De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 27 april pagina 9

27 april 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

as? BE AMSTERDAMMER, WBEK'BLAd 6-0R NEDERLAND. Zeker. Zij moet den eersten steen leggen tot het gebouw tan mijn roem. Maar wie weet ? de smaak der raenschen, vooral der artisten is tegenwoordig zoo opgeschroefd, dat.... BooswichüGij hebt tnij immers verzekerd dat ik dit doek heb geschilderd. Gij wilt nu toch niet, dat men aan mijn genie twijfelt. Gij wilt dus Aretusa aan aller blikken prijs geven en ftan iedereen zeggen, dat ik voor haar poseerde.... Dat is geheel iets anders hernam ik droogjes. Carlotla zag mij nu echter de wenkbrauwen fronsen en voegde er hartelijk lachende bij: Ziet gij niet dat ik schertste ? Daarop vraagde zij, zonder mij tijd tot antwoorden te laten: Wanneer gaan wij naar buiten? Dit stuk is gereed. Na nog een klein fin l je over die rozen gal ik hier in dien hoek, boven dien steen mijn naam zetten. Neen, ik sta er op met eigen hand uw stuk te teekenen. Welnu, schrijf dan wat gij wilt. Morgen zend ik bijtijds de schilderij naar de expositie en vóór den middag nog vertrek ik naar MÖdling. Alleen? Alleen, als gij er niets tegen hebt. Ik znl daar n den om trek een huisje voor ons zoeken. Binnen drie dagen denk ik terug te komen. Gij kimt in dien tusschentijd kisten en koffers pakken «O, voor mij a verven, doeken en penseelen zorgen. Dan kom ik u balen ea zullen wij samen vertrekken. Is dat niet de beste afspraak? Ik heb er niets tegen. Ik hoop maar, dat gij een lief klein "huisje zult vinden met veel groen en bloemen. Misschien vindt gij wel een priöel, waar de jasmijnen in bloei staan. Morgenavond rail gy my van Mödling uit schrijven niet waar? Ik zal u schrijven, mijn engel. Gij moet mij dan ook een brief terug sturen, en uw brief overmorgen bij tijds op de posl doen. En dan hoop ik u morgenavond misschien reeds weer op mfln kamer te zien en uw lieve stem weer te hooren. Zij gaf mij de hand en wij zetten ons gesprek voort, terwijl ik hier en daar nog iets aan de schilderij verbeterde; zij plaatste zich aoms achter mijn schouder of ging op de sofa liggen, of bezag baar bloemen op het balkon waar boeken en tijdschriften verstrooid lagen. Tegen den avond gingen wij uit en den volgenden morgen aond ik zooals ik gezegd had mijn schilderij naar de tentoonstel ling en vertrok naar Mödling. De gedachte om de zomer- en herfstmaanden mei Carlotta alleen ia een aardig klein huisje door booraen en groen omgeven, door te brengen, vervulde mijn hart met vreugde. Wat al droombeel den schiep ik mij van dien zaligen lijd van werken en nietsdoen. Bt dacht aan de idyllen van Teocritus; het witte tafellaken onder den olm gespreid, de luit, een flesch wijn, honig en vruchten. Honderd onderwerpen voor schilderijen zouden uit mijn brein ontspringen; de Nibelungen, de Heilige Schrift, de Mythologie, allegorie en geschiedenis. Ik kon nog geen besluit nemen; ik liet mijn phantasie den vrijen loop en haar beelden ontvloden als de telegraafpalen aan mijn oog. Een enkele draad hield echter al do droomen bijeen; de gedachte aan de schoonheid. Te Mödling, waar ik het middagmaal gebruikte, informeerde ik naar de dorpen die in den omtrek verspreid lagen. Ik ging er eenjga villa's zien in de buurt van Luxemburg en Baden en ein delijk een huisje dat men mij zeide acht gemeubileerde kamers te bevatten met tuin en wandelingen dicht bij het stille dorpje Teulelsroühle, juist in het Brühlthal, de streek die Carlotta mij genoemd had. Daarop bestelde ik een rijtuig voor den volgeuden morgen en schreef een vroolijk briefje aan mijn Aretusa. Toen ik het logement verliet om, eer ik mij te ruste begaf nog een wandeling te doen, zag ik de sneeuw op den Schuleberg in de stralen der ondergaande zon schitteren. Ik ging zingende en droomendöverder, sloeg de oogen ten hemel, die door de ver schillende gouden tinten zoo helder afstak tegen de invallende schemering, en ging een bergpad in dat naar den eenzaam gele gen Klauseberg voerde. De massa's rooden steen, half kaal half met binnenplanten begroeid, werden al zwaarder en grootscher en schenen mij ten laatste bijna in te sluiten. Mijn eerst zoo vroolijke gedachten namen langzamerhand bij het invallen der duisternis een anderen loop en bleven zich eindelijk met de ma gere gedaante van Dr. Gulz bezig houden. Ik ging naar het lo gement terug, dronk een paar glazen bier en sliep toen spoedig in, misschien wel omdat ik zeer moede was. Den volgenden morgen ontwaakte ik vroolijk en stond weldra ais een vogel te fluiten. Nog nimmer had mijn ziel zich met vrien delijker beelden bezig gehouden. Naar lichaam en geest was ik frisch en opgewekt, vroolijk, ja zalig. Terwijl ik op het rijtuig wachtende, de straat op en neer ging, die aan weerszijden met mollig gras was omzoomd, schenen my de klaverblaadjes en veld bloemen schooner dan ooit en een steen die in de schaduw van een boom door een zonnestraal verlicht was, kwam mij als een wonder voor. Nog nimmer had ik zulk een gevoel voor kleuren in mijzelf vermoed. In het groen van een blad, in het ultrama rijn blauw van den hemel, in de tinten van een ouden muur ge voelde ik een saamgesteld kunstwerk, dat voor mij hetzelfde effect had als de muziek van Beethoven. De duizenderlei tinten waren mij als op zichzelf een geheimzinnige openbaring, zij maakten allerlei gedachten in mij levendig, zij spraken mij van mijn liefde. De smart vormt den dichter, het geluk den schilder. De villa bij Teufelsmühle was in waarheid verrukkelijk. De gevel In Griekschen stijl had een uitstek, op vier kolommen gesteund, dat aan het dak in sierlijke torentjes eindigde en met bloemen als bezaaid was. Het voorplein was met een ijzeren hekje om geven, en achter het huis bevond zich de tuin, waarin onder heerlijke schaduwgevende hoornen, bloemen van allerlei soort groeiden. Ik zocht de smalste paadjes en de verborgenste plekjes, en ging toen op een steenen bank zitten, terwijl ik dacht: Hier zal ik met haar zitten lezen, en misschien dat er tusschen de regels door een kus voor mij afvalt... ik neem dan mijn schetsalbum en zij haar handwerk mede en onder den arbeid zullen wij oude en nieuwe thema's behandelen.... De oude huisbewaarder der villa kwam mij vriendelijk te gemoet en riep niet zoo haastig, menheer! Zie toch eens naai dien boom, en naar deze plant; beschouw de prachtige Sircae van die fontein; de heerlijke slalachietsteen van die grot. Ik liet hem doorpraten en spoedde mij verder; maar hij liet mi j niet vrij, ik moest de grot binnentreden om de stalachiet te bewon deren, waarin de oude naar het scheen, zijn grootsten trots stelde. Het huis was van binnen al even keurig als van buiten. Dit zal Carlotta's kamer zijn, dacht ik, toen ik een kamertje met hemelblauw behang vol bloemen, binnentrad. Het had twee vensters naar den tuin en een groote openslaande tuindeur; de zon scheen er vroolijk naar binnen. Vlak daarnaast was een Turksch kabi netje, welks gekleurde ramen over het geheel een phantastisch licht verspreidden. Is er, vroeg ik den oude, misschien ook een prieel van jasmijnen in den tuin? Zeker antwoordde hij; indien gij mij slechts zonder vragen hadt willen volgen, zou ik het u reeds hebben doen be wonderen. Hij opende daarop de tuindeur van de kamer die ik reeds voor Carlotla bestemd had, en wees mij een prachtig prieel dat geheel met de welriekende bloemen was bedekt. Ik plukte er een en legde die in mijn portefeuille, om die Carlotta bij mijn terugkomst aan te bieden. Eenige oogenblikkon later was het contrakt gesloten en had ik de villa gehuurd. ??Overmorgen ziet gij mij weder I riep ik den ouden toe terwijl ik insleeg. Ik zal hier zijn om u te ontvangen, zeide hij, met een bui ging. De koetsier klapte met de zweep, terwijl hij de paarden aanzette en een vroolijk wijfje zong; en ik ademde met diepe longen de frissche lucht in die mij met zalighajkl vervulde. SCHAAKSPEL Ho. 17. Tan Met z'n vieren (Amsterdam)* ZWAKT. WIT. Wit speelt voor en geeft in 3 zetten mat. (f) (Wit 7 en Zwart 6 stukken met K. E 4). OPLOSSING VA.N SCHAAKPROBLJEEM No. 5.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl