De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 18 mei pagina 4

18 mei 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

Wit "T HT: 4 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. No. 360 kannen verwacht worden. De prezen der plaatsen waren te boog gesteld en het is te verklaren, dat de lust om een enkel artist van naam te hooren door financieele reden beperkt was. Wij hopen dat de verschil lende directiën in het vervolg beter met de belangen der operabezoekers en der kunst zelve zullen rekening houden. Antoa Schott, dien we reeds bij een concert in den Stadsschouwburg hoorden, heeft in vele opzichten de goede verwachtingen verwezenlijkt die zijn optreden had gewekt. De stem heeft wel wat geleden, doch ze wordt met talent gebezigd. Het spel is zeer te prijzen; houding en gebaar zijn vol waardigheid en waarheid tevens. Het tenorgeluid heeft de volheid ? der baryton; het is echter eenigszins dof en mist den glans, die den heldentenor dient te kenmerken. Hier en daar was de indruk, door het spel gemaakt grooter dan het zuiver muzikale genot, dat de zang verschafte. Menig Wagnerzanger en deze soort heeft hare eigenaardigheden legt er zich hoofdzakelijk op toe door mimiek, gebaar en declamatie effect te maken en ook bij Anton Schottt bleven de karaktertrekken der soort niet achterwege. Zoo ver oorloofde deze nanger zich bijwijlen allerlei afwijking van den geschreven muzikalen tekst, wanneer het hem geraden scheen de situaties op eigen manier weer te geven. Als Lohengrin en Tannhauser verwierf hij echter onbetwistbaar succes; bij zijn talent voegden zich de uiterlijke gaven, die het succes niet weinig steunden, In hoogere mate nog dan Schott is Carl Hill da eenmaal zoo ge vierde liederenzanger een Wagnervertolker geworden. Nu in den eigenlijken zang het succes van vroeger dagen niet meer te bereiken valt, geven sommige rollen uit Wagner's operas nog de gewenschte toejuichin gen. Het zou ons niet verwonderen, dat Carl Hill nog wel eens in het gewone drama optreedt, waarvoor hem de gaven niet ontbreken. Het kan verkeeren" dachten we bij ona zelven, toen we den Telrammd mochten bewonderen en ons onwillekeurig de heerhjke genietingen voor den geest riepen, die de voordracht van Schumann'3 liedercyclus ona eenmaal had geschonken. Fidelio, met medewerking van Marianne Brandt, had eene schare van toeschouwera naar het Paleis van Volksvlijt gelokt, grooter dan we in langen tijd opmerkten. Zou de muze van Beethoven haar geheimzinnigen invloed steeds blijven behouden en liet zuiver muzikale genot ook bij onze operabezoekers nog altijd onverzwakte waardeeriug genieten? Het deed OBB werkelijk genoej/«n, dat aan de sluiting van liet opera-seizoen daarvan op r.ieuw getuigenis werd afgelegd, omdat het ons wel eens toescheen alsof bij de directie van het Hoogduitsohe gezelschap een laakbaar exclusivisme kans heeft post te vatten. Wij kunnen het aan de directie niet vergeven dat de Don Juan, welks reprise was aan gekondigd, niet ten tweeden male in dit seizoen werd opgevoerd. Ook bij het Haagsche gezelschap is de geweuschte periode van rust inge treden. Vele leden, waaronder enkele van groote verdiensten, zullen het volgend jaar te Amsterdam niet weder optreden. Zal het den heer Van Hamme gelukken ze op voldoende wijze te vervangen, en op zijn ontdek kingstochten den fort-tenor"' te vinden, die voor de interpretatie van zoovele rollen noodzakelijk is ? En dan de uitbreiding van het répertoire of liever de wijziging". Ona voegt het niet hierin den bekwamen directeur den weg te wijzen, wiens eigenaardig kunsttalent zich gaarne met opera's vertrouwt, die door mise en scène indruk maken. "Wij hebben te dezer plaatse als eersten eisch de muzikale waarde in het oog te vatten en offe ren gaarne wat op van dis uiterlijkheden" om met een enkel muzikaal kunstwerk meer kennis te maken. Onvermoeid gaan de apostelen der Chevémethode voort met de voortreffelijkheden van het muzikale cijferschrift in het licht te stellen. Be denkelijk echter mag het heeten, dat, volgens de mededeeling van enkele dagbladen aan hoofdonderwijzers vertrouwelijke opwekkingen" worden gezonden om den intocht der cijfers in onze lagere scholen te verzekeren. Die eenvoudige notenbalk met zijn vijftal lijnen, wier onderlinge afstand de intervallen zoo aanschouwelijk voorstelt, heeft het dan wel erg ver bruid! En onze onderwijzers hebben weder dezelfde proefnemingen te doen, die voor meer dan twintig jaren reeds te Parjja op zooveel teleurstelling uitliepen. Het meest betreuren wij het, dat de aandacht van de jongere onderwijzers niet op het werkelijke muzikale zingen wordt gevestigd. Daaraan toch heeft de school en hebben de onderwijzers zelven de meeste behoefte. In het Kerkgebouw der Remonstrantsche gemeente had voor eenige dagen eene uitvoering plaats onder de leiding van den Heer Daniel de Lange. De heeren maakten het echter minder goed dan de dames, zoodat het concert indien wij het zoo kunnen noemen bij enkele lichtzijden ook groote schaduwkanten toonde, die den Heer de Lange wel niet ont gaan zullen wezen. Wij vermelden dit concert dat wellicht niet belangrijk genoeg is om er in dit overzicht eeue plaats aan te gunnen omdat onder de solisten, wier medewerking was verkregen, ook een dilettant was opgetreden, wiens voordracht echter van zoo weinig muzikalen zin getuigde, dat daarvoor het fraaie koor van Schubert, door de dames met veel schakeering ge zongen, ijn effect geheel moest verliezen. Mej. Christine Veltman schonk het publiek eenige oogenblikken van? kunstgenot, waarvoor wij onze erkentelijkheid betuigen. Over het Peter Benoit" concert spreken wij in een volgend artikel. De opbrengst kwam ten voordeelo van het Kinderziekenhuis. Het doel is dus zeer loffelijk en wij hebben naar aanleiding van het concert ten voorcleele der Vacantiekoloniën de meening uitgesproken, dat het goed gezien was de kinderen zelven ten voordeele hunner kameraden te doen optreden. Doch, wij kunnen niet altijd wenschen een gemengde zangvereeniging" op de been te houden, waarvan vele leden op de schoolbanken't huis behooren. Voor ditmaal kan het er nog door, maar dan basta. Auditor. KÜNST-TEN-TOON-STELLINGEN. Utrecht, Amsterdam, 's-Gravenhage. I. Zij vermenigvuldigen aich voelbaar. Het heeft zyn goede zijde, 't ZoA jammer wezen, als ze getuigenis afleiden van 't verschijnsel, dat het prodrukt schilderijen overvoerd wordt. Dit blijkt echter nog niet hoe on verklaarbaar het zij, dat van een artikel, dat niet van dagelijksche, niet eens van maandelijksche of jaarlijksche konsumptie is, onophoudelijk zoo veel geproduceerd wordt. Het zou zeker gunstiger getuigenis voor de smaak van het publiek af leggen, indien er van platen van 16 gulden bijv. een groot debiet ware, en indien de schilderijen beneden de 50 onverkoopbaar bleken. Met aan te nemen, dat al te middelmatige (smaakbedervende) schilder stukken alleen onder laatstgemeldete vinden zijn, zijn wezeer genadig ge* eest: althands ter ten-toon-stelling van Kunstliefde in Utrecht voerde de mid delmatigheid het hooge woord, en met de prijzen was het volgenderwijs gesteld: Er waren (bij de 140 geprijsde stukken) een~ll-tal van f1600 en hooger. Een fraai landschap van Willem Maris Vee aan de plassen", moest ? 2400 opbrengen. Er was wel natuur in; de lucht had iets troebels ; overigens de koebeesten waren weer met van die poëetische sohamplichten voorzien, die bij den Heer Maris in manier dreigen te ontaarden. Een winter van Apol, met zijne fijne schaduwtonen, een heldere en kalme veenpolder van P. Stortenbeker, met 2 koeyen, een party Peoenrozen van Jufv. Marg. Roosenboom, met een heerlijk gekoncentreerd licht, worden met f 10CO niet te duur betaald. De Heer David Oyens vraagt de zelfde som voor z\jn Ilaliaansch model; maar als men 400 rijksdaalders voor iets uittelt, eischt men allicht het geluk het een weinig van dicht-by te mogen zien, en dit laat dat Model'' niet toe: als men nadert veran dert zij in een rijke geschubde verf-massa. Een mooi landschap van J. W. van Borselen zal u nooit met f 1450 te duur betaald voorkomen, en even-min met 12 een strandgezicht van W. A. van Deventer, of met ? 950 J. W. Bilders' kapitale Vlagticcdde in Westerwolde. Van f 690 tot ? 900 waren er te Utrecht 23 stukken. De bloemen van den Heer Breitner hebben iets indrukwekkend-somberg; de Heer Destrée heeft zich niet overtroffen; de Heer Jan van Essen met zijn Eemnesser mid dag wél; de Heer van Everdingen maakt den indruk of zijn nieuwe ma nier een weinig parti-pris is. Veel natuur, in-tegendeel, legt de Heer Gabriel in zijn Holl. landschap. De Heer Jan H. B. Koekkoek van Hil versum leverde een Garnalenschuit, ly opJcomenden storm huisiuaarts keerend, waar inderdaad eenig dramatiesch belang in gelegd was. Een vereerder van den kunstenaar heeft over dit werkstuk en het andere, iets kleiner van formaat en kalmer van toon, een aardig artikel in den Gooi' en Eemlander van 29 Maart geschreven. Hij wijst er vooral op, en prijst te-recht, dat de Heer Koekkoek (op het spoor der vande Velden) niet zelden de zeetooneelen bijwoonde, die hij afschildert. Ook de schapen schilder D. van Lokhorst heeft zich loffelijk gekweten. Oude Kees van den Heer Melis is insgelijks een verdienstelijk stuk; maar het wordt toch wel eens tijd (vooral tegen den zomer) dat wij de atmosfeer der min vermogenden eens met een anderen dampkring afwisselen. Mej. WallyMoea gaat met groote schreden voorwaarde. Zoowel hare eenigszins lichtzinzige Fiammetta als de studiekop" van het aalmoes-vragend meisjen zijn met een vroeger onbekende bezieling, naast de vastheid van penceel, geschilderd. De Heer Nakken kan mij, met zijn paarden, wel behagen. De Heer Schipperus heelt dikwijls (gele) kleurpartijen, die niet aan de na tuur ontleend schijnen; ook in zijn watereffekten; ik zie liever prenten naar zijn werk, dan de werken-zelven. Krachtig kwam te Utrecht uit den hoek: de Heer L. Schulraan van Hilversum, met een boomrijk landschap uit de omstreken van Oosterbeek. Deze nog jonge kunsteneer neemt de natuur met lieide waar; hij weet het stoffeijk gevoel en de gemoedsstemming uit te drukken, die iemant, in zoo'n landschap, ondervindt. Dat is het ware standpunt: de schilder moet een mensen, geen fotografiesch toestel zijn. Wij roepen den Heer S. een hartelijk tot weerziens" toe. De Heer Stroebel leverde weer een van zijn fraaie doorzichten der XVIIe Eeuw: men ziet een vrouw, die een kip plukt. Ik wil nog liever een dozijntjen geplukt wordende kippen te trotseeren hebben, dan nu nog weer boerengezinnen, rondom den rookenden aardappelschotel. Het duurste van 's Heeren Tholens doeken, is niet het fraaiste. Wel heeft no. 129 iets Chineesche-schimmenachtigs. De Heer Valkenburg beeldt ons welsprekend Huiselijke zorgen af, door een vrouwtjen waargenomen. De handen hadden wel.een ziertjen zindelijker kunnen zon. De Maneschijn aan de TreJsvaart, van den Heer J. Vrolijk, met dat water op den voorgrond, is mij wat onrustig. Er waren 52 schilderijen tusschen de 300 en 500 gulden. Onder laatstgemelden komt zelfs de krachtige Nestor onzer landschapschildera J. W. Bilders nog eens voor en onze dierenvriend Cunseus. De paarden van Eerelman, de koeyen van Hoevenaar verdienen ruimschoots melding. Geestig is weer het hondtjen van Holswilder. Opmerking verdient de kompo sitie van den académicien Nachtweh, die, te Amst. in aquarel voorhanden, ta Utrecht als schilderij voorkwam: Schafttijd: een boerenfamilie (4 fig.) achter het huis in 't gras hun lunch nemend. De tonen zijn met veel kennis aange bracht ; het hulpmiddel van sterke schaduw is geheel door den bekwamen jon gen kunstenaar ongebruikt gelaten. Het kerkinzicht van den Heer Roeterink te Alkmaar en het landschap met vee van den Heer Savry behooreu ' onder de goede schilderijen. Wij mogen de aangename kompozitie van den Heer W. Steelink niet onvermeld laten, hij is een der jongere kunstenaars, die denken, dat een schilderij gekomponeerd moet worden; en dat is een kostelijke waarheid. Als men eens van toon en kleursentiment" oververzadigd zal wezen, zal men weer naar eenig voedsel voor zijn verbeelding verlangen, en dan zal het dramatische weer in eere komen. Lof komt voor het inzicht hiervan ook Mej. Marie Wandscheer toe, die buitendien door korrekte teekening en aangename kleur eer doet aan hare school.

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl