Historisch Archief 1877-1940
DE
'sfc. 3MI
de Pargscfee meisjes, en niet lang naar genegenheid gevraagd!"
» Maar Nanette dan, een halfjaar geleden."
»Dus reeds het tweede blauwtje in den tijd van een half jaar!
Den eersten keer ga ik rechtstreeks op nrijn doel af, ik onder
handel eerst met het meisje, maar val niet in den smaak van
den geldzak van een papa. Dea volgenden keer spreek ik eerst
met den vader, doch nu hapert het de dochter aan genegenheid
voor mijn persoon. Laten ze naar den drommel loopen! Maar ik
Weet wel wat ik doen zal zij zullen mij leeren kennen!1'
De man, die aldus vertelde, dat hij wist wat hij doen zou, heette
Frits Wörlein en bewoonde een buitengoed op een dorp in de
nabijheid eener groote stad. De andere stem, die schuchter maar
gepast hare korte opmerkingen in het midden bracht, behoorde
aan denzelfden Frits Wörlein, en was zijn beter ik dat zich het
recht om mee te praten niet had laten ontnemen, ofschoon het
bij ervaring wist, dat gewoonlijk het tegendeel zijner iuzicliten
zegevierde. Het stilzwijgende gesprek had plaats in een klein open
rijtuig, waarin Frits uit de stad terugkecreod naar zijn landgoed
reed. Achteloos leunde de man in zijn keurig zwart pak, met het
blauwe ordelintje in het knoopsgat, achterover, en men zou het
hem waarlijk niet aangezegd hebben, dat onder zijn zorgvuldig
gekamd haar, zijne gedachten zulk eene stormachtige samenspraak
hielden. Hij was er zelf ook verbaasd over, dat zijne meaaingen
en gevoelens in zulke flinke duidelijke bewoordingen voor den
dag kwamen, en het deed hem blijkbaar genoegen, dat ze elkander
geen antwoord schuldig bleven. Daarom zag hij er ook volstrekt
niet zoo verdrietig en baloorig uil. als men wel zou denken; zijn
gezicht had zelfs een tevredene uitdrukking, en hij streek met
zij-ne fijn behandschoende rechterhand langs zijn rosachtigen haard
en over zijn krullend felead haar, en keek intusschen met onder
zoekenden blik naar de vergalde knoopen r.an den rok van zijn
koetsier, in n woerd hij was zoo opgeruimd na zijn blauwfje
als Gambetta après la chute.
Te huis gekomen gunde hij zich den tijd niet om zich te
verkleedeB, maar zette zich dadelijk aan zijne schrijftafel neder, trok
zijne handschoenen uit en schreef na kort beraad de volgende
regels neder:
Aan eene beschaafde jonge dame met beminnelijk uiterlijk
wordt de gelegenheid geboden, een in ieder opzicht goed huwelijk
te doen. Vereischten zijn: echt vrouwelijk karakter en zin voor
huiselijkheid. Vermogen wordt niet verlangd; wel toezending van
photographiseh portret. Geheimhouding wordt verzekerd. Brieven
onder de letters X Y Z 365, poste restante ***."
Deze advertentie zond hij naar ds courant, toen trok hij zijn
huisjasje aan, en nadat hij Balzac's Femme abandonnée uit de
boekenkast had genomen, ging- hij naar den tuin, om aldaar in
zijne hangmat uitgestrekt G! lezend het etensuur af te wachten;
doch de slaap overviel hem en weldra sluimerde hij, met de ver
latene vrouw op zijne borst, gerust in.
Zijn slaapje verkwikte hem echter niet. Bij zijn ontwaken ge
voelde hij zich veel neerslachtiger dan ts voren, en mismoedig
ging hij aan tafel. Thans eerst begon hem zijne afwijzing te hin
deren, en hij was blij, dat hij bezoek kreeg van zijnen vriend en
bewonderaar Jozef Grasberger. Deze heer was gewoon alles mooi
en voortreffelijk te vinden, wat Frits deed, enkel en alleen om
dat Frits het deed, die verscheidene jaren te Parijs had doorge
bracht en aan deze hoogeschool des levens veel had geleerd, wat
Grasberger's naijver opwekte. Hij sapte hem ailes na: hij had
denzelfden gang aangenomen als Frits, hij stak evenals deze zijne
duimen in zijne broekzakken, hij sprak gelijk Frits op vreerade
wijze de s uit, ofschoon dit niets met de Parijsche mode te maken
had; hij kende geen beteren wijn dan dien in Wörlein's kelder,
geen fraaiere rijtuigen en paarden dan in diens stal, en betreurde
het van harte, dat er sedert eenigen lijd geen rnooi
huishoudstertje meer voorhanden was, die hij in zijnen ijver om Frits na
te volgen gewoonlijk ook het hof maakte. Op n punt bezat hij
eene zelfstandige opinie, dat was op het punt van halsboorden.
Terwijl Wörlein, die breed van borst en schouders was, omge
slagen kragen droeg, bad Jozef, die met eenen buitengewoon
langen hals was gezegend, en zich daarop veel liet voorstaan, zeer
lage boordjes, waardoor dit slanke lichaamsdeel cp wonderbaarlijke
?wijze uit zijne smalle schouders omhoog steeg. Overigens was hij
niet kwaad, zijne geestesgaven waren onbeduidend, maar hij
maakte geen onaangenamen indruk.
Hoe onzelfstandig Grasberger mocht wezen, toch was hij inder
daad de oorzaak van de zelfstandigheid en oorspronkelijkheid van
Wörlein, die door de bewondering van zijnon vriend zich telkens
aangedreven gevoelde nieuwe bewijzen van de eigenaardigheid en
oorspronkelijkheid van zijnen geest te leveren. Frits broeide
theorieën uit en verzon leerstellingen enkel en alleen met dat doel.
Hij schermde veel met de woorden »uit principe" zonder ooit
over hunne beteekenis te hebben nagedacht, en verioer zich, in
gezelschap van Jozef, in allerlei beschouwingen over de werelden
de menschheid, terwijl hij anders waarlijk geen bespiegeleade
natuur bezat. Grasberger zou de laatste persoon geweest zijn
aan wien Frits den ongelukkigen afloop van zijti huwelijksaanzoek
zou mededeelen, dus was het niet om hem tot zijaen vertrouwde
te maken, dat hij zich verheugde in zijne komst. Och neen, tot
afleiding was Jozef juist goed genoeg, en die verschafte hij hem
door met aandacht en bewondering naar zijnen scherpen spot en
zijne geestige invallen te luisteren.
Den volgenden dng gevoelde Frits zich nog neerslachtiger, en
toen hij des avonds zijne advertentie in de courant las, zeide hij
hij y.ich zei ren: «Wij zullen toch nog eens rijpelijk over de zaak
denken." De woorden: »een in ieder opzicht goed huwelijk" zagen
er thans zoo vet gedrukt geheel anders uit, dan toen hij ze dacht
en nederschreef. Waar is het, dacht hij, maar het had toch niet»
zco precies behoeven gezegd te worden.
Des anderen daags haalde hij uit de stad een dik paket brie
ven af, en bleef daarna met zijnen vriend Grasberger flaneeren,
okof hij volstrekt niet, nieuwsgierig naar den inhoud was. Eerst
in den loop van den namiddag, toen hij op de koele veranda zijne
kofiie dronk, haalde hij de brieven te voorschijn.
De eerste, vergezeld van eea goed geretoucheerde photographie,
sprak van trouwe, zelfopofferende liefde en van groote bedreven
heid ia de edele kookkunst. De aanhef van den tweeden brief,
waarin zich het portret van eene magere dame van middelbare
jaren bevond, luidde koen en vertrouwelijk: Gij zijt mij in den
droom verschenen! Eene onbedrieglijke stem zegt mij, dat gij
het zijt! Ik kom, ik kom en niet met ledige handea!"
Een angstig gevoel bekroop hem bij het lezen dezer woortlen,
en hij greep haastig naar den volgenden brief, die bem eskter
nos meer in verlegenheid bracht. Er vielen twee photographieöa
uit; de eene van eene knappe jonge vrouw, die Frits niet geheel
onbekend voorkwam, de andere van twee kleine meisjes, ie
scaaehter tegen elkander aangedrongen, hen met groote oogen aankeken.
De in eenen zwaarmoedigen toon geschreven brief meldde, dat de
dame sedert een half jaar weduwe was en behoefte geveelde aan
manne!ijken steun. Ik ben wel is waar geen jong meisje, maar
daarom ook zonder illusies".
Een piepjong ding met een onbeduidend neuswijs gezicht, en
een begeerlijken trek om den ietwat te kleinea mond, schreef op
oen blauw gelinieerd stuk papier uit een schoolschrift: Weledele
Heer! Jong getrouwd, beeft nooit berouwd, zeggen e ©aden;
hoeveel te meer wij kinderen der negentiende eeuw. Gij weet niet
hoe heer'.ijk en verheven het mij toeschijnt de roeping eener vrouw
te vervullen. Dat ik beschaafd ben en zin voor huiselijkheid
bexit, spreekt van zelf. Geheimhouding wordt ook van mijnen kant
verzekerd".
Zonder medeweten mijner dochter, die mif dezen stap n00it-zou
vergeven", zoo schreef een vader, zend ik u haar portret". Een
grof vrouwspersoon stond daar met de hand op een strijkijzer ge
leund, te midden eener bekoorlijke omgeving van potten, pannen,
koffiemolens en potlepels. Het geheel maakte den indruk vaa te
zijn vervaardigd voor gelegenheden als deze.
Frits sprong op en haalde zijn schrijfgereedschap. Hij verzegelde
zorgvuldig iedere photographie en schreef er het adfes op. De
brieven, die hij nog niet ingezien had, liep hij met eenen
vtaehtigen blik door, eigenlijk alieen om er de adressen uit over te
nemen. Ten laatste kwam hem eenen brief in handen, waarbij
geene photographie was gevoegd. In eene duidelijke sierlijke hand
stonden er de volgende woorden geschreven: De inzender heeft
over het hoofd gezien, dat het in de eerste plaats aan hem was
een bewijs van vertrouwen te geven, en zijnen naam te noemen".
K. R. 99.
fiij beet zich op de lippen en beschouwde een tijdfong met
samengetrokken wenkbrauwen het nette vlugge schrift. Hij stond
op en ging in huis, om zich tot uitgaan geceed te maken. Pein
zend kwam hij weer terug en nam den brief opnieuw ter hand.
»!k doe het," zeide hij eindelijk, »zij heelt volkomen gelijk."
En nadat hij een poosje op zijnen ivoren penaenheuder had ge
beten, schreef hij:
? Er bestaat geen reden om mijnen naam te verbergen. Mijne
bedoelingen zijn eerlijk, l'; knn niet aanvoeren, gelijk men dat
gewoonlijk pleegt te doen, dat ik met geene dames in aanraking
kom. Ik ken er vele, en jukt wat ik met open oogen gezien heb,