De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 25 mei pagina 10

25 mei 1884 – pagina 10

Dit is een ingescande tekst.

DE 'sfc. 3MI de Pargscfee meisjes, en niet lang naar genegenheid gevraagd!" » Maar Nanette dan, een halfjaar geleden." »Dus reeds het tweede blauwtje in den tijd van een half jaar! Den eersten keer ga ik rechtstreeks op nrijn doel af, ik onder handel eerst met het meisje, maar val niet in den smaak van den geldzak van een papa. Dea volgenden keer spreek ik eerst met den vader, doch nu hapert het de dochter aan genegenheid voor mijn persoon. Laten ze naar den drommel loopen! Maar ik Weet wel wat ik doen zal zij zullen mij leeren kennen!1' De man, die aldus vertelde, dat hij wist wat hij doen zou, heette Frits Wörlein en bewoonde een buitengoed op een dorp in de nabijheid eener groote stad. De andere stem, die schuchter maar gepast hare korte opmerkingen in het midden bracht, behoorde aan denzelfden Frits Wörlein, en was zijn beter ik dat zich het recht om mee te praten niet had laten ontnemen, ofschoon het bij ervaring wist, dat gewoonlijk het tegendeel zijner iuzicliten zegevierde. Het stilzwijgende gesprek had plaats in een klein open rijtuig, waarin Frits uit de stad terugkecreod naar zijn landgoed reed. Achteloos leunde de man in zijn keurig zwart pak, met het blauwe ordelintje in het knoopsgat, achterover, en men zou het hem waarlijk niet aangezegd hebben, dat onder zijn zorgvuldig gekamd haar, zijne gedachten zulk eene stormachtige samenspraak hielden. Hij was er zelf ook verbaasd over, dat zijne meaaingen en gevoelens in zulke flinke duidelijke bewoordingen voor den dag kwamen, en het deed hem blijkbaar genoegen, dat ze elkander geen antwoord schuldig bleven. Daarom zag hij er ook volstrekt niet zoo verdrietig en baloorig uil. als men wel zou denken; zijn gezicht had zelfs een tevredene uitdrukking, en hij streek met zij-ne fijn behandschoende rechterhand langs zijn rosachtigen haard en over zijn krullend felead haar, en keek intusschen met onder zoekenden blik naar de vergalde knoopen r.an den rok van zijn koetsier, in n woerd hij was zoo opgeruimd na zijn blauwfje als Gambetta après la chute. Te huis gekomen gunde hij zich den tijd niet om zich te verkleedeB, maar zette zich dadelijk aan zijne schrijftafel neder, trok zijne handschoenen uit en schreef na kort beraad de volgende regels neder: Aan eene beschaafde jonge dame met beminnelijk uiterlijk wordt de gelegenheid geboden, een in ieder opzicht goed huwelijk te doen. Vereischten zijn: echt vrouwelijk karakter en zin voor huiselijkheid. Vermogen wordt niet verlangd; wel toezending van photographiseh portret. Geheimhouding wordt verzekerd. Brieven onder de letters X Y Z 365, poste restante ***." Deze advertentie zond hij naar ds courant, toen trok hij zijn huisjasje aan, en nadat hij Balzac's Femme abandonnée uit de boekenkast had genomen, ging- hij naar den tuin, om aldaar in zijne hangmat uitgestrekt G! lezend het etensuur af te wachten; doch de slaap overviel hem en weldra sluimerde hij, met de ver latene vrouw op zijne borst, gerust in. Zijn slaapje verkwikte hem echter niet. Bij zijn ontwaken ge voelde hij zich veel neerslachtiger dan ts voren, en mismoedig ging hij aan tafel. Thans eerst begon hem zijne afwijzing te hin deren, en hij was blij, dat hij bezoek kreeg van zijnen vriend en bewonderaar Jozef Grasberger. Deze heer was gewoon alles mooi en voortreffelijk te vinden, wat Frits deed, enkel en alleen om dat Frits het deed, die verscheidene jaren te Parijs had doorge bracht en aan deze hoogeschool des levens veel had geleerd, wat Grasberger's naijver opwekte. Hij sapte hem ailes na: hij had denzelfden gang aangenomen als Frits, hij stak evenals deze zijne duimen in zijne broekzakken, hij sprak gelijk Frits op vreerade wijze de s uit, ofschoon dit niets met de Parijsche mode te maken had; hij kende geen beteren wijn dan dien in Wörlein's kelder, geen fraaiere rijtuigen en paarden dan in diens stal, en betreurde het van harte, dat er sedert eenigen lijd geen rnooi huishoudstertje meer voorhanden was, die hij in zijnen ijver om Frits na te volgen gewoonlijk ook het hof maakte. Op n punt bezat hij eene zelfstandige opinie, dat was op het punt van halsboorden. Terwijl Wörlein, die breed van borst en schouders was, omge slagen kragen droeg, bad Jozef, die met eenen buitengewoon langen hals was gezegend, en zich daarop veel liet voorstaan, zeer lage boordjes, waardoor dit slanke lichaamsdeel cp wonderbaarlijke ?wijze uit zijne smalle schouders omhoog steeg. Overigens was hij niet kwaad, zijne geestesgaven waren onbeduidend, maar hij maakte geen onaangenamen indruk. Hoe onzelfstandig Grasberger mocht wezen, toch was hij inder daad de oorzaak van de zelfstandigheid en oorspronkelijkheid van Wörlein, die door de bewondering van zijnon vriend zich telkens aangedreven gevoelde nieuwe bewijzen van de eigenaardigheid en oorspronkelijkheid van zijnen geest te leveren. Frits broeide theorieën uit en verzon leerstellingen enkel en alleen met dat doel. Hij schermde veel met de woorden »uit principe" zonder ooit over hunne beteekenis te hebben nagedacht, en verioer zich, in gezelschap van Jozef, in allerlei beschouwingen over de werelden de menschheid, terwijl hij anders waarlijk geen bespiegeleade natuur bezat. Grasberger zou de laatste persoon geweest zijn aan wien Frits den ongelukkigen afloop van zijti huwelijksaanzoek zou mededeelen, dus was het niet om hem tot zijaen vertrouwde te maken, dat hij zich verheugde in zijne komst. Och neen, tot afleiding was Jozef juist goed genoeg, en die verschafte hij hem door met aandacht en bewondering naar zijnen scherpen spot en zijne geestige invallen te luisteren. Den volgenden dng gevoelde Frits zich nog neerslachtiger, en toen hij des avonds zijne advertentie in de courant las, zeide hij hij y.ich zei ren: «Wij zullen toch nog eens rijpelijk over de zaak denken." De woorden: »een in ieder opzicht goed huwelijk" zagen er thans zoo vet gedrukt geheel anders uit, dan toen hij ze dacht en nederschreef. Waar is het, dacht hij, maar het had toch niet» zco precies behoeven gezegd te worden. Des anderen daags haalde hij uit de stad een dik paket brie ven af, en bleef daarna met zijnen vriend Grasberger flaneeren, okof hij volstrekt niet, nieuwsgierig naar den inhoud was. Eerst in den loop van den namiddag, toen hij op de koele veranda zijne kofiie dronk, haalde hij de brieven te voorschijn. De eerste, vergezeld van eea goed geretoucheerde photographie, sprak van trouwe, zelfopofferende liefde en van groote bedreven heid ia de edele kookkunst. De aanhef van den tweeden brief, waarin zich het portret van eene magere dame van middelbare jaren bevond, luidde koen en vertrouwelijk: Gij zijt mij in den droom verschenen! Eene onbedrieglijke stem zegt mij, dat gij het zijt! Ik kom, ik kom en niet met ledige handea!" Een angstig gevoel bekroop hem bij het lezen dezer woortlen, en hij greep haastig naar den volgenden brief, die bem eskter nos meer in verlegenheid bracht. Er vielen twee photographieöa uit; de eene van eene knappe jonge vrouw, die Frits niet geheel onbekend voorkwam, de andere van twee kleine meisjes, ie scaaehter tegen elkander aangedrongen, hen met groote oogen aankeken. De in eenen zwaarmoedigen toon geschreven brief meldde, dat de dame sedert een half jaar weduwe was en behoefte geveelde aan manne!ijken steun. Ik ben wel is waar geen jong meisje, maar daarom ook zonder illusies". Een piepjong ding met een onbeduidend neuswijs gezicht, en een begeerlijken trek om den ietwat te kleinea mond, schreef op oen blauw gelinieerd stuk papier uit een schoolschrift: Weledele Heer! Jong getrouwd, beeft nooit berouwd, zeggen e ©aden; hoeveel te meer wij kinderen der negentiende eeuw. Gij weet niet hoe heer'.ijk en verheven het mij toeschijnt de roeping eener vrouw te vervullen. Dat ik beschaafd ben en zin voor huiselijkheid bexit, spreekt van zelf. Geheimhouding wordt ook van mijnen kant verzekerd". Zonder medeweten mijner dochter, die mif dezen stap n00it-zou vergeven", zoo schreef een vader, zend ik u haar portret". Een grof vrouwspersoon stond daar met de hand op een strijkijzer ge leund, te midden eener bekoorlijke omgeving van potten, pannen, koffiemolens en potlepels. Het geheel maakte den indruk vaa te zijn vervaardigd voor gelegenheden als deze. Frits sprong op en haalde zijn schrijfgereedschap. Hij verzegelde zorgvuldig iedere photographie en schreef er het adfes op. De brieven, die hij nog niet ingezien had, liep hij met eenen vtaehtigen blik door, eigenlijk alieen om er de adressen uit over te nemen. Ten laatste kwam hem eenen brief in handen, waarbij geene photographie was gevoegd. In eene duidelijke sierlijke hand stonden er de volgende woorden geschreven: De inzender heeft over het hoofd gezien, dat het in de eerste plaats aan hem was een bewijs van vertrouwen te geven, en zijnen naam te noemen". K. R. 99. fiij beet zich op de lippen en beschouwde een tijdfong met samengetrokken wenkbrauwen het nette vlugge schrift. Hij stond op en ging in huis, om zich tot uitgaan geceed te maken. Pein zend kwam hij weer terug en nam den brief opnieuw ter hand. »!k doe het," zeide hij eindelijk, »zij heelt volkomen gelijk." En nadat hij een poosje op zijnen ivoren penaenheuder had ge beten, schreef hij: ? Er bestaat geen reden om mijnen naam te verbergen. Mijne bedoelingen zijn eerlijk, l'; knn niet aanvoeren, gelijk men dat gewoonlijk pleegt te doen, dat ik met geene dames in aanraking kom. Ik ken er vele, en jukt wat ik met open oogen gezien heb,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl