De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 25 mei pagina 9

25 mei 1884 – pagina 9

Dit is een ingescande tekst.

No. 351 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAB V00R NEDERLAND. Wat de niet met een vuurwapen uitgeruste manschappen aangaat, zoo zullen wij het zeer begrijpelijk vinden, dat zij aan den loop gaan, zoodra de rjjand nabijkomt. Het gebruik van pistolen en revolvers door onbereden wapens is niets nieuws. In 1544 had de infanterie in Frankrijk al pistolen in handen; terwijl gemeld wordt, dat in 1577 dit eveneens in Duitschland liet ge val was. Zeer korte vuurwapenen, die Bij het afschieten in ne hand konden ?worden gehouden, moeten omstreeks 1420 bij de ruiterij in gebruik zijn gekomen. Men noemde die wapenen pistole", welk woord volgens som migen afgeleid ia van Pistoja, een stad in de nabuurschap van Florence, en toen ter tijde beroemd door haar geweerloopen en verder wapenfabri kaat. Volgens anderen is dit woord afgeleid der benaming van een zeker gouden geldstuk pistole"; aangezien het kaliber van het wapen overeen kwam met de middellijn dezer munt. 25 Mei 1584 deed Niclaus Zurkinden te Bern schietproeven met een buks, die zoodanig vervaardigd was, dat uit een en denzelfden loop ver scheidene schoten achter elkander gelost kondeu worden. (Revolver-buks de Duitsche benaming van dergelijke wapens was Drehling".) De proef liep zeer ongelukkig af, want door het springen vaii dea loop werden verscheidene personen gewond, o. a. de uitvinder doodelijk. Kort daarop werden betere soortgelijke wapens vervaardigd. Het woord revolver" is de later in Amerika opgedoken engelsche uit drukking voor Drehling". (To revolve beteekent omwentelen, omdraaien). Omstreeks 1837 werd in Amerika met goed gevolg gebruik gemaakt, in de oorlogen tegen de Indianen, van revolver-karabijnen en revolver pistolen ontworpen door den Amerikaanschen Kolonel S. Colt. Deze wapenen werden door Colt van 1837 tot 1S51 achtereenvolgens verbeterd. Verschillende andere uitvinders; hebben, vooral in den laatsten tijd, de revolver-pistool opgevoerd tot ean wapen, dat dient tot doelmatige uit rusting van bereden en niet bereden officieren, onderofficieren en zulke manschappen, die ciet voorzien kunnen worden van een lang vuurwapen. Uit bovendstaand kort historisch overzicht omtrent de wording der revolver-pistolen, in verband gebracht met de uitrusting der officieren, en >van sommige onderofficieren en manschappen der troepen te voet in Duitschland, met dit wapen, zien wij weder dat het oude gezegde bewaar heid wordt: er ia niets nieuws onder de zon." De nieuwerwetsche revolver-pistolen hebben een kaliber van 8 a 7 c.M., en schieten niet alleen zeer nauwkeurig op 80 M. afstand, maar hun ? kogel heeft zelfs op 150 M. voldoende kracht om een mensch buiten gevecht te kunnen stellen. De tromplaad-pistolen van een jaar of vijfen twintig geleden hadden op meer dan 10 pas afstand niet veel uitwerking. Als wij ons niet \ergissen heeft de Duitsche model-revolver een nog al aanzienlijk gewicht; zij moet nagenoeg even zwaar zijn als de JSTederlandsche revolver M. 73, namelijk 1,3 K.G. De Oostenrijksche officiers-revolver weegt 0,77 Kg., en de Zwitsersche 0,75 Kg. Het schieten met de revolver wordt in ons land weinig beoefend. Op de schietwedstrijden zijn er'Tsteeds slechts enkele schutters, die toonea daarin bedreven te zijn. Het Voorschrift betreffende da wapenen en schietoefeningen Lij de in fanterie" bevat niets omtrent oefeningen met de revolver. Toch is dit schieten een groote kunst; men moet er een vaste hand en een kalnaen blik voor hebben; het minste beven der hand, of rukken onder 't aftrekken, is merkbaar aan de uitwerking van het schot. De roeping van den officieren, en van hen die niet niet een lang vuur wapen uitgerust zijn, is geenszins om met de revolver op groote afstan den te schieten; dit wapen dient alleen tot verdediging op korte afstan'den. Weerloosheid zal echter maken, dat officieren en minderen nutte]ooa opgeofferd worden. Door weerloosheid verstaan wij zoowel ongeoefend heid in het gebruik van de revolver, als gemis van dit wapen. Kecht om z\jn leven te verdedigen heeft ieder soldaat; bovendien ia het een plicht tegenover den Staat. Het Vaderland wordt er door geschaad als sommigen zijn er dienaren ia het gevecht nutteloos opgeofferd worden, of wel aan den loop gaan door gevoel van onmacht. In den laatsten tijd is de belangstelling voor schietoefeningen met de revolver toegenomen; wij verwijzen o.a. naar een stuk geschreven dooi den Heer H. Ceelen, officier der Kotterdamsche Schutterij, voorkomende in het MilitairUad No. 8. Moge spoedig ieder officier, en ieder mindere van ons leger, die niet gewapend is met een lang vuurwapen, uitgerust zijn, zoowel als bedre ven in het vuren, met een goede model-revolver! J. E. C. NAAR AANLEIDING VAN EEN VORIG OPSTEL. Slet genoegen zullen waarschijnlijk velen in No. 359 van het Weekblad liet opstel van Cambreaux gelezen hebben over de regeling van het lager onderwijs in liet leger. In de eerste plaats, omdat het een bewijs is dat de aandacht op het gewichtige onderwerp gevestigd blijft, en niet minder om da beschouwingen van den schrijver over de verschillende voorstellen, dia tot verbetering van den bestaanden toestand gedaan zijn. Den schrijver dank zeggende voor de welwillende wijze waarop hij zich over mijn arbeid van het vorige jaar uitlaat, vind ik daarin toch aanlei ding om nog eens op de zaak terug te komen. Wanneer het onderwerp, dat naar we hopen meer en meer aan de orde Tan den dag komen zal, alleen de diensten betrof, die het leger aan de school bewijzen kan, dan verdiende ook naar onze ineening het voorstel van den heer Kerdijk verre de voorkeur boven eene regeling als door mij aan de beschouwingen van H.H. onderwijzers werd onderworpen. De mindere kosten en eenvoudiger regeling der zaak zijn daarvoor voldoende redenen. Maar het verband tusschen de school en het leger is tweeledig, ea WMC w« OME eeua \ïijse zooliten, waarop het laatsta da eerste zou kun nen dienen, willen wij niet ontkennen, dat steeds de mogelijkheid tot het verleenen van wederdiensten op den voorgrond trad. Met andere woorden, de behartiging van het lager onderwijs in het leger schijnt ons eene zaak van groot belang, maar Neerland's weerbaarheid te verhoogen door grooter waardeering van het leger bij het volk op te wekken, en te trachten tot den persoonlijken dienst te geraken, is een belang, dnt voor 't oogenblik naar onze meening verre daarboven staat. En een der mid delen om tot dien gewenschten toestand te komen kan, zooals in de brochure School en Leger" nader is uiteengezet, de intreding der onder wijzers in de gelederen zijn, als zij zich de geschiktheid ots aan de jon gens der hoogste klassen van de lagere school voorbereidend militair onderwijs te geven, gedurende hun diensttijd willen eigenmaken. De jongemannen, die in hun jeugd reeds de eerste militaire oefeningen leerden, zullen er minder tegen opzien om persoonlijk hun dienst in het leger te gaan vervullen, vooral indien de bepaling gehandhaafd wordt, dat in zoodanig geval hun eerstd diensttijd tot negen maanden kan worden bekort. En ging daarom het voorbereidend militair onderwijs op de scholen gepaard met het in hoogere mate opwekken van plichtsgevoel tegenover het vaderland, en werd deze zaak van vele zijden tegelijk en krachtig aangevat, zooals de school alleen doen kan, dan zouden we hierin het beste middel zien om eens tot den persoonlijken dienst te ge raken. Het slagen berust in de handen der onderwijzers van de lagere school; maar om deze gewichtige diensten aan het land te kunnen be wijzen, moeten zij in het leger hebben gediend. In meer dan een opzicht kan dus de persoonlijke dienstvervulling der onderwijzers het volk ten goede komen. In het leger kunnen zij hunne krachten wijden aan het onderwijs op de korpsscholen, en zich gedurende hun diensttijd tevens voorbereiden voor de taak, die wij hun naderhand op de scholen zoo gaarne naast hun eigenlijken werkkring zouden zien vervullen. Ook wij lazen indertijd met genoegen het voorstel van den heer Kerdijk, maar we misten daarin de uiteenzetting hoe de belangen der school en van het leger ineengrijpen; wij zagen slechts de belangen der school behartigd, terwijl beider belangen naar onze meening gelijktijdig kunnen worden gediend. De onderwijzers tot persoonlijke dienstvervulling te brengen zal van den staat grootere uitgaven vorderen dan het doen geven van onderwijs aan achterlijke miliciens op de gemeentescholen, maar de te verkrijgen iiitkomsten zullen er ook veelzijdiger door kunnen zijn. Nog steeds blijven de vragen bastaan, wier oplossing moeilijk anders dan door onderlinge bespreking der onderwijzers kan verkregen wor den: Of de onderwijzers geneigd zouden zijn op voor hen voordeelige voorwaarden tijdelijk in het leger te treden; voorts of de school jaarlijks het tijdelijke verlies aan krachten van ongeveer 550 onderwijzers lijden kan. Bij hot streven naar oplossing dier vragen bedenke men echter het gewicht der zaak, die zij betreffen. Wij eindigen met da woorden van Cambreaux tot de onze te maken: vooral van de zijde der onderwijzers rekenen wij op krachtigen steun. Arnhem, 12 Mei 1884. H. Oolgaardt. Ie luit. der Art. voor VAS I. II I> WI G- l »Mij een blauwtje te laten loopen! Mij! Het is belachelijk, het h kleingeestig, het is aanmatigend, het is beleedigend! ^A'at verbeeldt zich zulk volk wel? Een staatsraad met een paar duizend mark iakomen. Ik wil mijne dochter vrij laten in hare keus. Zoo'n gansje! Zij moest onzen lieven Heer op hare knieën danken, dat een man als ik om haar kwam. Maar neen, da l moet een luitenant hebben, of anders een pennelikker net als haar vader!" 5>Nu ja, maar als het meisje u nu eenmaal niet lijden mag?" »Wat lijden mag? Er is volstrekt geen sprake van mogen lijden. Mag ik haar zoo bijzonder lijden? Ik wil trouwen, niet uit liefde, hemel neen, maar omdat ik op den leeftijd ben, waarop men eene vrouw behoort te nemen, omdat ik een stamhouder wil hebben". D Dat heeft zij dan zeker gemerkt.'' »Die domme Duitsche sentimentaliteit: Drum prüfet, wer sich ewig bindet Die Schiller is een waar ongeluk voor zijn volk. Ob zu Vernunft, Vernunft sich imdet, dat zou nog gaan. Maar liefde! Liefde in het huwelijk, liefde op rijperen leeftijd. G^en Franschman, wien het in de hersens zou komen, om zoo iets t verlangen.'1 »liet tegendeel geldt bij ons voor hoogst prozaïsch." »Dat is het juist! Poëzie, en eene vrouw met wie ge voor de wet getrouwd zijt. Wat een onzin, een burgerlijke instelling, een dwangmaatregel te willen grondvesten op het vluchtigste gevoel dat er beslaall Zoo vaa de kostschool, 200 uaar het altaar, geijjk

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl