Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERÖAMMER, WEEKlLAD VOOR |TK0KRLA«D.
gen worden en dan nog slechts tijdelijli vruchten draagt en nimmer de
landsverdediging fcóó ten goede kan komen als eeiie voortdurende ouder
ling* beitudeering van alle vraagstukken, die zich op dat gebied kunnen
voordoen.
Indien er een gecombineerde marine-legerstaf ware, zouden dan b.v.
Zoovele meeningen, als zich thans bij de disc/ïsiën over het ontwerp
Merwede-kanaal Rutgers van Rozenburg deden hooren, zijn uitgesproken ?
Wjj gelooven het niet.
Een gecombineerde staf zou heldere denkbeelden doen ontstaan, omtrent
x '«tgene marine en leger van elkaar te verwachten hebben ; men zou
elkaar niet overschatten, noch gering achten; eikaars leemten leerde men
kennen, met de wjjie waarop men elkaar kon aan vullen; al vorens tot den
bouw van gewichtige forten werd overgegaan, zou onder <;ocht zijn, in hoe
verre het algemeen belang werd gediend kortom er zou een goede
toestand geboren worden.
Hoe deze samenwerking te verkrijgen ?
Ons bedunkens het beste door voor zee- en landmacht een algemeen
/tafbureau op te richten; aan het hoofd daarvan een generaal, officier
der landmacht; onder hem werkzaam een sous-chef voor de landmacht
en een voor de zeemacht; daaronder zoovele bekwame officieren van
zeeen landmacht als noodig zou zijn.
Alle mogelijke onderstellingen worden op dit stafbureau uitgewerkt en
nauwkeurig nagegaan hoe marine en leger, hetzij afzonderlijk, hetzij met
elkaar verbonden, zouden moeten handelen.
Begroetingen van oorlog bevatten dikwerf zeer algemeene aanwijzigingen,
hoe hier of daar de verdediging zal moeten gevoerd worden; oorlog"
zegt dan de marine moet het overige doen" of de marine zal dit of dat
alleen moeten doen."
Doch van eenëaanwijzing, dat de marine verklaard heeft de haar toe
gedachte rol op zich te nemen, of dat zij zich in staat gevoelt aan de haar
toegekende opdracht gevolg te kunnen geven, vinden wg nimmer een
spoor; de voorbeelden zijn dan ook aan te wijzen wellicht komen wij
daar later op terug dat het bestuur van oorlog blijkbaar de hulp der
marine heeft overschat of weggecijferd en dus over baar beschikt heeft,
zonder haar in de zaak te kennen.
Dit is sen onzuivere, verderfelijke toestand, die wellicht geheel zou
ophouden, wanneer er maar n departement voor de nationale defensie
. was; maar die zeker veel verbeteren zou, wanneer een algemeen stafbu
reau op de door ons aangegeven wijze werd opgericht.
In de verschillende maritieme directiën moeten officieren van den
marine?taf aanwezig zijn, die met officieren van den generalen staf der land
macht aldaar werkzaam zijn; en dit niet alleen in tijd van oorlog maar
ook in vredestijd, opdat de locale toestand grondig bestudeerd worde; is
J het pennenent aanwezig zijn in vredestijd misschien onnoodis», zeker toch
ia het een vereischte dat vooraf de officieren hunne standplaatsen weten
*n zich speciaal daarvan op de hoogte kunnen stellen. Zoo zal het
zijn te Amsterdam, te Hellevoetsluis en zeker ook te Willemsoord.
Zonder een centraal stafbureau in deze gewichtige stelling, houden wij
het er voor dat de verdediging, waarbij het zoozeer op deugdelijke voor
bereiding, op oordeelkundige leiding en innige samenwerking van zee- en
landmacht aankomt, niet met de noodige kracht zal gevoerd kunnen
«orden.
Ook b§de verdediging van de landzijde kan onze marine met
doslmamatige vaartuigen goede hulp verleenen. Hebben land- en zeemacht in
onderling verband bepaald op welke punten in het bizonder de bijstand
der marine gewenscht is? Zoo ja, is het met vaarten en kanalen doorsne
den terrein, al wederom met onderling overleg, zoo nauwkeurig nagegaan,
dat in oorlogstijd een vaartuig als 't ware maar naar de plaats zijner
beItemming behoeft te «toornen ?
Moet dit niet geschieden om de eischen te kunnen vaststellen, waaraan
de onderscheiden vaartuigen, wat breedte, diepgang en bewapening be
treft, moeten voldoen om te kunnen komen, waar ze nuttig zullen zijn?
Wie zal dit kunnen tegenspreken en toch het belang van de verdedi
ging dienen?
De vraag zou kunnen rijzen of de tegenwoordige toestand, of de be
staande bureaus aan het Departement van Marine niet geven kunnen wat
jrg van het Stafbureau verwachten.
Om antwoord op die vraag is ontkennend.
In de eerste plaats is het Bestuur van het Departement aan te vele
wisseling onderhevig, dan dat van daaruit in vele detailzaken stabiliteit
kan verkregen worden.
De hoofden der afdeelingen hebben ieder voor zich te veel met de
Onder hun beheer staande zaken te doen, dan dat zij het oog op den
alffemeenen toestand gevestigd kunnen honden; maar al ware dit zoo, dan
aog zonden ar evenveel inzichten zijn als de af'deelmgen hoofden tellen;
het gevolg kan zijn dat de samenwerking luttel is; maar al ware die sa
menwerking zoo goed als ze wezen kon, dan nog ontbreekt de eenheid
in leiding, terwijl de staf het geheel overziende telkens op leemten en
gebreken zal stuiten, die eene goede werking van het organisme belem
meren en zonder hem, eerst als het organisme beproefd moest worden
dus te laat aan het licht zonden komen.
Op wie zal, zooals de toestand thans is, da verantwoordelijkheid komen
te rusten? Op den minister, die toevallig aan het hoofd staat, op de
chefs der afdeelingen die ieder maar verantwoordelijk zijn voor hetgene
hen. betref t? Wij weten het niet, maar gelooven dat zij ten onrechte
op personen zou neerkomen; daar waar alleen de slechte toestand de ware
Schuldige is.
Hoe eer hoe beter dus met dien toestand gebroken en een marinestaf
Opgericht, samenwerkende met den generalen staf van het leger.
Terwgl personen verwisselen, blijft bjj dat lichaam de leidende gedachte
bestaan en gaat het rustig voort toet den arbüid der voorbereiding; een
arbeid, die anders bjj de marine, met haar in de hooge betrekkingen zoo
wisselend personeel, nimmer tot een gewenscht resultaat zou voeren.
De staf zal methode brengen, waar die ontbreekt en toch zoo hoog
noodig is; hij zal voorbereiding brengen, waar die niet bestaat en eigen
lijk onontbeerlijk is; hij zal voortdurend samenwerking met de landmacht
brengen metterdaad, waar zij alleen nog maar bestaat in naam en op het
papier; hij zal nheid brengen waar thans de velerhande meeningen het
spoor doen bijster worden; hij zal vastheid brengen, waar thani een
springen van den hak op den tak mogelijk is; hij zal, bjj het veelvuldig
afwisselen der departements-hoofden en der chefs van diensten, de leidende
gedachte vasthouden en last not least de staf zal vertrouwen wekken^
waar dit thans niet wordt gevonden. Rh.
SCHAAKSPEL
No. 18.
V»n E. D. VAN WALDEN (Napels), (f)
In 't 2-zettig V. Probleemtoraooi der Nuova Bivist» degli Seacohï" met
rsten prijs bekroond.
2WAKT.
abadefgh
WIT.
Wit speelt roor en geeft in 2 zetten mat.
(Wit 12 en Zwart 5 stukken met K. D 4).
OPLOSSING VAN SCHAAKPROBLEEM No.
l D. l J? 3! G 5 nt F 3 («,
2 E, E 6 raat.
(a)
l K. nt C t (b
2 D. B 3 mat.
(b)
l 6 S nt B CO
2 D. 3? 7 mat.
(c)
!...(.. G 5 EG
2 H 3 nt E 6 mat.
(d)
1 ...... Pit. elders
2 D. geeft mat.
A 5 A 6!!
B 3 nt A 4
H 8 G 8 (a
H 2 H 4
P. H 5
P. H 6
P. H 7
SCHAAKSTÜDIE.
B 7 nt A 6t
K A 4!
K. B 3!
A 6 A 5
P. A 4
P. A 3.
A 3 A 2
H 7 H 8 D. en wint.
ft) Gaat de Koning op g 7 dan blijft het spel onbeslist (remise).
INGEZONDEN OPLOSSINGEN.
No. 16 en de studie is juist opgelost door W, v. H. te Delft; Met 2'n vieren t
Amsterdam; (N.B. In Na. 17 rnoet op H 7 een' zwarten pion bijgevoegd worden.)
NAGEKOMEN OPLOSSINGEN.
Juist ia opgelost No. IC door Ernst en Proiiti quartet te Amsterdam. De Suiker
taart" is gebleken door Zwarts antwoord l E 4 05 niet gaar te kunnen worden.
In No. 17 is zwarte pion H 7 ongelukkigerwijze vergeten aan te duiden. Door da
bijvoeging Van deze pion zal Herman, Eerstbeginner en J. J. A. te Amsterdam niet
zóó gemakkelijk tot de juiste oplossing geraken. Over No. 15 antwoorden wij
volgonde week.
(f) De overige bekroonde problema's volgen afwisselend met mérzettigen
C A R L O T T A.
Uit het Italiaansch,
NAAB
C. B O I T O.
IV.
Toen ik mijn logement te Mödling weer bereikte vond ik een
brief van Carlotta. Hij luidde als volgt:
» Beste vriend, kom toch spoedig terug, ik bid er u om. Ook
al hebt ge de villa nog niet gevonden, moet gij mij komen halen;
wij kunnen immers wel eenige dagen in de herberg vertoeven
en onze bagage vooreerst wel te Weenen laten. Gij weet immers
hoe eenzaam en verlaten ik mij gevoel als ik uw arm niet tot
steun heb! Ik gevoel zouzeer de behoelte om u over al mijn
dwaas