De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 4 mei pagina 2

4 mei 1884 – pagina 2

Dit is een ingescande tekst.

D*E AMSTERDAMMER, V00* NB^E&I/AND. No.358 En toch riep de heer Grobbée vol glorie uit, hoe aangenaam het hem was te vernemen dat zijn geachte ambtsvoorganger het ia dezen... geheel met hem eens ia! De Nisero"-historia begint een bedenkelijk aanzien te verkrijgen. Engeland begeert dat wij onze plichten, met opzicht tot de bescher ming van de veiligheid de vreemdelingen, die zich op het grondgebied bevinden waar wij gezag uitoefenen, zullen vervullen. Al is er van interventie nog geen sprake, in de verte dreigt ons toch iets, wat op een vriendschappelijke samenwerking gelijkt. En daar hebben we vrees voor. De Nisero"-zaak zou ons gezag in Atjeh daardoor wel eens tot zero" kunnen terugbrengen. Zou 't niet raadzaam zijn de Kegeering eens te polsen omtrent haar plannen, als straks de Tweede Kamer weer vergadert ? Bijna het geheele Indische tekort voor 1884 is verdwenen; De heer Sprenger van Eijk heeft de koffieopbrengst verhoogd; de productieve uitgaven, voor spoorwegen, uitgezet; de belastingen tot een hooger bedrag uitgetrokken; en zoo terstond den eersten stap gezet op den weg tot het ? financieel evenwicht in Indi Alles voorioopig op 't papier. , We hopen dat het zoo ook feitelijk kan gaan. Maar als dat waar is, welk woord is dan scherp genoeg om het be leid van zjjn voorgangers te gispen ? ONZE BLADEN. Dfl PlanciuB-quaestie scherpte ook deze week de pen van De Standaard tot eene repliek op de beide artikelen, door ons Dagblad eenige dagen vroeger gewijd aan het onderdeel dezer quaestie, dat naar de betiteling van De Standaard Het dreigement" zou kunnen genoemd worden. Niet het dreigement van dr. Knyper om met zijne schare naar overzee te gaan, maar Het Dreigement" van Mr. Levy. Lütera scripta manet, schrijft het anti-revolutionnaire orgaan boven haar artikel, in de journalistieke begoo cheling dat hoofdartikelen een eeuwig leven hebben. Niet minder dan vijf, in het artikel zorgvuldig genommerde droeve feiten worden uit de artikelen van ons Dagblad geconstateerd. Ook Het Handelsblad, dat ztjne vroegere meening in deze zaak niet herroept, kreeg -*- zooals men wel zegt een veeg nit de pan" van De Standaard, wier baksel sterk genoeg gekruid is om ook aan eene sterke maag de spijsvertering moeilijk te maken. Neerlands roeping ten opzichte van De Transvaal" is het onder werp van eene beschouwing der Veendammer Courant, die, behalve geld, aan de Transvalers wil geven nijverheids-ontwikkeling, scholen, stu diebeurzen aan de Nederlandsche rjtouniversiteiten en ook godsdien stige ontwikkeling. Het blad wil den Transvalers, des geestes der critiek deelachtig doen worden, doch... met omzichtigheid. Niet ontnemen zonder wat beters in de plaats te geven, is het beginsel van dezen geneesheer, die de teederste organen met voorzichtige doses wil behandelen. Mrs. De Pinto, Pols, Van Haaften en de redactie van het Weeliblad van het Recht bespraken in dit rechtskundig orgaan quaesties naar aan leiding der invoering van het strafwetboek, waarbij zich thans de 2f, Rott. Ct. voegt met een eerste artikel over het gevangeniswezen. De Buikerbelasting werd in helderen vorm behandeld in het Vaderland; ook De Standaard en andere bladen wijdden aan dat ingewikktld onder werp beschouwingen, terwijl haast ontelbare groepen van rechtstreeks en zijdelings belanghebbenden de Tweede Kamer overstroomden met adressen, door de dagbladpers trouw aan het publiek medegedeeld. De Bott. Gt. wierp, op het voetspoor der heeren De Geer en Lonman, drie bezwaren op (tegen het ontwerp der Grondwets-Commissie, en het Vaderland betrad het staatsrechterlijk terrein met eene wederlegging van. Mr. Lotsy's bekende brochure over het algemeen stemrecht. Ook de Standaard gaf een artikel over kiesrecht, ter aanbeveling van het Huismans-kiesrecht." ~ : De klaasenbelasting en het wijde veld der belastingen over het algemeen gaf onderwerpen voor hoofdartikelen aan het Haagsche Dagblad, De Tijd en de Arnli. Courant. De laatste behandelde de nota der dertien leden, gehecht aan het voorloopig verslag, en betoogde dat het daarin slechts cóterie-politiek geldt. Professor Alberdingk Thgm beantwoordde in ons Dagblad den aanval van de Tijd op zjjne eerste twee artikelen Onderwijs-Neutraliteit." Het katholieke orgaan antwoordde in twee artikelen, waarvan de conclusie luidt: óf er heerscht misverstand tusschen ons, of de heer Thijm heeft ia AB Tijd eene zeer bepaald en beslist tegenstander." KUNST. TOONEELVEREENIGING D. V. G. Een groot jaar bestaat dit Genootschap, dat zich met ernst aan do beoefening der Tooneelspeelkunsfc gelegen laat liggen, ofschoon de leden, in verschillende maatschappelijke betrekkingen geplaatst, officiers, geleer den, kooplieden, geen beroep maken van hunne kunstoefening. Met het oog op dezer volmaking, noodigen zij, nu en dan, personen nit, die voor deskundig gehouden worden, om aanmerkingen temaken1'. Ook ons viel deze onderscheiding te beurt, en als het onder volgend oordeel wat streng zal luiden, tegenover liefhebbers, dan is dit het gevolg van den nadrukkelijk uitgesproken wensch van het bestuur. Maandag, 28 April, werd in Maison Stroucken vertoond: Les petits oiseaux, van Labiche en Delacoar, in 't Hollandsen eenigszins pleonatiesch Kleine vogeltjes" genoemd, en een koddig insgelijks uit het Fraasch vertaald blijspelleti«n, Da nasleep van een eersten echt,"... Ik moet gul bekennen, dat de eerste samenspraak in de Vogeltjes, ge voerd door Mevr. BLmdinet en den voorzoon van haar man Léonce Blandinet, zittend op een kanapee, aan de rechter hand van den toeschou wer, mij eene geringe gedachte gaf van de gemeenzaamheid der vertooners met het tooneel. Het was hier, als men wil, kunst; want een komedie-boekjen te memorizeeren en daar een rol uit op te zeggen is een muemo-techniesch bedrijf, en technee is kunst wie zal 't ontkennen; maar 't was hier niet: L'art se caanant sous l'air de la nttutai Het was voordragen; het was geen gesprek voeren. In 't geheel heeft de Dame, die voor de jonge Mevr. Blandinet en, in liet andere stukjen, voor de zeer bedaagde jufv. Blanche speelde zich nog veel te oefenen, eer zij zich met gemak bewegen en uitdrukken zal. Daartoe is vooral noodig het geheel in zich opnemen van het charakter, dat men voorstelt, en, om dit te kunnen doen, het doordringen tot in de minste schakeeringen van de rol. Léonca heeft zich vrij goed van zijn min beduidende partij gekweten. Hij moet zijne uitspraak echter wat beschaven. Men kent natuurlijk het stuk. Het is die alleraardigste schets van een rentenier Blandinet die alle menschon vertrouwt, heel gul en goedhartig is, onder den indruk raakt van zijn broer Frangois (die ieder-een wantrouwt) en in den loop der drie bedrijven, zijn vertrouwen in de menschen verliest, denkt, dat hunrdera, schoenmakers, noodklagers, huisknecht», restaurateurs, ja zijn oude intieme vriend en zijn eigen vrouw hem bedriegen en bestelen, en, eindelijk weer van deze mizanthropische stemming te-rug-gebracht, on dervindt dat het beter ia te goed te zijn, zoo als hij was, dan te streng zoo als zijn broer, die, onder anderen bij zijn zoontjen, den kandidaat in de rechten Tiburce, weinig vruchten plukt van zijn hardheid. De partij van Blandinet werd, door den regisseur van deze lieve komedie, zeer verdienstelijk gespeeld. HJJ had zjjn eigen persoonlijkheid geheel ver wisseld voor die van de schepping van Labiche; bewoog zich met gemak in zijn rol, bezigde bijna geen trucs: als daar zijn, ter aanvul ling, zekere overdreven bewegingen met het lichaam en herhaling van sluit-volzinnen. Ook zijn grime was goed opgevat, maar de ter verouwelijking aangebrachte donkere vegen, links en rechts van de oogen, waren te sterk. Die overdreven beschildering viel ook wel in Tiburce af te wgzen. In het tijdperk 1830?1840 hadden de tooneelspelers de gewoonte de pommettes (bovenkaak onder de oogen) erg rood te maken; daar zijn ZP van te-rug-gekomen (een onzer voortreffelijkste kunstenaressen heeft alleen de zonderlinge gewoonte zich roode ooren te verwen): liefhebbers behooren ook niet meer in die fout te vervallen. Het overdreven beschilde ren moet met het overdreven deklameeren voor onzen nieuweren natuurzin wijken. Tiburce heeft ouders als de schuldenmakende, balf onnoozele doeniet en rechts-kandidaat zeer goed gespeeld en gesproken. Zijn vader Franjois, de barre Heer Blandinet, was insgelijks te prijzen, een rechten Ititor. Hier en daar sprak hij wel wat onduidelijk. Vreemd was het, dat hij een bril droeg, en, in 't algemeen, is niet aan te raden, in een tooneolstnk, twee personaadjes, dat geen karikaturen z\jn, met glazen voor de oogen samen te brengen (Léonce droeg een pince-nex). De gebroeders hadden ook, als Franschen van gevorderde leeftijd, uit de bloeitijd van Labiche, geen snorren bebooren te dragen; maar het laat zich hooren, dat het voor officieren moeielijk is op dit punt de kostuumkunde geheel getrouw te zijn. De Heer Aubertin, de koopman, die in angst zit over een niet arriveerend schip, had iets stijfs in zijn gesprektoon; hg telde den hoorder de woorden wat nadrukkelijk toe. Mizabran, de eerlijke schoenmaker (een halve duitscher), was uitmun tend; van uiterlijk, gebaar en taal. In het andere stnfejen speelde het zelfde lid voor Prudeval, grondeigenaar te Reims. Hij was onherkenbaar; maar zou het gebleven zijn, al had hij zich onthouden van de buitenspo rige beschildering van zijn gelaat. Ook de overige rollen in de Vogeltjes werden goed vervuld. Een bizondere vermelding verdient Laura, de dochter vau Aubertin. De dame, die deze rol vervulde, sprak met veel natuur, en bleek zich op het tooaeel recht goed te-huis te gevoelen, en haar uiterlijk leende zich uitnemend voor de door haar voorgestelde jonge Dame. Meer dan eens legden de Dames, bij deze Tooneelvertooning, de rechter hand op den linker schou der van den Heer met wien zij, op zekeren afstand, in gesprek waren. Deze forni van vertrouwlijkheid is niet aan te prijzen. De regie van de Vogeltjes was wel verzorgd: misschien zouden de nit-' ganjren eenigszins beter geregeld kunnen worden. Onder anderen gingen Francois en Tiburce samen uit en kwamen achter de^koelisen den optreden den Aubertin tegen, dien zij gerekend worden niet ontmoet te hebben. Het déjeuner in het stuk van Labiche liet te wenschen. Wanneer men met wijn dejeuneert, wordt men gerekend spijzen te gebruiken, die een vork noodzakelijk maken. De tegenwoordige ontbgters vergenoegden zich met tamelijk veel broodkogeltjens te kneden en in den mond te brengen. Bij de voorstelling van het nastukjen gebruikte men de zelfde flakona cognac, die in de Vogeltjes gediend hadden. Ook had Prudeval den breedgeranden hoed op, die Frangois droeg in het eerste stuk. De hoofdrol in den Nasleep werd door den Heer regisseur verdienstelijk vervuld. Het stukjen heeft de fout, dat er lange verhalen in gedaan wer den aan Let publiek; maar Trébnchard komt de lef toe zich van die verhalen met virtuozitcit gekweten te hebben. Hoe verscheiden ook van persoon, was Judels' voorbeeld hier eenigszins herkenbaar.'t Was j ammer, dat Trébuchard zich zoo sterk beschilderd had. Mej. Blanche, de bejaarde dochten der rijke weduwe, welke hjj getrouwd en tijdig verloren heeft, had zich, door eeu toer of bandeau met krullen leelijk trachten te maken, gelijk de intrigt vorderde. Benige meerdere studie had misschien tot de keuze van een anderen type geleid. Mej. Blanche was, van figuur enz., nog te knap. Hst is een heel offer voor eea dame zulk eea rol

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl