De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 25 mei pagina 3

25 mei 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

m 361 DE AMS'TERBAMM'E-R, WE&KBLA0 VOOR NEDERLAND. 3 met bet noodige water en de noodige onweerswolken, of zgn boerensehoorsteen, met aardappelen vereerende menschen en kinderen, afgeflodderd, of^dan kemt een onzichtbare hand met een scherpe schaar, en snijdt meedogenloos door de teêre tonen, om vier gladde kanten aan de teekening te verschaffen, legt en plakt die teekening op een vlekloos wit papier van vier maal haar oppervlakte, doet den vreeslijksten strijd ontstaan tusHchen dien akeligen witten rand en de teêre tonen van de teekening, weHce stryd steeds met het doodslaan van die paletweelde door dat stukadóorskoloriêt eindigt. Somtijds ook snijdt men de aquarel niet af, maar knipt een vierkant in een wit papier en bedekt met de randen de uitvloeyende kanten van het kunstgewrocht. Hoe komt men toch tot zulk een barbaaruchheid ? Bij vroegere geslach ten is daar geen voorbeeld van. Men beklaagt zich zoo vaak, dat een schilderij slecht hangt; dat een buurman het doodslaat; maar systematiesch worden thands de aquarellen vermoord door haar makers. Tegen dat schitterende wit is het niet uit te houden. Men heeft somtijds beweerd, dat nieuwe vergulde lijsten schaden aan schilderijen; dat geen ondergaande zon met zijn purper en goud tegen dat blinkend verguldsel bestand is ; dat men veel beter deed, zooals voor heen, de schilderijen met ebbenhouten lijsten te voorzien: maar de witte randen der teekeningen zijn nog veel erger. ^De Heer C. W. Hoevenaar schijnt dit ingezien te hebben, en omlijst zijn Opkomend onweer" (m. a. w. 7 koebeesten) met een rand, waarvan de ruwheid de witheid althands wat tempert. Aan de teekening Voor den wind"van den Doesborgschen Heer H.W.Jansen en aan den heerlijk geheimzinnigen avond van den HèV Wijsmuller schaadt dat witte papier in hoifce mate en aan de meeste. Een eenvoudig boekbinder kiest, bij het leer van zijn rug, voor zijn borden en voor zijn schutbladen, een papier dat er bij kleurt, wel bij af steekt, maar toch mee harmonieert; en onze ZiMws^-schilders, die doorgaands met (onredelijke) geringschatting op de zoogenaamde handwerks lieden neerzien, bekreunen zich om zoo iets gantschelijk niet; en de elite onzer kunstbeschermers vinden dat zelis mooi. De tegenwoordige amsterdamsche ten-toon-stelling is weer niet rijk aan stukken, waarbij een ontwerp aan de uitvoering is voorafgegaan. Nu ia 't waar. dat voor landschapschilders (en van de 130 teekeningen zijn er 74 in de open lucht voorgesteld, en op die allen spelen boomen en beesten de hoofdrol) de natuur meer een open schatkamer is dan voor het genre. Bij een maneschijn, zoo geheimzinnig als die van den Heer L. Apol, heeft men dan ook niets meer te wenschen; stout is die van den zoo even ge noemden Heer Hoevenaar; waarheid van effekt treft in de half bewolkte maan van den Heer Roermeester (zijn Jcorenmolen ademt wat onrust). Die van den Heer J. G. Smit (op de Ysel bij Hattem) hangt boven de onder gaande zon van den Heer Joh. Hilverdink; zij schaden elkander niet; o.a. ook om dat beiden de natuur misschien nog niet genoeg op de daad betrapt Jiebben. Be Heer Hilverdink is iemant, die van glinstering houdt, en werkelijk verdient zijn koolteekening (waarom ftisain? gaan wij voortaan fransch praten?) bizondere vermelding. Daarentegen heeft zijn Weiselbach bij Hosenlans" het lot niet kunnen ontloopen om aan een gedrukte prent van voor 100 jaren te doen denken. Mevr. Bilders-van Besse levert een WinterscJtemering, met fijngetakte boomen, die veel natuur aanbiedt. Met leedwezen verneemt de kunstwaereld, dat haar geestrijke echtgenoot om ziekte het penceel heeft moeten neerleggen. De Heer van Essen schittert vooral door een keurige peateekening. 's Heeren Eversens ronde toren (Beventer) zondigt wel weer een weinig door zijn konventieneel kleurengamma; zijn koolteekening (Purmerend) is fraai. De Heer De Haas Hemken vertegenwoordigt Rotterdam niet onverdien stelijk. Be Heer Hazen heeft de oude molen te Vorden met dichteroogen aan gezien; maar zijn het eenden, die daar die witte vlekken motiveeren ? Be Heer Ed. van der Meer kent het hulpmiddel van het nat aquarelleeren (anderen zoeken hun effekt in drege penceelen op robbelige gronden: dan krijgt men van zelf geniale effekten). Zijn geboomte is echter wat vlakkerig. Den Heer Nachtweh besprak ik reeds. Fraai, aangenaam van kleurenspel en gevoelig van lijnen zijn de paar den van den Heer Nakken. De Heer Oppenoorth heeft zich, in de laatste tijd, bizonder gunstig doen kennen. In zijn 's Morgens langs de SeeJa is het gebladerte goed uitgedrukt. Mooi gekomponeerd (of gekozen?) is zijn Berlxnboschje, schoon wat ruw van behandeling. De Heer Schipperus levert aquarellen van 1V3 meter bij l meter. Is dat wel van goede smaak? Er is toch nooit in een waterverfteekening het effekt van een schilderij: zal men er dan zoo'a groote muur vlakte mee bedekken ? De Heeren Oosterbaan, Rust, Vertin en van Wisselingh leveren land schappen, die hun eer doen. 's Heeren Wijmullers Winter is fraai; zijn (Amst.) BloemmarMte diep. De Heer Jan Vrolijk, die ook hard vooruitgaat, geeft een gezicht Bij do Vaart: 2 koeyen en l schuit in avondtoon. Het groen heeft iets min aan genaam rhubarberachtigg. £,J de looiscltelf bevinden zich 3 koeyen waarvan 2 onder de verdenking komen het, als sommige assyriache stierenparen, met l kop te moeten doen; ook lijken de vogels en de bladen sprekend op elkaar. Te vergeefs heb ik getracht te weten te komen, of de zwarte toetsjens aan de rechter hand op 's Heeren Weissenbruchs Zoomryk landschap, menschen of palen moeten voorstellen. Zijn stuk met de zware boomstammen, ofschoon de oorbaarheid van denonzekeren omtrek mij niet blijkt, dunkt mij fraayer. Vele werken van de Heeren impressionisten winnen, wanneer men ze I bjj Bchetteratond ziet, wanneer men dan de ooeen een weinig sluit, ea j ..- """ """""- f^ er een paar nieter van af gaat staan. De Heer Bauffe heeft zijn polder verkocht voor de verloting, de Heer W. Gr. ten Hoet zijn op het erf. De Heer Eerelman levert een goed strandtooneel, met 3 klimmende paarden, van voren. De Heer J. W. Gruyter, de bekende zeeschilder, laat zich niet onbetuigd. Bizonder blinkt uit de Heer Marinns Heyl, met zijn rijke poel met eenden en zijn fraai riviergezicht. De Heer W. B. Tholen heeft een Korenmeten verkocht van een biz0n« der fraai effekt, te midden van die zwevende wolken, Misschien heb ik nog enkele land- en water-schappen onvermeld gelat*»»»Een volgenden keer over da andere genres. 22 Mei, '84. JID. Tb,1 EEN WOORD OVER DE DRIEJAARLUKSCHE TENTOONSTELLING VAN SCHILDERIJEN TE 's-GRAVENHAGE. Een belangrijke verzameling schilderijen is dit jaar in de académie zalen te 's-Hage bijeengebracht. Niet alleen vinden wij er nagenoeg al onze goede meesters vertegenwoordigd, maar ook uit het buitenland werden ons vele doeken toegezonden, zoodat de expositie in alle opzichten ala geslaagd mag beschouwd worden. Aangezien ik slechts over een beperkte plaatsruimte kan beschikken, is het mij onmogelijk alle werken te behandelen, ook zie ik mij daardoor genoodzaakt mij uitsluitend tot de schilderijen te bepalen. Vóór ik echter met mijn overzicht begin, moet ik een woord van lof brengen aan de commissie dia niet de plaatsing belast was, en die naar mij dunkt, met bijzondere zorg deze zoo moeilijke taak vervulde. De portretten bijvoorbeeld, zijn met de onderscheiding behandeld dia zij verdienen; men behoeft ze niet zooals elders in de lucht te zoeken maar zij zijn, evenals te Parijs la cimaisse geplaatst, waardoor men in de gelegenheid is ze nauwkeurig te bestudeeren. Zoo kan men nu het portret van den heer Loudon, door mej. Thérèse Schwartze zoo uitmun tend geschilderd, op zijn gemak bewonderen. De kop is mooi getoetst en alles vlot gedaan, de houding is zeer eenvoudig en waardig, het geheel heeft veel relief, en zelfs de jas die anders door de schilders wel eens als bijzaak behandeld wordt, is hier goed en met zorg geschilderd. Er is ook veel goeds in het welgelijkende portret, dat de heer De Josselin de Jong van den heer Stortenbeker vervaardigde; men ziet er vooral een ernstig streven naar waarheid in; de artist tracht de natuur zeo een voudig mogelijk weer te geven, en dat is ontegenzeglijk een groote verdienste; intusschsn moet hij zich in acht nemen niet droog te worden in opvatting van achtergrond en jas, men valt zoo licht in een uiterste; dat ziet men o. a. in het portret dat de heer Van Maarelexpo seerde, het is te artistiek behandeld, de kop is mooi van kleur en knap gedaan, maar de entourage is te overdreven gesmeerd, dat is geen schil deren meer. Een groot contrast vormt dit doek met het portret van mej. Hubrecht, het is goed geteekend en met zorg afgewerkt maar het is wat saai van kleur, het vleesch is nog te leerachtig. Ook liet portret van den heer Egenberger is niet van verdienste ontbloot; die van den heer Sinkel uit Dusseldorp zijn magnifique geacheveerd, iets uitvoerigers zou men zich niet kunnen denken; vooral het baltoilet van de jonge dame is in al zijn onderdeelen meesterlijk behandeld; op charme van kleur kunnen deze doeken echter niet bogen. De twee damesportretten van den heer David Bles behagen mij in geen enkel opzicht; zij ziju porseleinachtig en vervelend geschilderd. Neen dan is het vrouwenportret van mej. Wally Moes geheel anders behandeld; misschien is de lichtwang iets te wasachtig, maar het geheel is artistiek gedaan, de houding is los, ook het kleed ea de handen zijn goed geschilderd. Mejuf. Moes tracht zich m. i. los te maken van het academische dat vroeger haar werk nog aankleefde, dit blijkt mij no? duidelijker uit het slapende kind dat zij hier exposeert; het kopje en de handjes zijn goed gemodeleerd, de kleuren zijn er schilderachtig bijgezet, het geheel is mooi van toon, jammer dat menigeen het onopgemerkt voorbij zal gaan omdat het te hoog hangt; het verdiende inderdaad een betere plaats, want het spreekt vaii eigen opvatting, eii ik kan niet van alle werken der jonge Amsterdamsche schilderschool dit getuigenis afleggen. Over veel ligt nog een eigenaardig acade mische tint. Zoo zie ik verlangend den tijd tegemoet, dat de heer Kaverman zich in een andere omgeving bewegen zal, ik meen niet alleen in vreemde musea, maar in de natuur zooals zij zich werkelijk om ons heen voordoet; zijn werk spreekt van zeer veel talent; hij heeft uitstekend leeren teekenen en modeleeren maar nu moet hij zich losmaken van de academische kleur en opvatting en zijn eigen weg volgen, ik twijfel niet of hij zal dan weldra tot onze beste schilders behooren. De taak die heer Van Looy zich stelde was zeer zwaar. Hij heeft Eva bij Abel's lijk voorgesteld en hoewel er veel verdienste in dit doek is, kan de compositie mij toch niet behagen ; de Eva schijnt mij te forsch, vooral naast den zoo tongeren Abel, en hare houding is even weinig bevallig als die van haren dooden zoon. Over het algemeen ia het vleesch goed gemodeleerd en ware de achtergrond gevoeliger van kleur en lijnen dan zou het geheel zeer winnen; intusschen mag men een zoo moedig ondernomen werk niet te streng beoordeeleii, do arbeid was zeer moeilijk en verdient allen lof. Ook de heer De Josselin de Jong waagde zich aan een stoute compositie; hij geeft ons een voorstelling van Kaïn waar deze zich, overweldigd van wroeging en smart, tegen een rots werpt. Er is veel goeds ia dit stnk, al werd ook het ideaal niet bereikt. De iiguur is te donker naar het mij voorkomt, maar het geheel is artistiek opgevat en wij kunnen veel ver wachten van deze jonge mannen, die er zoo ernstig naar streven iet» schoons, iets grootsch te scheppen. Uit de schilderijen van mej. Wandscheer spreekt nog een zeer academische geest; de teekening is verdienstelijk, maar de behandeling is nog dor eneentonig. Wij zouden deze jonge artiste Ook willen aanraden veel buiten haar atelier te werken, ea de kleurea

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl