Historisch Archief 1877-1940
'?O
AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NE-BERLANB.
No. 361
tot tijd al- zijn ambtgenooten te hulp te komen, behalve den heer Van
den Berg.
Maar de discussie over de exploitatie van den spoorweg Amersfoort
Nijmegen heeft aangetoond, dat ook de Minister van Waterstaat het zon
der hulp van den Premier niet meer stellen kan.
En zelfs mét diens bijstand kon hij de nederlaag niet verhoeden.
Helaas, ook het aureool dat dezen reus omgaf is ten slotte niets meer
dan een stofwolk gebleken. De Minister ia een aardig causeur, maar
hij praat te veel om de zaken heen.
Zijn andere ambtgenooten brak de heer Heemskerk reeds zoo goed
mogelijk af door voor hen op te treden. Be heer Van den Berg zal
zichzelf ook wel zonder de hulp van den Premier afbreken.
Hij is goed op weg.
In de zaak-Mooren heeft de Tweede Kamer zichzelf weer een leelijk
fiasco beschoren door de aanneming van de conelusie-Haffmans over de
herziening van het telegraaf-reglement.
Opnieuw liep de Kamer dus de quaestie. voorbij. ~~
Vreezende haar handen te branden liet zij de zaak, waarover haar be
slissing was ingeroepen, stillekens rusten en nam een beslissing, die door
niemand gevraagd was.
Het wordt waarlijk tijd, dat de Kamer ophoude met deze
struisvogeltactiek.
De liberalen zegenvierden te Almeloo.
Mr. Van Laer versloeg den heer van Sonsbeeck.
Het bericht verwekte niet weinig opzien in de Kamer.
Geen wonder!
Voor de liberalen was 't een bemoedigend teeken voor de toekomst;
Voor de conservatieven, speciaal voor den heer Corver Hooft, een
dreigend memento mori;
Voor de ultramontanen een onthulling van de geheime gedachten der
dierbare geallieerden in den strijd;
Voor de anti-revolutionairen de zekerheid, dat Rome zonder Dordt's
hulp niets vermag.
Bij de behandeling van het wetsontwerp, houdende maatregelen tot
behoud van de Vicadie-goederen, kon de Minister van Justitie liet niet
verder brengen dan tot de algemeene beschouwingen. De gewichtige
opmerkingen over het fond der zaak gemaakt, moest hij, in afwachting
Tan nader overleg met zijn adviseurs, tot bij de artikelen uitstellen.
Maar n zaak kon de Minister toch stellig meededen: het verbod van
verkoop van Vicarie-goederen strekt zich niet verder uit, dm tot de
eerste overdracht. Zoodra de goederen in de derde of vierde hand komen,
is er geen nietigheid meer te vorderen.
Dat daarmee echter de geheele wet krachteloos wordt, dat zelfs
de letter van de voordracht met deze economie in flagranten strijd is,
daaraan had de Minister nog niet gedacht.
Gelukkig gaf de hser Van der Hoeff den heer Du Tour gelegenheid ?
zich eenige dagen met 't onderwerp bezig te houden.
De schoolwet-wijzigingen zullen het eerst aan de orde komen.
Waarom? Omdat de Regeering met de financieele ontwerpen niet ge
reed is. Zij had wel de spoedige voorbereiding beloofd, maar.... dat was
in een oogenblik van verlegenheid, toen de tijdelijke financieele wetten
dreigden aan de orde te komen.
Nu zijn den definitieve voorstellen in de maak, doch.... als de
schoolwets-wijziging eens werd aangenomen, zou het niet onmogelijk zijn, dat de
versterking der rijksmiddelen voorloopig kon uitblijven.
Daarom drong de heer Heemskerk op de spoedige afdoening der onder
wijs voordracht aan.
Is er noodzakelijk verband tusschen de onderwijswetten en de
klassenbelasting? vroeg de heer Lieftinck den voorzitter, die daarop had gezinspeeld.
De heer Gremers had echter alleen gewezen op den mogelijken invloed
van de onderwijswet-wijziging op de stemming over de klassenbelasting.
Toch klinkt zulk een vingerwijzing uit den mond des Voorzitters vreemd.
En vooral uit den mond van den heer Cremers, die er nooit zoo bij
zonder veel werk van heeft gemaakt het causaal verband te zoeken!
Het schijnt, dat de Kamer 't er op toelegt om de herziening van het
reglement van orde, door den heer Van Eek voorgedragen, ad calendas
graecas te verschuiven.
Waartoe die tactiek ?
Wil men de wijziging, men neme haar zoo spoedig mogelijk aan. Wil
men haar niet, men verwerpe ze.
Maar met de ernstige poging van een der ijverigste Kamerleden, om in
de waarlijk niet zeer gelukkige wijze van werken der vergadering verbe
tering te brengen, den spot te drijven, door zoolang mogelijk de behan
deling van zijn voorstel uit te stellen, dat is een even kinderachtige als
VP.9F de waardigheid der Kamer gevaarlijke oppositie-tactiek,
ONZE BLADEN.
Twee schermutselingen van eenig politiek gewicht zijn op te teekenen
in de literatuur van deze week.
De voorgenomen Delftsehe feestviering ter herdenking van den sterfdag
van Prins Willem I is op het getouw gezet door den Delftschen gemeente
raad, terwijl later van liet bestuur der Vrijmetse'aren in Nederland eene
opwekking uitging tot deelneming aan het feest. Toen was het verkorven b.ij.de
Standaard, die deze feestvieriug in een gekruid artikel sterk bestreed.
Be*katholieke pers vond een houvast in de krasse taal van het anti-rerolutionair
orgaan en klampte er zich aan vast. Zoowel Tijd als Huisgezin leenden
de wapenen uit het Stów^aard-arsenaai, daarbij zorgvuldig vermijdende
alles, waarmee zij zelven zich in de vingers zouden snijden. De Asser Ct.
gaf in dit koor de liberale noot aan, die de tegenstanders tot buitenge
wone ontwikkeling van stemgeluid dreef. Intusschen gingen de
Delftenaars, saevi tranquilli in undes als de groote Zwijger, voort met de
onderdeelen van het feest commissoriaal te maken.
De immer vaardige polemiek van den Standaard-red&ckmr kreeg nog
eene andere noot te kraken. De centrale kiesvereeniging had aan de
Almeloosche herstemmings-candidaten eene geloofsbelijdenis gevraagd, even
als vroeger aan het district Delft geschiedde. De liberale heer Van Laer
wilde geen afdoend antwoord geven, doch de Katholieke candidaat Van
Sonsbeeck schreef eene betuiging die hem voor anti-revolutionnairen
stern-pasklaar maakte. Het stukje was goed opgezet, maar de ontknooping
viel niet
meeDe ArnJi. Ct. noemde die vraag naar' politieke geloofsbelijdenis aan
matiging, en nog wel een aanmatiging van dr. Kuyper. Zij bleef niet
zonder antwoord: de redacteur van De Standaard nam het voor dr.
Kuyper op en betoogde tegenover bet ietwat beschimmelde
eoustitutionalisme der A. Ct., dat de handeling van het Centraal-Comitévolkomen
constitutioneel was.
In een artikel over de nota der Dertienmannen scheen de Standaard
eenigszins te coquetteeren met de Kappeyniaansche fractie. Als die
dekselsche schoolwet er maar niet tusschen zat. Daarentegen kwam de Arnli.
Ct., naar aanleiding der feestrede van den heer Van Kerkwijk, nog eens
terug op den cóterie-geest in onze politiek.
De verpleging van krankzinnigen gaf stof aan De Tijd en het Leidsche
Dagblad, terwijl de Maasbode, naar aanleiding eener Rotterdamsche
quaestie, denkbeelden over armenzorg ten beste gaf.
De Büchler-zaak werd behandeld in de Eoü. Ct. en de Kamper Ct.
Men kan aan den naam der bladen nagaan, in welken geest het oordeel uitviel.
Voorts vonden wij nog in de Midd. Ct. een stuk over balddadigheid ia
verband tot de opvoeding, naar aanleiding van eene ministeriëele circulaire
over het breken van telegraaf-isolators, en een ingezonden artikel in het
Haagsche Dagblad over onze luitenants.
Verleden week vertelden wij hoe De Tijd het Nieuws de les las over
een oneerbiedig feuilleton. Zooals de ouden zingen, zoo piepen de jongen.
De Gelderlander deed uit de lagere sfeereu der katholieke pers een nagalm
op het T^'d-artikel hooren, giftiger en onbeschaafder dan het origineel,
doch tot dezelfde conclusie komende: Ten v ure met de liberale pers eo
vooral met het Nieuws.
Onschuldig Nieuws, waaraan hebt gij zooveel smaad verdiend!
KUNST.
DE INDUSTRIEEL VAN PONT-AVESNES,
in het Grand Théatre".
De Heer van Lier viert het herstel uit zijne ernstige ziekte op
waardige wijze. Ia mededinging met het ..Nederlandsen Tooneel" heeft
hij het belangrijk tooneelwerk van Ohnet gemonteerd.
In de volgende week geven wij ons het genoegen eene vesgelijking in
te stellen. Wij haaeten ons een plicht der dankbaarheid aan de»raepanning
van het gezelschap Van Lier te kwijten, en te 'getuigen, dat orer-het ge
heel en in vele onderdeelen deze uitvoeringen niet staan beneden die van
de Koninklijke Vereeniging. In sommige opzichten is zelfs "hier de palm
verdiend.
Ook de bewerking van den Heer Bigot, naar dea roman, heeft licht
punten, die in het andere tooneelspel gemist worden.
Allerbelangrijkst voor den vriend der kunst is eene vergelijking der
beide vertooniugefl, waartoe wij onze lezers dan ook ten zeerste op
wekken. Alb. Th.
KUNST-TEN-TOON-STELLINGEN.
Utrecht, Amsterdam, 'S'GravcnJiage.
II.
Wanneer, voor 30, 40 jaren geleden, een liefhebber of liefhebster een
O.-I.-inkt-teekeningetjen had gemaakt naar een staalgravure, die den Ame
rikaan Bartlett verduizendvoudigde, of naar een steendruk, die het ro
mantisrne van Achille en Eugène Devéria bestemd was te vereeuwigen,
dan bedekte de liefhebber de randen van zijn teekenpapier met een
kaspapieren surtout, hij werkte netjena binnen dat encadrement, en als het
kunststukjen voltooid was, Bartletts zonneschijnljen glinsterde en Devériaaa
karaeniertjeii, met haar donkere mondhoekjens en donkere
oogleden-schaduvv, uitdagend minaudeerde, dan was het een feest als de besmoezelde
kaspapteren rand van het blanke papier werd afgenomen, en de fijnQ
teekeiiing scherp afstak op de krijtwitte en matgladde omgeving.
Dat werd, in die tijd, door de moeders en ooms der dilettsntjens
bizonder mooi gevonden.
Maar wij zijn een ander tijdperk ingetreden. Een onmetelijke behoefte aan
kleurenharmonie heeft zich van ons meester gemaakt. Toon en nog eens1
toon, ziedaar wat wij begeeren. Of die tonen, hier en daar, over de
grenzen der voorgestelde zaken heenvloeyen, of er links en rechts ge
mpiëteerd wordt, trekken wij ons minder aan. Natuurimpressies vernieuwen
zich bij ons en de objektieve lijnen-juistheid wordt volkomen veronaohtr
zaamheid.
.Maar men rekent buiten de Nemesis der netheid en naauwkeurigheid.'
Pas heeft een talentvol impressionist niet zonder genialiteit zjja landschap,