De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 25 mei pagina 4

25 mei 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WE«1HWjA*D te bestudeeren zooals zij in de natuur naast elkander staan. 13e schilderij van den heer Naöhtweh doet taij ook meer aan een koud atelier dan aan een zomerdag buiten denken; zoo pleisterachtig doen figuren in de open lucht zich niet voor. De jonge Israëls zond een groote compositie, het ver trek van een transport kolonialen voorstellende. Het is zeer knap gedaan, de figuren zitten goed in elkander en zijn natuurgetrouw teruggegeven; ik zou echter nog meer atmospheer in het geheel verlangen; ook zou m. i. de schilderij winnen wanneer de voorste figuren uitvoeriger behandeld wa ren, hunne kleêren hadden dan iets minder gesmeerd kunnen worden. De beide stukjes van den Heer Voerman behooren zeker onder de beste der jongere school, vooral zijn Treurdagen is uitstekend van toon en mooi getoetst; ook zijn de verschillende expressies der gezichten uitmuntend weergegeven. Deze jonge artist gaat blijkbaar zijn weg, hij wordt ge nspireecd door de natuur zooals zij zich om ous heen voordoet, hij zoekt niet op zijn atelier naar eeu sujet voor een schilderij, want zijn kunste naarsoog vindt ze op straat ia de binnenkamer overal. Dat is het ware! Ook de Krnllenjongen" van mej. Bertha Valkenburg verdient een woord van lof; haar studie verraadt veel aanleg, de figuur heei'k relief, de achtergrond alleen is te bruin, ook de grond is niet natuurlijk van kleur en drukt niet genoeg steen uit; het komt mij voor dat er wat te veel in gewerkt is, zulk een fond moet nog vlotter gedaan zijn. Een rustig hoekje" van mej. Hubrecht is een lief stukje, vooral het figuurtje is mooi van kleur; de entourage is misschien een beetje zwaai'. Het studietje van den heer Witkamp is zeer bevallig van lijnen en vlot geschilderd, maar het zegt niet veel. De heer Willy Marten zond een uit stekend gemodeleerd kopje. De heer Dake exposeerde minder gelukkig; zijn voorstelling van Dante, die bij (Juido da Polenta zijn verloren Paradijs" voorleest, komt mij niet zeer geslaagd voor; het doek is niet gevoelig van kleur, daarbij ia erop teekening der figuren onderling veel af to dingen. Intusschen is de poging van den kunstenaar seer verdienstelijk om d i maal een belangrijker onderwerp te behandelen dan hij doorgaans zijn penseel waardig keurde. Naast deze schilderij hangt een mooi paneeltje van den heer Yerriter uit Leiden; het stelt een soldaat te paard voor die een ander een brief overreikt, het, is uitmuntend gedaan de figuurtjes zijn goed behandeld en breed getoetst, de kleur van het geheel is eenvoudig ea harmonieus. Nu ik mij deze schilderij voor den geest roep, herinner ik mij ook het doek van den heer Breitner waarop hij ons eveneens militairen te paard voorstelt. Er is in dit stuk veel goeds, het getuigj van talent en gevoel voor kleur, maar de kunstenaar moet zich in acht nemen om niet de teekening ter wille van de kleur te verwaarloozen; het valt niet te ontkennen dat de Haagsche school in dit opzicht ge vaarlijk is voor den beginnenden artist. Niet allen weten even goed als de heer Neijhuis teekening en kleur tot een ideaal geheel te vereeni gen ! Maar de oudere meesters en de andere.genres stel ik mij voor in een ander notnmer te behandelen» Fred, J, Verheijst. UIT BELGIË. Leuven in rep en; roer. Mej. Beerstiians. Mej. Betsy Perk. Waar alles mint kan Karel niet meer haten" (?wo alles liebt kann Karl allein nicht bassen".).... Waar de geheele provincie Zuid-Brabant naar de aloude hoofstad Lovanium samenstroomt, om te jubelen, of eenvoudig toeschouwer te zijn der natuurlijke of gemaakte geestdrift eener feestvierende bevolking, moet ook het Weekblad De Amsterdammer een duit in 't zakje komen leggen, dat naar alle zijden van- het land aan lange, lange rieten wordt uitgestoken. De Amsterdammer, Dagblad voor Nederland is ons reeds op Dinsdag den 13den Mei voorgegaan. In nummer 492, tweede blad, wordt een vrij volledig1 overzicht van het eerste gedeelte der feesten gegeven, twse dagen lang te Leuven, ter eere van de herstelling der hoogesehool gevierd. Elkeen weet zoo ongeveer dat deze inrichting voor hooger onderwijs reeds in 1425 (zonder de faculteit van godgeleerdheid,) dooi- Jan IV van Brabant werd gesticht. Een der leden van eene faculteit, hetzij leek of geestelijke, voerde aan vankelijk voor drie maanden, later voor een halfjaar, den rectorsstaf, bezat geestelijke ea wereldlijke rechtsmacht over het geheele korps professoren en studenten, en bij openbare plechtigheid den voorrang boven da bis schoppen. De kanselier der universiteit, de tweede in rang, een geestelijke, verleende de doctorstitels. Den 25sten October 1797 ging de hoogesehool ts gronde. lu 1817 riep Willem I eene staatsuniversiteit in 't leven, waarvan de werking in 1830 werd geschorst. In 1834 grondden de bisschoppen eene nieuwe hoogere school te Mechelen, die korten tijd later naar Leuven werd overgebracht. De bekende geschiedschrijver De Kam, toenmaals een jonge opgewekte priester, werd tot rector magnificus voor 't leven aangesteld, en zoo vervolgens tot op den rector, die heden aan de spits der instelling js ge plaatst. Quantum mntata! bij het jaar 1425 te vergelijken. Toch zijn de meeste professoren natuurlijk l e e k e n, in de godgeleerdheid is de kleinste faculteit. Van deze hoogesehool nu vierde men in de afgeloopen week het vijftigtigjarig bestaan, door plechtige diensten in de hoofdkerk, met eene ivould-le liturgische mis van den toonkunstenaar Bisschop, die onlangs tot lid der Koninklijke Academie te Brussel is gekozen; uitdeeling van prijzen aan de armen; een groote historische optocht, het gianspunt van het feest, wat tienduizenden van toeschouwers naar de stille academiestad trok; versieringen van huizen en straten, uitreiking van doctorsdiplomeu aan binnen- en buitenlandsche geleerden en .... h a l f g e l e e r d e n; redevoeringen, natuurlijk even veelvuldig als eentonig voor hen die buiten de hoogesehool staan; professoren-banketten en studenten-banketten; algeineene illtr ijnatie, vuurwerk, fakkeltocht, enz. Doch, het beat van al voor velen was de uitvoering van een aantal goede tconwerken, van Kadoux, Lassen, Gevaert's Jakob van Artevelde (jï.B!)in 't fransen voor gedragen ea, last not least Edgar Tinel's £ollebloernen&p tekst van P. de Moit, De drie Ridders, eene ballade van den dichter Claeys (allereerste uitvoering) voor solo, koor en orkest. Hst dagblad De Amsterdammer heeft van de muziekstukken des jongen kunstenaars niet te veel gezegd. Zy verraden meer nog dan talent alteenfrissche oorspronkelijkheid, teeder gevoel, lijnen smaak, en verdienen al gemeen gekend te zijn. Zangvereenigingen zullen die kleine koren ge makkelijk loeren, maar te Leuven schijnt zulk een gezelschap te ontbreken. Niet zonder wind kondigden de aanplakbiljetten vijfhonderd uitvoerders aan, doch naar onze opmerking waren de helft der koristen ni«t op hunnen post of zongen ternauwernood mede. De beide uitvoeringen waren middelmatig, ofschoon Gevaert's ^vrij classiek en populair behandelde cantate geene sroote moeilijkheden'oplevert. De componist was, naar wij vernemen, door de, studentencommissie der muziek uitgenoodigd tot bijwoning der voordracht van zijn werk, maar niet verschenen. Ronduit gezegd kwam aan den geleerden schrijver eene grootere onderscheiding toe. Als Gevaert toch leverde tot heden geen schrijver over muziek-geschiedenis een even grondig eu boeiend werk. Hem behoorde, meer dan velen anderen, de doctorstitel, met welken zoo kwistig en eigenaardig is overgegaan. Langs de straten, bij nacht en bij dag, zou men niet gezegd hebben dat men zich onder eane bevolking bevond, welke jaar in, er jaar uit eenen liberalen gemeenteraad kiest. De feestvreugde scheen alle partijschap te doen vergeten, indian niet het stadhuis alleen .onbevlagd en onverlicht ware gebleven, al trok da historische stoet ook herhaaldelijk zijn prachtige muren voorbij, wair het geheele Leuvensehe, Vlaamsche volks leven en streven in allerlei grillig beeldwerk den onverschilligst en toeschouwer verwarmt, die er de kracht en mocht der aloude burgerij in herkent. De burgemec-ster bad echter beleefdelijk de uitncodiging voor het professorenmaal aangenomen, wat hem door zijne collega's van den raad (zoo is hier de toesfand) zeer euvel ia geduid. Waar is het dan toch ook, dat de vertegenwoordigers van geene andera hoogesehool tot het feest zijn uitgenoodigd. Liet men die van Brussel, en verder die van het eigen land te huis, dan kon men die van andere lan den nist uitnoodigen. De hoogeschool van Brussel zal het volgend jaar haar vijftigjarig jnbelfeest te vieren, 'k Heb vernomen dat de geestelijk heid van Leuven daaraan geen deel wenscht te nemen. Zoo hangt de zaak ongelukkig te zamen. Wat den optocht betreft: men moet de daaraan besteede zorg en moeite loven; en ronduit kan men zeggen: hij is in alle opzichten (door het heerlijkste weder begunstigd) wel gelukt. Zeven zegewagens : de gronders der oude hoogeschool, de beroemde mannen, de eerste drukkerij, enz. voorstellende, werden er vertoond, afgewisseld door groepen van boog schutters, oude rederijkers, enz. Merkwaardiger wijze trof dat gedeelte van den stoet de meeste opmerkzaamheid waarin de ongezochtste kunst heerscht, en wat de geringste kosten had veroorzaakt; het was de wagen voorstellende den landbouw, die aan de hoogesehool hare leeraars heeft. Veertien prachtige lichtbruine ossen, van eenen en denzelfden grondbezitter, de hoorns verguld, geleid door Italiaansch uitgedoste voerlieden, sleepten eenen wagen met eenen groep jongelingen en kinde ren in kleurrijke, doch natuurlijke kleeding, omgeven van de voortbreng selen hunner vlijt, schijnbaar kunsteloos, maar met fijnen smaak nedergeworpeii. Terwijl andere groepen altoos min of meer gezocht, in gedwongen rust, poseeren en zelfs hier en daar (zooals de theatraal geaccoutreerde meisjes die de apotheose moesten voorstellen) een lachje wekken, had men hier de natuur gehuldigd en was goed geslaagd. Overigens ont brak het niet aan keurig en historisch juist uitgedoste hovelingen van Albert en Isabella en andere merkwaardige bijzonderheden, waaronder wij de voorstelling uit het drukkersleven Jan van Westphalen nog in 't voorbijgaan noemen. Hef. zou nog wel een woordeke willen zeggen over het banket van oud-studenten, enz. waaraan 800 personen deelnamen. Men had hiertoe een kloostertuin op zeer vernuftige en zelfs sierlijke wijze in een eetzaal herschapen, waar van alle zijden vlaggen wapperden en het groen eene frissche lucht verspreidde. Aan veertig tafels werd er bediend, met eene vlugheid alsof er slechts een gezelschap van 50 personen tegenwoordig was. Doch, naar reen mij verhaalde, kon geen spreker zich doen ver staan, toen 't eten een halt uur aan den gang was. De lezer zal dan ook buitendien in de variatiün op een en hetzelfde thema, gelijk zij bier werden voorgedragen, wel geen belang stellen. Ik zal mij dan ook maar de moeite en deu lezer de verveling sparen den inhoud daarvan (naar een of ander dagblad,) mede te dselen. In verschillende vhxamsch» bladen wordt het opstel besproken van Mej. Betay Perk, Blik «'« Brugge's verleden en lieden, opgenomen in het tijdschrift Nederland. Ondanks het talent der geëerde schrijfster bevat deze studie oordeelvellingen over den tegenwoordigen toestand van Vlaan deren, de taal en do gezindheid der bevolking en vooral van de liberalen, welke niet op langdurige en grondige waarneming steunen. Ref. drukt den hartelijken wensch uit dat de verdienstelijke dame dit gedeelte van haar werk late doorzien, alvorens het wellicht afgedrukt worde in hara studie Brussel in het vorbroederingsjaar, met uitstapjes in de vlaamsche steden," waarvan de uitgave in 't najaar wordt te gemoet gezien. lu zoo verre heeft Mej. Perk geheel mis gezien, dat in 't algemeen de libe rale partij in Belgiëmeer Franschgezind is dan de archiclericale." Om den graad en de oorzaak van de fransch- of vlaamschgezindheid der poli tieke partijen wel te beschrijven, is het noodig in bijzonderheden te treden die de begaafde dame niet schijnt te kennen. Bij gelegenheid daarover meer. Mejuffrouw Beersnaans, eene andere kunstenares van groot talent, waarop Zuid en Noord fiei' megea zij a, schitterde verleden week ia eenige

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl