De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 11 mei pagina 3

11 mei 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 359 DE AMSTE-RBAMWEFl, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. mocht het, jandorie, geen pruikentijd noemen; nu diagen ze geen pruiken maar. " Ik hield Jan's o oren dicht, want ik wilde niet dat hij de onbetamelijkbeid zoude hooren, die vermoedelijk volgen zouden. We zitten op en top in den pruikentijd, 't is een schandaal zooals de burgerij behandeld wordt, het is Mijnheer," sprak ik kalm en waardig, houd uwe opmerkingen als het n, belieft, voor u, ik vind het volmaakt onnoodig, dat deze onschuldige jongeling (daar bedoelde ik Jan mede) satirieke toespelingen hoort maken, die voor zijne ooren allerminst geschikt zgn." i De man grinnikte maar zweeg en ik begon mijne omgeving eens op te nemen. De tafel, die de zes schrijvende heeren tot lessenaar diende, herinnerde mij levendig aan de schooltafel waaraan ik eenmaal werkte, en dat te meer omdat er banken aan bevestigd waren; op de tafel waren met zwarte verf, de cijfers n tot tien geschilderd, 't geen mij tot het vermoeden bracht dat er ruimte voor tien arbeiders aanwezig was; ik aanschouwde een paar inktkokers, een fiescbje schakellijm, een damspiegel, twee ramen zonder gordijnen, Geen gordijnen, zeit ze, voor de ramen, zeit ze," neuriede Jan op dit oogenblik. Houd je mond, Jan;" Ja, pa!" Ik zette mijn onderzoek voort; tegen den schoorsteen was een plakkaat vastgehecht waarop te lezen stond: het is verboden hier te rooken", waarom het mij zeer verbaasde te zien dat de zes heeren druk aan het bavianen waren en van pijpen van allerlei genre gebruik maakten; de kachel En de kachel, zeit ze.."....." zong Jan} Zwijg, Jan!" ; Ja, pa!" Ben gas-ornement met twee pitten, verspreidde een aangenaam licht door het vertrek; op den achtergrond ontwaarde ik eeno soort getraliede deur, waarachter ik nu en dan schimmige gestalten zag zwevea, die een geheimzinnigen indruk op mij te weeg brachten. Wat voeren ze nu eigenlijk toch uit pa?" "Wie bedoel je met ze" Jan ?" De 39 heeren, pa!" Ze ha'en het schuim van de soep!" riep de booze kwel-geest, die het er op toe scheen te leggen om mij te ergeren. Hoe gaat het dan met de oogjes?' vroeg Jan. De duivel in menschengedaante genoot; ik plaatste Jan zoodanig, dat bij niet meer met dien man in aanraking kon komen en keek verder rond. Het sloeg buiten negen uur en de nijvere heeren begonnen aanstalten te maken om naar huis te gaan, toen er een letterkundig debat ontstond. Op de M volgt z ij n R," riep een van de heeren, dat kan onmoge lijk ; als het nog een I was !" Daar heb je 'm al," sprak een ander, en hier is 75 en daar 7G, zoo gaat het wel." Natuurlijk begreep ik niets van dit diskoers, dat mij toch aargenaim aandeed, daar het mij de overtuiging schonk, dat da belangen der ge meente ttn stadhuize met zorg en ijver behartigd worden. De zes heeren verdwenen, na de wachtenden op de bank goeden avond te hebben gewenscht en ik constateerde dat het kwartier over negenen was. Het is om stapel-mal van kwaadaardigheid te worden," riep eensklaps de Mefisto van zooeven, half acht, heette het, zoude de raad beginnen en nu wacht ik reeds bijna twee uur voor niemendal." Maar mijnheer!" repliceerde ik, de bladen hebben duidelijk vermeld dat er eerst comité-gencraal zoude zijn." Kan dat niet nk aiioop der raads-zitting gehouden worden? Ia het n'et een schandaal dat de burgerij in de eerste stad van het lijk zou verlakt wordt? Schrijft de wet niet uitdrukkelijk voor dat de Kittingen openbaar moeten zijn? Mijnheer!" riep ik in antwoord op dien stroom van vragen. Naar den duivel met je mijnheer!" Ik merk het wel, je b ent ook ^zoo'n ouderwetsche, saaie Amsterdammer, die met alles genoegen neemt! Sakkerloot, ik heb wel in de gaten wat het eieren eten is: ze willen ons net zoo lang laten wachten totdat het ons verveelt ea wij wogloopen. Dan is de tribune voor het publiek bestemd ledig, en " Dat is uitstekend goed bedacht," riep Jan, bewonderend. Mijn geduld was uitgeput. Ik nam myn zoon aan den arm, voerde hem naar het geopend venster en liet hem naar buiten kijken, het sloeg half-tien. We aanschouwden een typisch tafereeltje; een achterhuis met eeiie bin nenplaats lag kalm en vredig in de diepte, op eene bovenverdieping van het huis brandde een eenzaam lichtje, een ander licht zond zwakke stralen op de binnenplaats en eene jufi'vrouw deponeerde een theestoof met glimmende kolen buiten de deur. Het ensemble deed mij aan het penseel van Gerard Dou deuken; boven dien heerschte er zooveel vrede en rust; geen enkel geluid drong van de buitenwereld tot ons en slechts nu en dan hoorde men eenige tonen; wanneer een der beschreven vaderen zijn opinie over de aanhangige comit generaal-quaestie wat luide verkondigde. Ik was getroffen. Eenig Amsterdam", dacht ik, hoe gelukkig is hij, die binnen uwe muren mag wonen", en ik voelde tranen in mijne oogen opwellen, die ik aanvankelijk aan ontroering toeschreef, maar tot mijn spijt, later veroorzaakt zag door eene mand uien, die op het binnenplaatsje een guitig stilleven vormde. Kunnen wij hier niet wat te drinken krijgen, Pa?" vroeg Jan* Maar jongen!" riep ik op bestraffenden toon. Ziet u maar eens, op den schoorsteenmantel staan eene massa ledige fieschjes van Strong-stout en beiersch bier, en ik maak me sterk dat in dit hóek-buffet cog wel meer zal aitten!" Daa sprekende snelde de jongea na.ar een gesloten kastje.... het was kwntier TOOT tienen, ?-.... Rampzalige!" kreet ik, wil je oneer brengen over de grijze haren van je ouden vader? Wil je op het Amsterdamsche stadhuis, in de onmiddellijke nabijheid van onzen vergaderden gemeenteraad, eene afsluiting verbreken? Laat af, ongelukkige!" Ik mag lijden", liet de ontevredene weder hooren, dat onze jongena eenmaal geheel andere afsluitingen zullen verbreken, waartoe het thans levend geslacht blijkbaar te lammenadig is." Voor de laatste maal verzoek ik u, mijnheer", dus sprak ik scherp, om uw tong in bedwang te houden." Dat pleizier zal ik je doen", zeide de ander, want ik ga heen; ik ben op grandiose wijze verlakt, maar ik geef er den brui van om me nog langer voor het lapje te laten houden, het slaat, waratje, al tien uur." Mopperende en tierende verdween de kwelgeest; als de autoriteiten", dus waren zijne laatste woorden, in plaats van gisteren-avond bij Kras" te gaan zitten, toen comité-generaal hadden gehouden, zoude ik nu geen twee en een half uur vermorst hebben. Ik ijsde over die vreeselijke woorden, die Jan gelukkig niet gehoord had. Wij gaan, ook naar huis mijn zoon!" zeide ik. Maar houdt u je nu eens roijaal pa, en tracteert u me op een bordja beignets, ik heb de soep heelemaal miageloopen en er is aoo'n wee gevoel in mijn maag " In de mijne ook," was mijn antwoord, en dat is wel wondervreernd, want er zitten verscheidene zaken in." Dus we gaan, pa?" Ja Jan, we gaan naar huis! Onderweg heb ik den jongen vele wijze lessen gegeven en getracht de helsche inblazingen van den ontevreden raausbezoeker uit zijne gedachten te brengen. Ik betoogde dat Amsterdam er trotseh op mag zijn om eeu gemeenteraad te bezitten, die 200 vol vuur en ijver is en dat de Amster dammers dankbaar moesten wezen, wanneer zij twee en een half uur voor niemendal mochten wachten. Jan antwoordde niets: ik vermoed dat hij het met mij eens was, maar't is ook mogelijk dat. liij boos was, omdat hij geen poffertjea kreeg. Hoe dit echter zij, ik ging dankbaar en voldaan te bed en prees den hemel over het feit, dat ik een belasting-betalend Amsterdammer ben. Aquarius. BRIEVEN VAN JAN VAN 'T STICHT. ftls hier Etil in de laatste weken! Gelukkig, zal menigeen zeggen, want het was in den laatsten tijd in het paradijs van weelde, zooals Vondel Utrecht in zijne dichterlijke geestdrift noemde, wel wat al -te rumoerig ! 't Had wel iets van een paradijs dat hoognoodig ontruimd moest worden. Maar EU zijn we een weinig tot rust gekomen. Het weder ook schijnt zich eeuigszins te gaan beteren en we behoeven ons in geen pels meer te steken, als we door onze schoone omstreken een wandeling willen maken. Och, wat is Utrecht toch schoon! Vondel had gelijk toen hij in dichtmaat onzen lof zong, dat wil zeggen, dca lof onzer stad en hare omgeving. Maar hoe weinigen lezen Vondel en hoe weinigen van hen, die hem lezen, neaiea de moeite om zich te overtuigen, dat het waar is wat hij van Utrecht zegt. Stond het maar in Baedeker! Dat zou een practische uitwerking heb bon ! Maar die zegt ook weinig meer dan dat we hier een universiteit hebben, een stadhuis (dafc mtt mooi ia ofschoon Baedeker er dit niet bijvoegt), een Eijksmunt, eenige logementen en koffiehuizen en... den hoogsten torea van het gansche land, den Dom! Maar op onze wandelingen om de stad, op onze grachten, op OES aartsbisschoppelijk museum met zijno kunstschatten, op ocze wereldberoemde rederijkers, en tal van andere merk waardigheden meer, raoest inet nadruk in de reisboeken de aandacht worden gevestigd en ik ben zeker, dat menigeen een paar uren zou hier blijven om onze prachtige singels en plantsoenen te bewonderen, een dag zou doorhrsngen om de schatten in het aartsbisschoppelijk museum en geen minuut om de rederijkers te leeren kennen. Nu ziea wij slechts ?van tijd tot tijd een verdwaalden Eiigelschman met een reisgids in de hand en liet oog gevestigd op het Haantje van den toren, van 't station naar den Dom hollen cm den moeilijken tocht naar boven te aanvaarden, waar hij Utrecht i vol d'oiseau zie.t, door den verrekijker de torens van Amersfoort en Amsterdam voor zich ziet opdoemen, en dan zeer tevreden weer naar beneden trippelt en het station opzoekt om zoo gauw mogelijk ?weer te vevtrekken. Als zoo'n Kngolschman maar weet dat zijn reisgids goed is en dat alles op dezelfde plaats staat waar het volgens dat boek staan moet, dan gaat hij met een gerust hart weer heen. Maar onze landgenooten zelfs. Ook die slaan Utrecht over op hunne tochtjes die zij maken. Wanneer ge een troep Amsterdammers ziet aan komen, dan is liet honderd tegen n dat zij dadelijk in den gereedstaanclen tram stappen of een rijtuig iiemcii en liaea recta, de stad door, naar Sais" gaan, zonder zich om onze Maliebaan te bekommeren, die, als men de vorstelijke paleizeu en st.indbeelu.ea Unter die Linden te Berliju weg denkt, iaet zijn eeuv.'enoude lindeboomen, zijn sierlijke villa's en prachtige heerenhnizingcii, een voel aangenamer indruk mankt dan die met magere, kwijnende hoornen beplante, beroemde wandelplaata van ue Pruisische hoofdstad. Maar alles gaat direct naar Sais en ofschoon het werkelijk schoon is op den wef? naar dat dorp, vooral als straks de tuinieren der buitenplaatsen met elkander gaan wedijveren orn de schoonste bloemen pracht uit de kassen hunner rijke heeren in kleurenrijke rangschikking ten toon te spreiden niemand zal zich den korten tijd beklagen dieu hij noodig heeft om onze lommerrijke lanen, onze door de goede zorgen van ons gemeentebestuur met heerlijke bloemen prijkende, heuvelachtige plantsoenen te aanschouwen. Mochten toch vele vreemdelingen besluiten, dezen zomer eens te verademen onder de schaduw der breedgetakte boomen van ons liefelijk aangelegd Lucasbolwerk, of langs het frissche water te wandelen onder de overblijfselen onzer oude wallen, waarop thans het meteorologisch, observatorium gevestigd is. Men zal dankbaar zgn voor bet. scho,oce dat men genoten heeft fin als men door de Maliebaan de stad

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl