roman een merkwaardige figuur voor, een predikant van bovengenoemde allerbeste leer. Ds. Heilbron betoogt op onomstootelijke gronden, dat iemand, die lid is van een maatschappij, zich niet kan honden aan de leer van Christus; wilde men leven naar Christus' woor den, zegt de predikant, men zou in een gekkenhuis worden opgesloten; als wij allen echte Christenen waren, dan viel de maatschappij in duigen". , Doria, de goede schoolmeester, roept hierop uit: Niet Christen te "kunnen, ja, als men huisvader en staatsburger is, niet te mogen zijn, dat .klinkt in nugne ooren als een vreeselijk vonnis." Inderdaad, dat zou het zijn, sprak Heilbron" en deze houdt dan een preek, die hierop neerkomt: Men kan geen Christen zijn, maar toch, ziet ge, blijft alles daar even goed om; ?want, weet ge, het geloof, en de hoop, en de troost . . . enfin, dat alles legt een. band tnsschen den mensch en God en dat is eene gemoedszaak, een geheim, waarmee een derde niet heeft uit te staan." Doris begrijpt .deze zaken nog niet best en vergelijkt het tobben over geloof en sekten.geholen en andersdenkenden met de kwadratuur des cirkels. Het heeft er .veel van", zei Heilbron glimlachend: Maar de liefde en verdraagzaam heid, die de glans is, welke van elke Christelijke belijdenis moet uitstralen, heeft reeds meermalen bewezen, dat mogelijk was hetgeen verstandelijke redeneering onoplosbaar achtte." ? In Doris en Doorlye zijn zooals wij reeds opmerkten ware en onzinnige gedachten op de wonderlijkste wijze door elkaar gestrengeld. Hefc goede, dat Jan Holland geeft, is doorgaans niet nieuw; wél is het in den regel verdienstelijk uitgedrukt. Tot het goede, dat wij in zijn jongsten roman aantreffen, rekenen wij in de eerste plaats den strijd tegen veel huiswerk. Kinderen, die verscheidene uren daags op de schoolbanken doorbrengen, moeten niet geruimen tijd over hun huiswerk gebogen zit ten. Zoodoende verstompt de geest der kleinen en dooft by de meesten allen lost tot werken tut. Dat de schuld in dit geval grootendeels aan de ouders ligt, is volkomen waar; hebben de kinderen geen werk, dan zyn ze lastig. Hoe meer huiswerk dus, hoe liever! Velen, en naar het schijnt ook Jan Holland, verkeeren nog altijd in den waan, dat de onder wijzer de eigenlijke opvoeder der jeugd is. Alsof de ouders dat niet moesten zijn! En dan stel a voor een vertrek, waarin zich veertig kinderen bevinden, die door een onderwijzer worden geoefend in lezen, schrijven of rekenen. Bie onderwijzer kent van de kinderen niet veel meer dan den Mfuo;.hy..weet van-huimèouders niets, van hen zelvea byna niets- eu nu ' zal hij zéopvoeden? Meent ge, dat ge het karakter van iemand ontwikkelt door hem te leeren optellen of schreven? Zonder vertrouwelijke gesprekken oefent men weinig zedelgken invloed op een kind uit; en zou dan d* onderwijzer in de eerste plaats de opvoeder zijn'? Hij kan niet meer doen, dan tot de opvoeding iets bijdragen; en 't ia ongelukkig genoeg, dat vele ouders dit iets" voor alles aanzien. Het ia de plicht der ouders veel niet hun kind om te gaan, daardoor den aard van het kind te leeren kennen en het zedelijk te ontwikkelen. Maar dan is het ook noodig, dat de kleine zijne avonduren geheel of grootendeels vrij heeft. Is men bang, dat hij op die manier niet genoeg leeren zal, laat men dan eens bedachtzaam nagaan, wat er al gemist kan worden van hetgeen tegenwoordig op de meeste lagere scholen onderwezen wordt. Dat Jan Holland de schoolopzieners niet met een vriendehjken blik aan ziet, is reeds gebleken. Wij achten het onwaar, dat deze autoriteiten in den regel propagandisten van de liberale en moderne beginselen zouden zijn; even onwaar, als dat da Staat.... de benoeming van personen,die met het godsdienstig geloof gebroken hebben, heimelijk (zou) begunstigen;" (met het oog op de zaak-Büchler zou men eerder geneigd zijn hét tegenovergest;elde aan te nemen). Maar de waarheid, dat er onder de arrondissements-schoolopzieners enkelen zijn, die evenmin als Mr. Adolf een regel van drieën kunnen uitrekenen" of in staat zijn te schrijven zonder de 'grofste spelfouten" die waarheid kunnen wij helaas niet in twijfel trekken. Somtijds treden deze autoriteiten" zelfs als examina-i toren op! Moeten wij ons daarover verwonderen? Wij zijn er in ons land aan ge woon, dat advocaten, apothekers, kruideniers kortom, allen, die als fatsoenlijke menschen bekend staan, zitting kunnen hebben in Commissies van Toezicht, Schoolcommissies «n 'voor'zoover zij gepromoveerd zijn ook in Curatoria. Kennis van onderwijszaken is volstrekt geen yereiachte Waarom zou men dan vati schoolopzieners zooveel meer eischen? Er zou nog zeer veel over Doris en Doortje te zeggen zijn; maar wij durven het < geduld onzer lezers niet langer op de proef stellen. Onder wijzers en anderen, die zioh voor sehooleaken interesseeren, zullen in het boek veel stof tot nadenken vinden, al zullen die gedachten waarschijnlijk niet altijd in dan geest aijn van Jan Holland; wie echter weinig belang stelt in de onderwijsquaestie, late het boek liever ongelezen. Zelden toch is er een roman geschreven, die minder op een roman geleek. BERICHTEN EN MEDEDEELINGEN. Een, naar het schijnt, te Parijs woonachtige Duitecher, Max Nordan genaamd, gaat in das Magazin" heftig tegen het werk van PèreDidon, l'Allemagne", te- keer. Hij zegt, dat het boek van haat tegen Duitschland doortrokken is, van verkeerde -oordeelvellingen wemelt, van een bekrom pen, oppervlakkigen geest getuigt en dergelijke liefelijkheden meer. De lof, door Père Didon aan ,de Duitsche universiteiten en studenten toege zwaaid, kan zijn toorn niet ontwapenen; 't spreekt immers van zelf dat het groote, het oenige Duitschland niet anders dan wetenschappelijk ge zind kan zyn! Onrechtvaardigheid, vijandelijke gezindheid, onvermogen of onwil om. de Duitschers te begrijpen, ziedaar, volgens hem, de elementen, waaruit het boek is saamge&teld. lm Freien Eeich is de titel van een werk, dat door Irma von TrollBorostyani aan Allen Denkenden" wordt opgedragen. De schrijfster heeft recht tot die opdracht, zegt een Duitsch criticus, want met voor treffelijke wapene,n, zooals zelden door een vrouwenhand worden gevoerd, worden de gewichtigste strijdvragen door haar behandeld. Alleen betreurt hij, dat zij, als alle . voorwaarts stormende geesten, dikwijls haar doel voorbij jaagt en in toekomstphantasiën het spoor bijster raakt. Hij acht dit te bedenkelijker, omdat, waar zij zich tot het tegenwoordige, bijv. tot de opleiding van. dit geslacht bepaalt, haar heldere blik en haar gezond gevoel niet genoeg kannen worden geroemd. In «en werk, dat hij Paris Disparu" noemt, gaat Jehan Valter het van lieverlee verdwenen Parijs weer opbouwen. De eerste aflevering dar serie is aan de Tuüeriën gewijd. Van het geld dat het gedenkteeken, door de Amerikanen aan Longfellow te wijden, kosten moet, is nog slechts het vierde gedeelte bijeen gebracht. Men wil tegenover h«£ huis, waarin de dichter heeft gewoond, een park aanleggen» waarvan Longfellow'a standbeeld het middelpunt zal uitmaken. Het Ent[elsche weekblad TJie Academy'veatigt de aandacht zijner landgenooten op het.internationale orgaan van de Nederlandsche Koloniale Vereeniging", de veertiendaagsche Eemie, waarvan prof. van der Lith te Leiden en prof. C. M. Kan te Amsterdam, de redacteuren zijn De bekende Engelsche romanschrijver Charles Reade is vóór eeniga dagen, zestig jaren oud, te Londen overleden. T INHOUD VAN TIJDSCHRIFTEN. Spectator 12 April, Berichten en mededeelingen; Da Costa's Bede door TT. Gosler; Arlequin (vervolg) door Mr. W. P. Sautyn Kluit; Over de Cuyps en Bol door G. H. Veth; Rijmen uit Utrecht door Keesneef; PlokseL Eigen Haard No. 15. Het eeuwig nieuwe door Henrl Raloff (vervolg); Lente (bij da plaat); Schetsen uit Goerbersdorf door W. C. HissinJc; De preek stoel in de hervormde kerk te Wateringen door /. G. van Verscheidenheid.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl