De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 25 mei pagina 7

25 mei 1884 – pagina 7

Dit is een ingescande tekst.

N». Jol D-E AMSTERDAMMER, W-EE1J&LAD V08R N E»D»E R.L A N*D. DE XJESSK5HTEN TM MEFDADIGHEID IN BELGIË, VAN KAREL DEN GRQOTE TOT AAN DE XVIe EEUW. *) Dr. Paul Alberdingk Thijm, Hoogleeraar aan de Leuvensche Universiteit, heeft, met de liefdevolle, oordeelkundige en tijdroovende studiën, aan boven vermeido stof besteed, een niet geringen dienst gedaan aan de ge schiedwetenschap. Be tijden zijn gelukkig voorbij, waarin niet alleen dichters en prozapanegyristen, maar ook officieele geleerden, vaak getooid met den Hoogleeraarstitel, op grond van eene oppervlakkige boekendoorbladering, verhandelingen samenstelden over den invloed van dit op dat, en met de kadans hunner volzinnen de gehoorzalen vulden en de hersens van het spoor brachten. Wg beginnen, tegenwoordig, van meet af aan. Wij wantrouwen niet 700 zeer de welgezindheid, maar in groote mate de naauwkeurigheid der schrijvers, die vóór de XlXe Eeuw de pen hebben gevoerd, en na dat de dichterlijke reaktie, die men romantisme noemt, heeft uitgewerkt, na dat men, in koortsachtige spanning, zich van de rezultafen der Renais sance had afgekeerd en, op grond van halve-kennisneming, de Middel eeuwen was gaan vieren en in boeken omgieten, is men den waren weg ingeslagen, en heeft men met bedaardheid zich aan het delven gezet, om in het volle licht te kunnen plaatsen wat met het stof der eeuwen bedekt, of wechzinkend onder lateren bouw, zich aan onze waarneming volkomen onttrokken had. Dr. Alb. Thijm heeft als zijn bronnen gebruikt wat hij eenvoudig aan duidt als: De [Belgische] Staats-archieven. Do conciliën-act.en, de verzamelingen van Balusius, Muratovi, Mirseus, Pertz, Wnnters, Piot, Gilliodt-van Severen, en honderd anderen. Vele tientallen van groote en kleine nionographiën van steden, gast huizen, enz." Inderdaad treft men op bijna al de bladzijden van het boek verwijzingen aan naar de bronnen, waaruit stellingen en tafereelen geput worden. Ziehier den inhoud, gelijk deze boven de hoofdstukken wordt aan geduid : INLEIDING : De gastvrijheid, de armen verpleging, de geneeskunde, de slaven, de kinderen, enz., bij do volken der oudheid. EERSTE AEDEELKG. I: Eerste ioricliting der liefdadigheid bij de chris tenen. Hare uitbreiding. Schepping der diaconiën. Verdeeling Tan het kerkgoed tusschen geestelijken en armen. TI. 1. Constantijn. Eerste algemeene organisatie der liefdadigheid. Oprichting van bijzondere armenhuizen aan kerk en klooster. De basilade. Oudste hospitalen in westelijk Europa. [De] II. Kemigius, Dagobert, [del HH. Eligius en Amandus. Scholen voor vrije geneesheeren. 2. Bronnen van inkomsten. '^ o. Gemeente-inrichting. De uitdrukking: civitas alito". Valsche armen. III. Karolingisch- tijdperk. Bevestiging van den toestand der arnienverpleging door Karel de Groote. Decentralisatie. Uitbreiding der liefJewerken. "Weezen, vondelingen. IV. Lodewijk de Vrome. Eerste verval. Afnemen der malri' cnlae. Regeeringloosheid. Invloed van de abdij Cluny op westelijk Europa. Beteekenis van het woord hospitale". V. Kruistochten. Vrijlating der slaven. Trinitarissen. Kerkeigenen. VI. 1. Kloosterhospitalen, enz., in dit tijdperk: Lobbes, S. Truiden, S. Hubert, enz. Overgang tot de onafhankelijke gasthuizen. 2. Algemeen overzicht, met kleine karakteristieke bijzonderheden in de XI eu Xlle eeuw. Wat is reizen, perigrinatio, bedevaart, herberg? Voorbeeld van organisatie eens klooster-hospitaals uit dezen tijd. VII. 1. De toestand der Xlle eeuw verder afgeschilderd door d* geschiedenis der hospitalen van Doornik, Brussel, Nijffels. 2. De oudste reglementen van Brugge, Mont-Cornillon, Fosses. 3. Opkooisfr der geestelijke ridderorden, en haar verval. 4. Andere broeder schappen: de Bogarden, de broeders van den H.-Geest. Schepping der tafels van den H.-Gecst. TWEEDE AFDEELINQ. I. 1. De toestand der hospitalen in de XlIIe Eeuw: Brussel, Leuven, Gent, Oudenaarde. 2. Algemeen overzicht, met kleine karakteristieke bijzonderheden. Verscheidenheid van bestem ming der hospitalen. Geneeskunst. Herbergen. Maerlant. Artsen en apothekers. II. 1. De ziekte", d. i. de melaatschheid, leproosheid. Zij wordt voor besmettelijk gehouden. Oudste gevallen. Soorten. Liturgie van 1082. Uitbreiding in Europa van West naar Oost. Hutten en huizen. Algemeen overzicht der lazarijen. Overdrijving der oudheid. 2. Hongersnood, enz., dweperij. Valsch ascetisme, Katharen, Albigeuzen, enz. III. 1. De hospitalen der XlVe Eeuw. Voorbeelden van bezoekers en bewoners. 2. Algemeen overzicht, met kleine karakteristieke bij zonderheden. Oude mannen en vrouwen. Blinden. Beteekems van Leughemeete". IV. 1. De hospitalen der XVe Eeuw. Invloed van handel, am bachten, weelde. Verzet der zieken. Macht van den magistraat. 2. Algemeen overzicht, met kleine karakteristieke bijzonderheden. Secularisatie te Antwerpen, enz. Gevallen meisjes, weezen en vonde lingen. DEBDE AFDEELINO. I. Wijze van gronding der liefdadigheidsgestichten. Vroomheid, natuur, gewoonte. Wenemaer- en Alijn-hospitaal. Bede vaarten. Oudenaarde, Bergen. Gilde-hospitalen. Diest, Namen, Luik, enz. II. 1. Bestuur der gestichten van liefdadigheid. Geschiedenis. Da Verhouding tusschen de wereldlijke en de geestelijke macht. Concilie van Vienne, 1311, enz. 2. Algemeen overzicht, met kleine karakte ristieke bijzonderheden. Nicolaaa V ia 1448. De ambachten te Leuden, Gheel, enz. Botsingen der tweeërlei macht te Kortrijk, Tperen, Damme. Leproos als medebestuurder. III. De bewoners der gasthuizen. Het leven der broeders en zo»ters. Hunne verhouding tot de Familiires, enz. Hunne genees kunde, geloften, geweldenarij, naijver. Afscheiding der geslachten. ? Hervorming. IV. De reglementen. Brussel, Leuven, Brugge, Doornik, Damme, Ysendijke, enz. Scholen. Verbod op 't zingen. Oude mannen- eu vrouwenstatuten. Wenemaer. Harlebeke. Hervorming. V. Reglement der lazarijen. De aard van leven te Namen, Kortrjjk. Onderzoek. Rijkdom en vroolijkheid. Feestmalen. Voorgewende ziekte. Huwelijk. Pitancie, quid? Straffen. Groote toeloop. -? Kleeding. VI. Pauselijke en grafelijke bescherming der godshuizen. VII. 1. Alexianen of Cellebroeders. 2. Begijnen. ? 3. Bogar den. Lollarden. 4. Witte vrouwen." Chronologische lijst der voornaamste gasthuizen enz. Bewijsstukken. Deze inhoudstafel geeft een, wel is waar, monochroom, maar in zuivera omtrekken juist beeld van het boek. De behandeling der hier aangeduide stoffen werpt talloze keeren een allerverrassendst licht op oude toestanden en geheele tijdperken. Hoogst belangrijk is na te gaan, dat de eerste gasthuizen tijdelijke ver blijfplaatsen voor reizigers waren, d. i. voor personen, die als pelgrims, kramers of kunstenmakers door de landen trokken, hetgeen niet wechneemt, dat, naar 't schijnt, te Gent reeds in de IXe eeuw, althands te Cornillon in de Xe, te Chièvres in de Xlle bizondere woonsteden voor melaatschen werden aangetroffen. Lazarij of leproosheid werd de ziekte bij uitnemendheid gerekend. In 't begin der XlIIe Eeuw had men te Luik een wijkplaats voor oude Priesters, te Gent voor krankzinnigen, te Brussel voor oude vrouwen, te Brugge en Dinnnt voor allerlei zieken; te Antwerpen in 1301 voor gevallen meisjens. in 1344 voor oude mannen, in 45 voor oude vrouwen, te Doornik in 1351 voor blinden, te Mechelen voor deze in 13G3. Van de weezen wordt pas in 1427 te Antwerpen melding gemaakt (te Gent toch reeds in de XIHe E., bl. 180). Niet alsemeen bekend was tot heden ook, dat de armenverzorging, die aanvankelijk bestreden werd uit de inkomsten der Kerk, al heeft Karel de Groote zich-zelven de wetgever voor de openbare liefdadigheid" genoemd, al vrij spoedig een sekulier charakter aannam, hoewel er nog in de XlVe Eeuw hospitalen van wereldlijken of burgerlijken oorsprong", in enkele gevallen van den Bisschop als bestuurder afhingen." In de Xlle Eeuw echter bevestigden de Pausen geregeld het burgerlijk charakter van vele gasthuizen. Anderen hadden een gemengd bestuur. Verrastnnd is het ook, dat zoo vele liefdegestichten onder het beheer stonden van mannen en vrouwen uit den leekenstand, die, met den titel van broeder en zuster, geene geloften voor het. leven afleidden. Den Bisschoppen wercl aanbevolen de hospitalen persoonlijk te bezoe ken ; maar verandwoording v/aren de voogden hun alleen schuldig, indien dit niet streed, met de voorschriften der stichting'' (bl. 220). Ja, in de Xlle Eeuw stond, met goedkeuring der geestelijke Overheid, het St.Nicolaashospitaal reeds onder hst opperbeheer van Brusselsche burgers en stadsschepeuen. In het St. Pietergasthnis te Leuven verzorgden ook leelcen de verpleeg den : de broeders" do mannen, de zusters" de vrouwen. Nu wordt het duidelijk, hoe de II. Franciscus van Sales opzng tegen het, instellen eener orde, die niet achter slot verblijven KOU: de ongekloosterde sitstcrs waren, dus-verre, tot de leeken-wereld te rekenen. Te Brugge, bijv. in't gasthuis van S. Julinan, moesten de zusters alleen beloven, zoolang zij aldaar zou den zijn. geene geheime verloving of huwelijk aan te gaan" (bl. 253). In de XlIIe eeuw werd te Brussel door de Magistraat een gasthuis-reglemert uitgevaardigd, waarbij den broeders en zusters werd ingescherpt een in getogen leven te leiden", geen koophandel te drijven". Gehuwde broe ders of zusters werden niet toegelaten", en zij moesten een bruin of grijs schapulier dragen (?als waren zij geestelijk"). De Bisschop van Kamerijk stak daar in 1255 zija zegel aan. De drie geloften, die de broeders en zusters afleiden, schijnen niet voor liet leven gebonden te hebben. Merkwaardig is de betrekkelijk geringe straf (klooster-geeseling, disci pline), die op vergrijpen tegen het 6e gebod werd toegepast, 't Is waar, dat do z\yeeps!agen aan den schuldigen broeder (te Damme).in tegenwoor digheid van 't geheele konvent mannen en vrouwen gesteven werden (bl. 295). De goedertierenheid der reglementen ten opzichte zelfs van zusters, die natuurlijke kinderen kregen, slaat ons met de grootste ver bazing, en uit den toon is toch af te leiden, dat hier geene verslapping van tucht het woord voert. Het kwam op de tasatie der betrekkelijke misdadigheid van de vergrijpen aan. Honderden allerpikantste détails uit het leven van ons voorgeslacht, worden, in dit zaakrijk boek, als in 't voorbijgaan uit de|onwraakbaarste bronnen geput. Daarby is er zeer voor het tijdverlies van den gebruiker gezorgd! want in de gemakkelijk ingerichte registers, wordt vaak met een wenk achter het hoofdwoord aangegeven wat men omtrent dit laatste op de vermelde plaats te verwachten heeft. Het is voor de Nederlandsche zaak in Belgié'n een mooye overwinning, dat deze in 't Nederlandsen geschreven verhandeling door de koninklijke Akademie bekroond is. 14 April 1884. M. *) Eene verhandeling van ruim 400 Wz. in qnarto, door de koninklijke Akadem»#aa Belgiëmet goud bekroond, uitgevers: P. Hayez, te Brussel, Karel Fonteyn, te 18S3. Ia déput bij C. L, van Langenhuysen, te Amsterdam. Prijs .£.&,

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl