De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 1 juni pagina 3

1 juni 1884 – pagina 3

Dit is een ingescande tekst.

No. 362 DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. 3 BJa," sprak Jan peinzend, dat is lastiger; voor commissaris ban je desnoods volstaan met iemand die baron, jonkheer of meester of, liever nog lid van de eerste of tweede Kamer is, maar van een directeur Tergt men wat meer." J fl zoudt bij voorbeeld niet veel kans hebben om het te worden, «prak ik satirisch. Dat is waar, maar dat komt enkel en alleen daarom dat ik maar Jan Aquarius heet en dat de lui weten dat mijn ouwe heer geen duiten heeft; heette ik net zoowel Jonkheer Johannes zus en zoo en zat mijn vader er dik in, dan zoude waarschijnlijk niemand er wat op tegen hebben om mij directeur te maken eener maatschappij die bijv. scheepvaart-kanalen op de maan wil gaan graven of Afrika vierkant wil maken." Het cynisme van den jongen hinderde mij; er mogen misschien menschen ? Z$B>" sprak ik, die een hoogen naam op onwaardige wijze ophouden, maar ; er zijn gelukkig nog tal van personen die er voor zorgen dat er geen smetje op hun naam kleeft: ik zeg den dichter na: aik acht een hoogen naam die waardig wordt gedragen." Jan eette een gezicht alsof hij zeggen wilde: .,ik snap het verband niet!" en toen riposteerde hij: «wat u zegt is heel goed en heel mooi pa, maar geheel uit den tjjd en je eet er tegenwoordig niet meer van." Maar Jan!" Maar pa! ZoucTt u heusoh niet liever over wat anders willen praten." Ik zweeg een oogenblik stil; het hindert my in de laatste tijden al genoeg om te moeten zien dat goede trouw en probiteit in onze dagen uit de wereld schijnen te verdwijnen en nu moest ik ten overvloede hooren, hoe een jongeling van den leeftijd van mijn zoon, daar geen been in scheen te vinden. Hoe zou je," vroeg ik eindelijk, om toch wat te zeggen, je directeu ren salariëeren, als je die eerst hadt?" Ik zou nooit zoo mal zijn om een directeur salaris te geven," ant woordde Jan, dat is eene ouderwetsche malligheid, zoo'n vent moet maar zien dat hij binnen" tien of twaalf jaar binnen is; gelukt dat niet dan is het zijn eigen schuld eu dan is hy een compleet lor." Jan!" riep ik vol ontzetting. U bent erg verbaasd pa, maar dat komt enkel omdat u mij niet goed begrijpt; ik wil volstrekt niet aanduiden dat een directeur gemeene streken moet begaan, maar hij moet de gelegenheden bij den kop weten te nemen, gunstige omstandigheden weten te benutten en, ten eigen bate, van meevallertjes profiteeren." Het zonde eene mooie en soliede maatschappij worden, die gij wilt op richten; gelukkig komt er toch niemendal van." Zegt u dat zoo bard niet", sprak Jan geheimzinnig, er kan nog heel wat gebeuren, maar enfin, ik mag mijn mond niet voorbij praten, want ik heb stilzwijgen beloofd; dit kan ik u echter wel zeggen dat, als de zaak tot stand komt, ik er een aardig slaadje uit hoop te slaan." Op eerlijke wijze, Jan?" Natuurlijk pa, ik zal bij voorbeeld, als er een paar goede vrienden bjjzitten, een dutje gaan doen en dan droom ik bij ongeluk welk dividend 4e maatschappij deukt te geven." Bat is gemeen, Jan!" Bat is te hard gezegd, pa: ik voor mij zoude het diplomatisch willen noemen; het zoude trouwens de eerste keer niet zijn dat zoo iets in Amsterdam gebeurde, het is er meer vertoond." Ben je van plan aandeelen te doen uitloten?" vroeg ik om achter al de booze gedachten van den jongen te komen. Ze loten allen uit, Pa!" En wie wordt dan eigenaar der stofbrillen-fabriek?" Ik en mijn mede-oprichters, pa!" De jongen had eea plezier voor zes en schaterde van het lachen en ik was aangedaan tot mijne nieren en vol zorg en kommer wat er van mijn spruit zoude moeten terecht komen, wanneer hij de wegen der boosheid bleef bewandelen, 't Zal wel een fijn spannetje oprichters zijn, Jan !" Nou pa, ik wil wel toegeven dat daar niet hard op te roemen is, maar ziet u, we krijgen ieder, wij zijn met ons vieren eene anderen sleutel van de brandkast, waarin de waarden der maatschappij geborgen worden en ik zal wel zorgen dat die sleutels nimmer in eene hand komen, tenzij dan in die van...." Voleindig niet, Jan!" riep ik op plechtigen toon en trillende van ver ontwaardiging, ik wil de vreeselijke woorden niet hooren die je op het punt bent uit te stooten. Weet dit, mijn zoon, dat ik nimmer zal toestaan, dat je je met dia'Btof-brillen-fabriek inlaat; je bent trouwens heel jong..." Maar ik heb er vast op gerekend dat u my meerderjarig zoudt doen verklaren." Ik zal den heer officier van justitie eene visite gaan maken en zijn toogedelgestrenge verzoeken of ik je een tijdlang op den Heiligenweg mag doen brommen," riep ik, kokende van gramschap; ga heen Jan, ga onmiddellijk heen, want ik zou kunnen vergeten dat ik de ontaarde vader van, zoo'n braven zoon was en ik zonde mij aan je kunnen ver grijpen." Bent u ontaard pa?" durfde 3e bengel op «arrenden toon te vragenf terwijl hij zich verkneukelde, dat ik mij zoo leelijk vergist had. Nu werd ik echter zoo boos, dat Jan begreep het hazenpad te moeten kiezen en hij liet mij met mijne droefenis alleen. Nog was er iets zoets in den bitteren beker dien ik moest leegdrin ken; bij »1 de onbeschaamdheid en verdorvenheid die Jan kenschetsen, zit er toch wel wat goeds in den jongen; hij is een jongmensch van initiatief, en dat plannetje om stofbrillen en respirators op groote schaal te gaan fabriceeren, is recht aardig en op den juiaten tijd bedacht. Ik moet er eens goed over nadenken, want misschien neem ik hel project van hem over: ik zal hem dan als vergoeding een paar rijks daalders geven; wellicht is het nog voor uitbreiding vatbaar, want de vraag verdient overweging,, of men er het vervaardigen van gewone brittsa niet by zoude nemen, want een mensen moet tegenwoordig ia Amsterdam blikslagers goed uit zijne oogen kijken. Enfin, ik zal er eens met een paar financieele specialiteiten over pralen; mocht er van de zaak, die niet op buitenlandsche leest geschoeid zal worden, wat komen, dan zal ik natuurlijk de noodige aandeelen voor da lezers mijner kadetjes reserveeren, daar ik overtuigd ben, dat zy allen zullen willen participieeren in eene zaak, waarvan de ondergeteekende aan het hoofd staat en die dus slechts goed kan zijn. Aquarius. /KUNST. OHNET& MAITRE DE FORGES", op twee hollandsche tooneelen. Als men, een dag na de voorstelling, wat men vroeger oneigenlijk affiches, thands weidscher programmaas noemt, zoo vóór zich legt, dan is 't u of de geheele tooneelvertooning weer voor u heentrekt. Wat u, bij het lezen vooral der personaadjenlijst in fransche stukken (waarbij het een soort van auteurs-hoogheid aanduidt, de betrekkingen der dra* tnatis personcB geheel niet aan te geven), aanvankelijk een diep mysterie was, is u, na de uitvoering, volkomen duidelijk, en de geheele voorstelling neemt weer lijnen en kleuren aan. 't Is jammer, dat wij niet met juistheid weten, in hoe verre de vertoo ning, door de Koninklijk Nederlandsche Tooneelisten" eerst in den StadsSchouwburg, nu in het voormalig Theater van Lier (Plantaadje), gegeven, eene letterlijke vertaling aanbiedt van het stuk, door Ohnet-zelve uit zijn roman getrokken. Korrespondeert de inhoud van den hollandschen text geheel met den franschen, dan moet ik zeggen, dat de auteur als dramatist verkeerd heeft gedaan het tooneeltjen, waarin Susanne baren broeder bepraat oni zich met de familie de Beaulieu in betrekking te stellen, achter-wege te laten, 't Bracht bepaald veel toe tot den luister der voorstelling in het Grand Thédtre en gaf aan de rol van Susanne eeue belangrijkheid, die haar anders oatbrak. Daarentegen is het ook weer jammer, dat la scène du collier in 's Heeren Bigots redaktie ontbreekt. De parvenu Koulinet charakterizeert zich geestiger in de andere: vooral waar hy beschrijft, wat hij gedaan had om de toekomstige trouwplechtigheid zijner dochter met den Hertog de Bligny luister bij te zetten. Waarom ook heeft de Heer Bigot de geestigheid on gebruikt gelaten, waarmee de Baron de Préfont het politieke standpunt van Moulinet aanduidt, als: de woorden van do Marseillaise, geschreven op de melodie van Partant pour la Syrië? Waarom wordt, in de anders redaktie, het vertrek van den Hertog met de Hertogin niet gered door de woorden, die de Heer Bigot hem in den mond legt: Ik heb heb u dus myn getuigen te zenden." Dat bereidt het tweegevecht voor. De latere voorbereiding blijft bij Bigot weer wech. De text, door het Nederlandsen Tooneel" gespeeld, kwam mij wel voor eenigszins aan stijfheid te lijden. De eerste'alleenspraak van Mevr. Kleine; 't gesprek tusschen Jufvr. van Biene en Jufvr. de Groot, de geheele rol van deze laatste hadden iets boekachtigs, en dit zal wel gedeeltelijk aan den text te wijten zijn. Nochtans stak Jufrr. van Biene, in dit opzicht, gunstig bij haar kunstzusters af. Om maar ter-stond met het belangrijkste te beginnen; Jufvr. de Groot heeft zich diep doordrongen van de trotschheid, die bij herhaling aan Freule Claire de Beaulieu wordt toegeschreven. Die trots brengt wel ze kere afgepaste formen mee, maar een ietsjen-meer gewone natuur had toch aan de opvatting en voorstelling van het charakter niet geschaad. De voordracht was in't algemeen te opgeschroefd: de gebaren, de uitdruk king der trekken, de toon is te klassiesch, Mevrouw Frenkel had, in deze rol, in haar voordeel, dat de Heer Bigot in het geheele stuk meer losheid eu natuurwaarheid gelegd heeft. Jufvr. de Groot heeft zich geschikt in de methodieke . . niet taming of the shreio, maar bekeering der adeltrotsche. De Clara van Mevrouw Frenkel was meer de vrouw, die de Bligny beminde; met fierheid, met moeite zegepraalde over die liefde en er wraakzucht voor in de plaats stelde, en die allengs er toegebracht werd den man, dien zij meer een natuurlijken afkeer toedroeg, om dat zij een ander liefhad, dan uit hoofde van haar adeltrots, te leeren hoogschatten en beminnen: eerst onder vindt ze zijn zorg in haar ziekte; toen vernam ze, dat hij haar genomen had zonder bruidschat en 't voor haar verborgen had gehouden; daarna ondervond ze zijn toewijding, toen hij zich verandwoordelijk stelde voor de beleediging, het echtpaar De Bligny door haar aangedaan. Men zag in Mevr. Frenkel het léven-zelf vóór zich. A u't Vertaelde scheelt zoo^veel van 't onvertaelde dicht 2L- Als lyf en schaduwen". De toon, het gebaar, de gelaatsuitdrukking van Jufvr. De Groltëj *Bftolkt beter Racine dan Sardou of Ohnet; marmerbeelden lamoen het zonder kleur stellen. Van kleur gesproken. Waarom zijn in die fransche familie, bij het Nederlandsch Tooneel", de blonden zoo menigvuldig? Claire (jufvr. de Groot), Préfont (Schultze), Octave (Clous), de MarTtiezïn (Mevr. Kleine). Jufvr. de Groots hoofdharen waren in volstrekte tegenspraak met haar wenkbraauwen, oogranden en -hoeken, en geheelen gelaatstint. Het bleeke koloriet van Mevr. Ellenberger, als Markiezin, kwam mjj natuurlijker voor dan de kleurige grime van Mevr. Kleine. Het rolletjen is verder te min beduidend, om ook aanmerkingen op de voordracht te kunnen maken. De Barones de Préfont kwam meer typiesch uit in Bigots bewemaf dan in de andere. Bizonder op haar plaats voelde Mej. Sophie van Bies* in deze rol zich niet. Waarom overdrijft deze begaafde aktrice de mode toch in zoo smakeloze mate, bij de bepaling der omtrekken van haar buuste? Het is niet mooi, dat een kousenband past om een middel. Jufvr. Grader was zeer goed ftla de jonge .Bar«wes de Préfont. Het te*

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl