Historisch Archief 1877-1940
as?
BE AMSTERDAMMER, WBEK'BLAd 6-0R NEDERLAND.
Zeker. Zij moet den eersten steen leggen tot het gebouw
tan mijn roem. Maar wie weet ? de smaak der raenschen, vooral
der artisten is tegenwoordig zoo opgeschroefd, dat....
BooswichüGij hebt tnij immers verzekerd dat ik dit doek
heb geschilderd. Gij wilt nu toch niet, dat men aan mijn genie
twijfelt. Gij wilt dus Aretusa aan aller blikken prijs geven en
ftan iedereen zeggen, dat ik voor haar poseerde....
Dat is geheel iets anders hernam ik droogjes. Carlotla
zag mij nu echter de wenkbrauwen fronsen en voegde er hartelijk
lachende bij: Ziet gij niet dat ik schertste ?
Daarop vraagde zij, zonder mij tijd tot antwoorden te laten:
Wanneer gaan wij naar buiten?
Dit stuk is gereed. Na nog een klein fin l je over die rozen
gal ik hier in dien hoek, boven dien steen mijn naam zetten.
Neen, ik sta er op met eigen hand uw stuk te teekenen.
Welnu, schrijf dan wat gij wilt. Morgen zend ik bijtijds
de schilderij naar de expositie en vóór den middag nog vertrek
ik naar MÖdling.
Alleen?
Alleen, als gij er niets tegen hebt. Ik znl daar n den om
trek een huisje voor ons zoeken. Binnen drie dagen denk ik terug
te komen. Gij kimt in dien tusschentijd kisten en koffers pakken
«O, voor mij a verven, doeken en penseelen zorgen. Dan kom ik u
balen ea zullen wij samen vertrekken. Is dat niet de beste afspraak?
Ik heb er niets tegen. Ik hoop maar, dat gij een lief klein
"huisje zult vinden met veel groen en bloemen. Misschien vindt
gij wel een priöel, waar de jasmijnen in bloei staan. Morgenavond
rail gy my van Mödling uit schrijven niet waar?
Ik zal u schrijven, mijn engel. Gij moet mij dan ook een
brief terug sturen, en uw brief overmorgen bij tijds op de posl
doen. En dan hoop ik u morgenavond misschien reeds weer op
mfln kamer te zien en uw lieve stem weer te hooren.
Zij gaf mij de hand en wij zetten ons gesprek voort, terwijl ik
hier en daar nog iets aan de schilderij verbeterde; zij plaatste zich
aoms achter mijn schouder of ging op de sofa liggen, of bezag
baar bloemen op het balkon waar boeken en tijdschriften verstrooid
lagen. Tegen den avond gingen wij uit en den volgenden morgen
aond ik zooals ik gezegd had mijn schilderij naar de tentoonstel
ling en vertrok naar Mödling.
De gedachte om de zomer- en herfstmaanden mei Carlotta alleen
ia een aardig klein huisje door booraen en groen omgeven, door
te brengen, vervulde mijn hart met vreugde. Wat al droombeel
den schiep ik mij van dien zaligen lijd van werken en nietsdoen.
Bt dacht aan de idyllen van Teocritus; het witte tafellaken onder
den olm gespreid, de luit, een flesch wijn, honig en vruchten.
Honderd onderwerpen voor schilderijen zouden uit mijn brein
ontspringen; de Nibelungen, de Heilige Schrift, de Mythologie,
allegorie en geschiedenis. Ik kon nog geen besluit nemen; ik liet
mijn phantasie den vrijen loop en haar beelden ontvloden als de
telegraafpalen aan mijn oog. Een enkele draad hield echter al
do droomen bijeen; de gedachte aan de schoonheid.
Te Mödling, waar ik het middagmaal gebruikte, informeerde ik
naar de dorpen die in den omtrek verspreid lagen. Ik ging er
eenjga villa's zien in de buurt van Luxemburg en Baden en ein
delijk een huisje dat men mij zeide acht gemeubileerde kamers
te bevatten met tuin en wandelingen dicht bij het stille dorpje
Teulelsroühle, juist in het Brühlthal, de streek die Carlotta mij
genoemd had. Daarop bestelde ik een rijtuig voor den volgeuden
morgen en schreef een vroolijk briefje aan mijn Aretusa.
Toen ik het logement verliet om, eer ik mij te ruste begaf nog
een wandeling te doen, zag ik de sneeuw op den Schuleberg in
de stralen der ondergaande zon schitteren. Ik ging zingende en
droomendöverder, sloeg de oogen ten hemel, die door de ver
schillende gouden tinten zoo helder afstak tegen de invallende
schemering, en ging een bergpad in dat naar den eenzaam gele
gen Klauseberg voerde. De massa's rooden steen, half kaal half
met binnenplanten begroeid, werden al zwaarder en grootscher
en schenen mij ten laatste bijna in te sluiten. Mijn eerst zoo
vroolijke gedachten namen langzamerhand bij het invallen der
duisternis een anderen loop en bleven zich eindelijk met de ma
gere gedaante van Dr. Gulz bezig houden. Ik ging naar het lo
gement terug, dronk een paar glazen bier en sliep toen spoedig
in, misschien wel omdat ik zeer moede was.
Den volgenden morgen ontwaakte ik vroolijk en stond weldra ais
een vogel te fluiten. Nog nimmer had mijn ziel zich met vrien
delijker beelden bezig gehouden. Naar lichaam en geest was ik
frisch en opgewekt, vroolijk, ja zalig. Terwijl ik op het rijtuig
wachtende, de straat op en neer ging, die aan weerszijden met
mollig gras was omzoomd, schenen my de klaverblaadjes en veld
bloemen schooner dan ooit en een steen die in de schaduw van
een boom door een zonnestraal verlicht was, kwam mij als een
wonder voor. Nog nimmer had ik zulk een gevoel voor kleuren
in mijzelf vermoed. In het groen van een blad, in het ultrama
rijn blauw van den hemel, in de tinten van een ouden muur ge
voelde ik een saamgesteld kunstwerk, dat voor mij hetzelfde effect
had als de muziek van Beethoven. De duizenderlei tinten waren
mij als op zichzelf een geheimzinnige openbaring, zij maakten
allerlei gedachten in mij levendig, zij spraken mij van mijn liefde.
De smart vormt den dichter, het geluk den schilder.
De villa bij Teufelsmühle was in waarheid verrukkelijk. De gevel
In Griekschen stijl had een uitstek, op vier kolommen gesteund,
dat aan het dak in sierlijke torentjes eindigde en met bloemen
als bezaaid was. Het voorplein was met een ijzeren hekje om
geven, en achter het huis bevond zich de tuin, waarin onder
heerlijke schaduwgevende hoornen, bloemen van allerlei soort
groeiden. Ik zocht de smalste paadjes en de verborgenste plekjes,
en ging toen op een steenen bank zitten, terwijl ik dacht: Hier
zal ik met haar zitten lezen, en misschien dat er tusschen de
regels door een kus voor mij afvalt... ik neem dan mijn
schetsalbum en zij haar handwerk mede en onder den arbeid zullen
wij oude en nieuwe thema's behandelen....
De oude huisbewaarder der villa kwam mij vriendelijk te
gemoet en riep niet zoo haastig, menheer! Zie toch eens naai
dien boom, en naar deze plant; beschouw de prachtige Sircae
van die fontein; de heerlijke slalachietsteen van die grot. Ik
liet hem doorpraten en spoedde mij verder; maar hij liet mi j niet
vrij, ik moest de grot binnentreden om de stalachiet te bewon
deren, waarin de oude naar het scheen, zijn grootsten trots stelde.
Het huis was van binnen al even keurig als van buiten. Dit
zal Carlotta's kamer zijn, dacht ik, toen ik een kamertje met
hemelblauw behang vol bloemen, binnentrad. Het had twee vensters
naar den tuin en een groote openslaande tuindeur; de zon scheen
er vroolijk naar binnen. Vlak daarnaast was een Turksch kabi
netje, welks gekleurde ramen over het geheel een phantastisch
licht verspreidden.
Is er, vroeg ik den oude, misschien ook een prieel van
jasmijnen in den tuin?
Zeker antwoordde hij; indien gij mij slechts zonder
vragen hadt willen volgen, zou ik het u reeds hebben doen be
wonderen. Hij opende daarop de tuindeur van de kamer die
ik reeds voor Carlotla bestemd had, en wees mij een prachtig
prieel dat geheel met de welriekende bloemen was bedekt. Ik
plukte er een en legde die in mijn portefeuille, om die Carlotta
bij mijn terugkomst aan te bieden. Eenige oogenblikkon later
was het contrakt gesloten en had ik de villa gehuurd.
??Overmorgen ziet gij mij weder I riep ik den ouden toe
terwijl ik insleeg.
Ik zal hier zijn om u te ontvangen, zeide hij, met een bui
ging. De koetsier klapte met de zweep, terwijl hij de paarden
aanzette en een vroolijk wijfje zong; en ik ademde met diepe
longen de frissche lucht in die mij met zalighajkl vervulde.
SCHAAKSPEL
Ho. 17.
Tan Met z'n vieren (Amsterdam)*
ZWAKT.
WIT.
Wit speelt voor en geeft in 3 zetten mat. (f)
(Wit 7 en Zwart 6 stukken met K. E 4).
OPLOSSING VA.N SCHAAKPROBLJEEM No. 5.