Historisch Archief 1877-1940
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR
verlaat, om dan toch naar Zeist te gaan, dan zal men nog een laatsten
blik kannen werpen op de villa de Oorsprong", welker tegenwoordige
eigenaar, jhr. De Beaufort, die woning met zijn smaakvol aangelegden
tuin en heldere, hoogspringende fontein, tot het liefelijkste plekje van
geheel onze stad heeft gemaakt.
Maar alles gaat naar Zeist en laat ons links lisrgen. 't Is of men bang
van ons is! Een pnhlieist te dezer stede zocht onlangs in een toast bij
gelegenheid van het bezoek der Transvaalsche deputatie (die trouwens al
weg was, anders zou ze vreemd opgekeken hebben) die publicist zocht de
oorzaak daarvan in de publiciteit. Als er hier iets gebeurde, dan werd
dat dadelijk publiek gemaakt en dat was verkeerd. Men woest wachten
tot de zaak zoo wat vergeten was en dan kon men wel met de waarheid
voor den dag komen.
't Was opmerkelijk dat dit woord bij een oud burger van Utrecht, iemand
die do stad door en door kent en in alle kringen zeer geacht ia, iemand
die een woordje mag meespreken als er van Utiv chtsche toestanden sprake
is, want hij woont hier uiet pas eenige jaren, maar hij behoort van onder
tot ouder aan onze stad dat dit woord bij dien man zoo weinig in
stemming vond, dat hij er openlijk tegen opkwam en de publiciteit tegen
den publicist in bescherming aam.
Ik geloof het ook niet dat de publiciteit onze stad zooveel schade zal
berokkenen, 't Mag voor dezen of genen onaangenaam zijn als hij buiten
de stad in een kring" komt en hem dan gevraagd wordt of' hij niet een
Utrechtsch schandaaltje weet, maar och, dat was maar plagen. Builenaf
weet men wel beter dat niet allen hier met n sop overgoten zijn. Door
publiciteit weet men precies wat men aan ons heeft en dat weet men van
anderen wel eens niet.
Leve de publiciteit!
Carréis hier met zijn ossen en zijn varkens, met zijn paarden en zijn
clowns en maakt goede zaken: eiken avond vol huis. De Utrechfsche
kermis heeft Carréer aan gegeven, die gaf niet meer. Hij komt nu
bniten kermistijd, als de studenten niet met vacantie en onze vermogende
ingezetenen niet naar het buitenland zijn. En hij blijkt gelijk te hebben;
men verdringt zich eiken avond om een plaats te bekomen, 't Blijft dan
ook altijd schoon om de heerschappij van dien bekwamen dresseur over
zijn vurige beesten te zien. Dat veroudert nooit, dat blijft men altijd
gaarne zien en maakt steeds den aangenaamsten indruk. Och, kon men
het ook van al het andere zeggen! Maar wiens belangstelling is in den
loop der jaren niet verflauwd voor die halsbrekende sprongen en
buitalingen op het paard door hoepels en over vlajrgen; wie verlangt niet har
telijk naar het einde als het den koenen ruiter niet den eersten keer ge
lukt achtereenvolgens door drie op gelijken afstand gehouden hoepels
over den kop te gaan, en hij toch maar blijft volhouden al ware het
vijftigmaal, tot eindelijk een luid applaus zijn hijgen en zweeten beloont?
En de ossen! Wat een verschrikkelijke verschijning, die domme logge
dieren in de manege, waar men een oogenblik te voren die fiere heng
sten met opgesperde neusgaten snuivend zag rondvliegen, of waar de
vlugge luidruchtige clowns hunne dwaze kunsten vertoonen! Neen, dan
zou ik de varkens nog verkiezen, ofschoon ik op tafel aan hunne logge
collega's de voorkeur geef. En dan die ossen-cornac! Als hij zijne
teesten gedwongen heeft naast elkaar te gaan liggen door hun
de voorpooten weg te trekken, dan springt hij achter op de
hiefstnkken en klapt met de zweep en schreeuwt en maakt een lawaai, dat
het geheele publiek meeschreeuwt, alsof er de grootste heldendaad ver
richt was, of in een stierengevecht twee krachtige stieren waren over
wonnen.
Gelukkig dat in een ballet met schitterende costumes, die in de telkens
veranderende kleuren der eleetiïsche verlichting een schoon effect maken,
de vlugge danseressen ons hare gehoornde collega's spoedig doen vergeten
en wij van ganscher harte Carrétoejuichen, die ons zooveel Echoons te
genieten gaf. Maandag vertrekt hij naar Den Haag.
K U N S T.
MARGOT, DE BLOEMENVERKOOPSTER.
Het heeft een eigenaardig belang deze welbekende komedie van Anicet
Bourgeois en Ferd. Dugaéin het Grand Théatre te zien vertoonen. De
voorstelling levert eene bijdrage tot de kennis, hoe tegenwoordig over de
romantiek wordt gedacht. Er is in het stuk veel van dat uiterlijke,
welgemeend-historische, dekoratief-pompeuze, waarbij de auteurs het zelfs
niet de moeite waard hebben gekeurd hunne kunstmiddelen te verbergen.
Het zijn 10 tafereelen", en bijna allen eindigen met een soort van coup
de tJiédtre, die aan het dalend doek" eens begeleiding van toejuichingen
bestemd is te verschaffen. Er is trouwens genoeg pectus in het stuk, om
zelfs die genen, die het sterkst door het verouderde der manier, en het
onnoozele van deze getroffen worden, van tijd tot tijd tranen van aan«
doening in de oogen te brengen.
't Is voor een geschiedliefhebber een groot genoegen, zoo'n stuk te zien.
Niet als of de ontmoeting van Henri IV met zijn petekind,
hetbloemenmeisjen, zoo bizonder charakteristiek in het leven des heldhaftigen ca
gocdaardigen minnaars van Gabrielle d'Estrées zou wezen; niet als of het een
zrchief-trouvaille zou zijn, dat ue Concinies met Ravaillac in verstand
houding waren; niet als of Maria de Medicis het onaangenaam licht
volBtrekt verdient, dat op haar valt: maar het geschiedgenot is gelegen
in het, op ons tegenwoordig vrije standpunt, waarnemen van de wijze,
?waarop romantisten van den tweeden rang, hunne procédés aanwendden,
hoe zij hun heil zochten in scherpe tegenstellingen van licht en bruin, hoe
een vlakkerige lithografie of wilde houtsneêniet geheel onwaardig was
hunne tafereelen te verveelvoudigen, en hoe, opmerkelijker wijze, het be
schaafde publiek onzer dagen, zonder vol bewustzijn, toch iets van zijn
meerderheid voelt over de kunstenaars van 1825?1845,?tenzij deze door
eeu allerschitterendst genio de zwakheden der school overstralen en doea
vergeten. Ik weet wel, dat La b&uqueticre des Innocents van 1862
dagteckent, althands in dat jaar voor 't eerst (door VAiribigu-Comiqtte) gege
ven is: maar het brengt ons in het volle leven van bet melodrama eens
auteurs, die, geb. te Parijs in Dec. 1806, als een der stoutste in het aan*
brekend tijdvak is opgetreden.
Het stuk werd vrij goed gespeeld. Mevrouw Frenkel, met haar benijdbara
vrijheid van beweging op het tooneel, met de juiste mate, waarin ze't aan
den dag legt te weten, dat zij niet alleen in de aktie moet zijn, maar ook
voor het publiek, met den slag dien zij heeft, een pedanten text wat
los te schudden en wat natuur in te gieten, met de vaardigheid, waarmee
zij het kunststukjen voltrekt om in dit tooneelspel twee rollen te vervullen
(de MarécJiale d'Ancre en een kind uit het volk), waarop door de auteurs
gerekend is, Mevr. Frenkel verzekert ook hier het succes der vertooning.
Mej. Fanny van Biene (Gloriette) ligt aan den kluister van de ellendige
text-redaktie. 't Is haar niet euvel te duiden. Als beginsel kan men zeker
niet verkondigen, dat de tooneelspelers het recht hebben naar eigen smaak
hunne rollea te redigecren. Waar zou dat heen? Waar zou men zekerheid
hebben, dat een gesprek niet totaal in de war liep ? Bovendien: de auteur
is voor de redaktie de verandwoordelijke man: als hij schrijft gij, behoort
eigenlijk de akteur niet jij of je of u te zeggen: maar ik geef gaarne toe,
dat de meeste auteurs, wat dit en dergelijke punten betreft, minder takt
hebben dan vele tooneelsnelers, en dat, tot dus ver, ze zich niet over de
vrijheid, die de laatste soms nemen, hebben te beklagen.
De Heer Bigot heeft de rol van den halven idioot, Jacques Bonhomme,
meesterlijk gespeeld; ook zijn grime en gelaatsuitdrukking waren treffend
natuurlijk en vreemd aan overdrijving.
De Heer van Kuyk had zorg besteed aan de modeleering van den kop
Henri IV, maar meestal rekent hij, met zijn verwen, op te groote afstan
den bij het publiek. Hetzelfde (ik heb het mér gezegd) valt op zijn stern
aan te merken. De gewoonte der moderne fransche akteurs om iemant,
toesprekend, bij het monsieur" of madame" hunne stem te verheffen,
moeat hij niet in de Nederlandsche intonatie overbrengen.
De Heer Veltman was de rechte Maréchal d'Ancre. Jammer dat zijn
kostuum (gelijk in 't algemeen dat der optredende Edelen) wat laat was;
meer Louis Xfll van de tijd van Cinq-Mars dan van den duc de Luynes.
De lieer Potharst heeft met warmte en stijlgevoel de rol van Henriot
vervuld.
Mejufv. M. Grader heeft met beminnelijke waardigheid de personaadja
van den jeugdigen Koning voorgesteld.
Mevr. Coelingh was, als Maria Concini, eene lieflijke verschoning; maar
het rijke kostuum, waarin zij, klooster-peMsiowwaire, op de straat werd
aangehouden, in zonderheid de gazen sluyer, was hoogst onwaarschijnlijk.
De Dames Huyzera en van Rossttm, de Heeren Hesselink, van Hilten,
Vos, enz. hebben zich goed van hun taak gekweten.
Op het samenspel moet de blaam rusten, dat, uit de verste verte, het
bericht van den moord, op Henri IV voltrokken, niet genoeg ontsteltenis
te-weeg-bracht.
Bij het tafereel in de kamer van Margot en Jacques verbeeldt het
nacht ((e oordeelen naar de duisternis buiten het raam); nochtans was er
aanvankelijk geen licht ontstoken dan.... het voetlicht. Zelt's in het
Hotel d'Ancrc zag men, naar buiten, de nacht in. Waarom wordt er op
zulke zaken niet gelet? We hebban de Meiningers toch hier gehad!
Maar wij sluiten met een woord van dank, voor de zorg aan vele
deelen der voorstelling besteed.
7 Mei '04. Alb. Th.
Ik zag, dezer dagen, drie merkwaardige kunstwerken in het atelier van
den heer Lconard de Fernelmoat, op het Prinseneiland. Veor-eerst het
pleistcrafgietsel van zijn voortreflijk gemodeleerden Mercurms, die ongeluk
kig bij de uitvoering in zink veel geleden heeft. Het beeld is op den
geveltop van de Passaadje aan de Prins-Headrikkade geplaatst, tussehen
twee liggende beelden, Y en Amntel voorstellend. Jammer, dat die twee
wat achterwaarts geplaatst zijn op de hellingen van het geb roken fronton;
jammer ook dat men den kunstenaar niet veroorloofd heeft Amstela, ia
plaats van door diea baardman (gelijk trouwens in de X'VIÏe Eeuw),
door eeu jonge nymf te laten voorstellen.
Het andere werkstuk was een geestig 'gekomp on eerde karyatide, be
stemd om de ingang van een bloemhof te vercieren.
Het derde werk was: een monumentaal borstbeeld van Hayg de Grost.
De uitdrukking en gelijkenis valt <e roemen, te meer daar de profielen
aliewi tut eW'/ace-portretten waren af te lalden. Deze kapitale buuate zal
een sieraad voor de ten-toon-stelling z\jn, dia haar ontvnngen zal.
A. Th.
UIT BELGlA
Feesten. Vlaamsch tooneel. Ylaanasche bevolking.
Gemeente-museum.
Alsof het nog niet genoeg was dat men zich op de verkiezingen van
Mei, voor de provinciale staten, van Juni, voor de kamer, en van ©ctober,
voor de gemeenteraden voor te bereiden had, zyn alle bladen en alle muren
vol met oproepingen tot feest en beweging. Het sluiten van den Munt
schouwburg maakt geen einde aan tooneel-voorstellingen; aanstaande week
wordt Sarah Bernhardt verwacht, om ons in spanning te houden.
Wie een Napoleon over de hand heeft kan haar in den bak" van den
Molière-schouwburg, zooals men vroeger te Amsterdam zeide, gaan be
wonderen.
Sigurd wordt niet meer gezongen; wij moeten ons met de parodie daar
van, in het Gcrfm'es-ïheater tevreden stellen. Bijzondere concerten,
quartet- en klavierspel vervangen grootere uitvoeringen. Verademen is nog
niet mogelijk! Jubelfeest bij jubelfeest! Vijftigste verjaring van de gron
ding der spoorwegen; vijftigste verjaring van de hergrondiagder
Leuvensche jhoogeschool! Liberale en katholieke reporters trekken naar Namen
en naar Mechelen, om de verplaatsing, inthronisatie, inauguratie, enz. vau