Historisch Archief 1877-1940
Ho. 360
D-E AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
En nu zooden we dan de mindere of zediger goden nog even moeten
gedenken. Haar de verandwoordelijkheid voor het ten-toon-stellen van
No. 16 en 17, 36, 41, 63, 64, 104, 134 enz. moet vooral aan de lokale
verhoudingen geweten worden. De gelegenheid maakt de genegenheid,"
en die Heeren en Dames zijn alle Stichtenaren.
Ik zou het betreuren, indien men uit mijne los daarheen geworpen
etelling, dat goedkoope schilderijen slecht zijn, het gevolg trok, dat er te
Utrecht voor minder dan f 300 slechts mislukte kunstwerken te krijgen
varen geweest. Ik moet zeer in 't bizonder al dadelijk verzoeken eene
der talrijke excepties toe te passen op den Heer H. J. Haverman, met
zijne fraai geschilderde en geestrijk gedachte studie (een kind ten balve
lijve), getiteld Overpeinsingen. Ook de drie teekeningen. door den zelfden
zeer begaafden nog jongen kunstenaar te Amsterdam geëxpozeerd, wetti
gen ten volle een groote ingenomenheid met zijn talent. Dia kinderen
zijn om te stelen en zoo breed behandeld! lemant die een bankjen vaa
/ 60 bezit, moet zich No. 33 van de teekeningen" niet laten ontgaan.
Ik moet evenzeer, te Utrecht, met grooten lof gewagen van ten
landBchapstudie, met zware boomstammen vercierd, van den figuur-schilder
Jae. van Looy. Do Heer Carel Dake heeft ook een verdienstelijk beeldtjen
geleverd, getiteld een affaire die niet marscheert"; maar 't is wat heel
modern (met een stadnuiswoord flodderig); zijn straatzangeres" stond
oneindig hooger.
Onnoodig te zeggen, dat tot de fniayo stukken, die beneden de f 300
genoteerd staan, te rekenen is: ,\verk van Mev. Bilders van Bosso, van
Jufv. Haanen, van P. Haaxinan, van Mej. Sara Hendriks, van de Hoeve
naars, van tluibers, van J. H. ten Kate, van J. Linse. van D. van Lok
horst, van Masurel, van Oppenoorth, van Poggenbeek, van Mej. Pruys van
der Hoeven, van Kust, van Schenkel, van Elchanon Verveer, van (den nog
jongen) Voerman (voortreflijk een koopman in oude schoenen), van J.
G. Vogel, en van Jufv. Wandscheer.
De volgende week behandelen we de aquarellen te Amsterdam.
15 Mei, 84. Alb. Th.
UIT BELGIË.
Sarah Bernhardt. Oratorio. Job.
Tooneclgordijnen. Hollandsche Aquarellen. Aca
demie. Gewetensvrijheid, enz.
Les extrêmes se touclicnl: Jol) en La dame aux camclias bijna op het
zelfde oogenblik te hooren! welke tegenstelling tussohni deze twee per
soonlijkheden: Job van allen verlaten, in de diepste ellende, Marguérite
Gauti°r door.... allen gezocht, omgeven van grooten glans.
\.llo genres zijn goed, zegt het spreekwoord, behalve het vervelende
genre. O wee! Wanneer wij moeten kiezen zelfs zonder kiezen, behoort
het oratorio van Chiaromonte, en niet het seusatiestuk van den jongen
Dumas, tot het vervelende genre. Hoe is dat mogelijk ? Eene der groot
ste figuren uit de geschiedenis; het verheven zinnebeeld der verlatenheid
en der menschelijke ongerechtigheid, vervelend ; eu het zinnebeeld der lage
hartstocht, de persoon, gut n'a jamais ainu', en zich veilieft in eenen
onbeduidenden jongeling, in wiea de toeschouwer gcenerlei belang stalt
boeiend, tot meêslepens toe.... Tot die onrechtvaardigheid dwingt ons
de k u n s t... Daarom, wee! die baar misbruikt Is zij hier mis
bruikt? Elkeen kent La dame aux caméiias en weet dat het stuk eene
aanklacht is tegen de maatschappij, van meening dat jonge vrouwen, die
elke week van minnaar (en welken minnaar!) veranderen niet verdienen
uit edeldenkende, eenvoudige zedelijke famiiiën gesloten te worden, voor
dat men onderzocht heeft of zulke vrouwen uiet te beteren, en, ondanks
hunne zinnelijkheid, niet edelmoedig en trouw aan haar woord zijn.
Dumas fils gaat echter nog verder. In het vijfde bedrijf verklaart
Marguérite, dat zij zich op den dood voorbereidt en dèwege ceuen priester
heeft doen komen qui a emportéaveclui déscspoir, terreur, remords"
En nu is zij bereid te sterven. Tout co que tu garderas de moi," zegt
zij tot Armand, Sera pur " Moi vivante, il y aura tou jours des
taches sur mon amour.... (Jrois moi, Dieu fait bien ce qu'il fait "
Zulk eene verzoening met de deugd en het bovennatuurlijk leven wordt
aan de boetende Magdalena toegeschreven. Was die rouwmoedigheid
duidelijker geteekend, zoo ware het stuk geene ophemeling der
lichtekooi meer, en kon zelfs aan de Acta sanctorum ontleend schijnen. Doch
zóó is dat niet. Deze zijn, naar da meening des Ref. de twee groote fou
ten van het drama: da aanleiding tot Margaérite's liefde voor Armand
ia even zoo weinig voorbereid als haar berusten in den wil van God.
Be schrijver verhaalt dat die gevoelens bestaan; doch wij bespeuren
liet ontkiemen niet. Het publiek, ons Brusselsch publiek (en of het in
Paras wel anders is?) bekommert zich verder bedroefd weinig om de ge
dachte, wanneer Sara Bernhardt optreedt; midden in de treffelijkste
tafereelen, waarbij de spelers het toppunt van uitdrukking schijnen te be
reiken, midden in de teederste o o ge a blikken, als de tooneelspeelster zelve,
door diepe ontroering vermeesterd schout, of by de losbarsting van een
lang teruggehoudsn gevoel van wrevel of minnenijd, klapt het publiek
er op toe, alsof in een&n circus eene dame door eenen beplakten hoepel
springt, of de clowns eene pyramid* maken. Geduldig, meer dan
tevredeu, laat het publiek zich welgevallen, dat tusschen de bedrijven van de
hevigste spanning niet alleen twintig minuten gerust wordt, maar een
gordijn wordt uedergelaten met de koddigste reclames, als bevond men
zich in een kermistent, of hoogstens in een of anderen kleinen Schouw
burg. Wat men bij Ofienbach nog toelaten kan, wordt bij tooneelwerkea
van hartstochtelijker aard geheel onvei dragelijk.
Een verstandige trek was het van het bestuur des grooten tooneels
in Dresden, dat het Makard's Jacht der Diana a)s tooneelgordijn van
de hand wees. Ik zeg niet alleen omdat het vervelend is elk oogenblik
tusschen de bedrijven, door een kunstwerk van dien aard gestoord eu
uit de stemming gerukt te worden (zonder iets van de naaktheden te
ger.die, het:-toi>u.ü.elp,ubUt)k willens .of OJawiUeus,bütïu,clit«a.mwtitJ ;,ma,iir
het is eene grof heid tegen allen esthetischen zin en gevoel voor harmo
nie met zulk een gordijn een tooneel af te sluiten. Belachelijk in den
hoogsten graad! Verbeeld u eene der ouvertures van Fidélio beneden
in 't orkest, en daarboven die Jachtstoet. 't Is om te huiveren!
Daarin heeft Wagner groot, gelijk! Het gordijn moet stil zijn, bijna
geene opmerkzaamheid trekken, het publiek niet afleiden of bezighouden,
zelfs zoo min mogelijk neder gelaten, en als het kan niet opgerold
worden. Hoe belachelijk zouden de opgerolde ruggen dier Diaua-nymfen
zijn!
Geheel anders gaat het in den vlaamschen schouwburg toe, waar het
geheele publiek innig deelneemt aan elke bijzonderheid der handeling.
Dat der i'ransche schouwburgen is oververzadigd, dat der vlaamsche
tooneelen herkent zich zelf, zijn leven en sterven op 't tooneel en juicht ge
dachte en verwikkeling veeleer toe dan een jollrait, zooals elders het
geval is.
Doch, waar blijft Jol?
De heer Chiaromonte is een der oudste professors van het conservato
rium. Job is een oratorium op woorden der H. schrift en des dichters
Guillaume. 't Is een werk op modern italiaansohe wijze geschreven: melo
dieën met eenvoudige begeleiding; niet zonder Charme, maar ver beneden
den geest van het onderwerp. De langdurige herhaling van Jobs klachten
laten de ware belangstelling bij den hoorder niet opkomen, al heeft het
werk in 't algemeen zekere verdienste van vinding en factuur. Het werd
in 't algemeen, door eenige onzer beste solisten, en het koor van het
conservatorium ook zeer goed uitgevoerd, zoodat de ontvangst der com
positie van onzen veteraan eene algemeen gunstige was.
Te lang hebben wij verschoven eenige mededeelingen te doen omtrent
do 24e jaarlijksche tentoonstelling van de Sociétéroyale beige des aquarel'
linies, waaraan door eene goede rij hollandeche kunstenaars is deelgenomen.
Daar de tentoonstelling weldra ten einde loopt, zullen eenige regels over
haren aard en waarde kunnen voldoen.
Dank aan vele bijdragen uit Noord-Nederland, heeft deze verzameling
niet ais anders het uitzien van een dooreengesmeerd schilderspalet. Er
heerscht eene zekere orde, gematigheid, rust in de zaal.
Vele teekeningen mogen op eenen afstand van eenen halven nieter ge
zien worden zonder belachelijk te schijnen; aan de meeste is genoeg zorg
gewijd, om op den naam van een kunstwerk aanspraak te maken. Even
wel kan ik toch niet zeggen dat H. W. Mesdag met zijne schemering op
hot water den vogel afgeschoten heeffc. De lucht is wild, het water zwart!
Men vergelijkt daarbij de grootsche Teems bij Londen, vanJEdwin Toovey
en men zal spoedig hot onderscheid zien. Hier is leven en toch eene zekera
rust; eeae harmonische ernst ligt er over schepen en water uitgebreid.
De hollandsche landschapsschilders hebben in 't algemeen hunne natuur
wat somber opgevat. Ligt de oorzaak daarvan misschien hierin, dat zij
vooral de uitdrukking der kracht door waterverf hebben gezecht ? Ref. kan
dit eenzijdig streven niet goedkeuren. Te minder omdat helderheid, door
schijnendheid juist de eigenaardigheden der waterverf zijn. Men zie b.v.
het poëtische landschap van A. van Everdingen te Utrecht, het dorp
Giessen, door Eduard vaa der Meer; toch in 't geheel niet zonder ver
dienste ; het kamen van H. Valkenburg, en zelfs het zieke kind van J. S.
Kever overigens van harmonische kleur, doch alles te zwart. Ook mist
men in de twee laatsten de rechte uitdrukking. Zeker, J. C. Greive
heeft eene keurige, heldere teekeuing eener hardzeilpartij geleverd, waar
van alle onderdeden wel verzorgd zijn; doch hier ontbreekt de eenheid.
Niet zonder goeden uitslag leverden eenige Hollaudsche kunstenaars ook
koeatukken; bijvoorbeeld Jan Vrolijk: De Morgen. Doch, is't een onweder,
chteud of avond? Men kan 't niet wel erkennen? P. Stortenbeker's
koeien (No 211?213) hebben ecnigszins hetzelfde gebrek, doch zijn niet
onpoëtisch en goed geteekend. Het best geslaagd is De Septemberdag.'
W. B. Tholen, Jan van Essen, J. G. Vogel, J. G. Smits, J. W. van
Borselen, de Brusselsche H. van Seben leverden goede gezichten uit Holland;
de laatste zelfs eenen recht poëtischen fvisscher. In hetzelfde genre
vond men hier twee teekeningen van N, van der Waay; maar verdien
stelijker is nog van E. Verveer De invaliden der zee," 4 Oudjes op eene
bank, met treffelijke waarheid gepenseeld. Nalatiger s De «rouw van
den landman/' door A. Nechuys behandeld.
Onder de hollaudsche schilderessen vinden wij Margaretha Roosenboomi
G. J. vau de Sande?Bakhuizen, M. Bilders?van Bosse, C. Pruys van der
Hoeven. De rozen der dame, die zoo eigenaardig haren naamdraagt, zijn
dun en gracelijk over eene donkere aarden vaas geslingerd en maken
eenen liefelijken indruk, zoowel van verre als van nabij. Eene aanmerking
(een gebrek van vsle bloemschilders) moeten wij evenwel maken; de pro
portie is veel te groot genomen. Ik heb in mijn leven zulke groote roaen
nog niet gezien! Denkt men zich zulk eene roos op de borst van een
meisje, dan moet dit minstens twee meter lang zijn. Ook is het groen der
rozea wat nalatig behandeld. Den anderen dames bieden wij onzen
aanmoedigenden hoofdknik, maar mevrouw Bilders heeft zich (weg schuilende
achter de impressionisten) wel wat al te luchthartig van haren Winter en
Heide afgemaakt.
Wij hebben ten slotte eenen handdruk vaa erkentelijkheid over voor
C. van Camps allerliefste kinderen op eenen duin. De engelsche
croquetspeelster van A. Sempach (door den kataloog Eene dame onder eenen
olijfboom" genoemd) is een deels recht fijn en geslaagd werk;
Pecquereau's Dordrecht is goed opgevat; Navone's teekening heeft karakter,
maar is te veel would-le geniaal gesmeerd. J. W. Martens' Vrouw met
Katjes is eigenlijk eene kolossale studie. De katjes van Mevr. Henriette
Pionner winnen den prijs en wedijveren met de geestige Kalkoenen van
den romeinschen Sioionetti. Vele andere Italiaansche kunstenaars verdien
den zoowel als menig Belg nog met onderscheiding genoemd te worden;
doch wij moeten eindigen. Wij komen alleen nog op een paar Hollanders
terug; op G. Henkes die uitmunt door zijne Mauvaise langiie
(Achter/!'.)- voorgesteld, d&or