Historisch Archief 1877-1940
No. 362
DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND.
3
BJa," sprak Jan peinzend, dat is lastiger; voor commissaris ban je
desnoods volstaan met iemand die baron, jonkheer of meester of, liever
nog lid van de eerste of tweede Kamer is, maar van een directeur Tergt
men wat meer."
J fl zoudt bij voorbeeld niet veel kans hebben om het te worden,
«prak ik satirisch.
Dat is waar, maar dat komt enkel en alleen daarom dat ik maar Jan
Aquarius heet en dat de lui weten dat mijn ouwe heer geen duiten heeft;
heette ik net zoowel Jonkheer Johannes zus en zoo en zat mijn vader er
dik in, dan zoude waarschijnlijk niemand er wat op tegen hebben om
mij directeur te maken eener maatschappij die bijv. scheepvaart-kanalen
op de maan wil gaan graven of Afrika vierkant wil maken."
Het cynisme van den jongen hinderde mij; er mogen misschien menschen
? Z$B>" sprak ik, die een hoogen naam op onwaardige wijze ophouden, maar
; er zijn gelukkig nog tal van personen die er voor zorgen dat er geen
smetje op hun naam kleeft: ik zeg den dichter na: aik acht een hoogen
naam die waardig wordt gedragen."
Jan eette een gezicht alsof hij zeggen wilde: .,ik snap het verband
niet!" en toen riposteerde hij: «wat u zegt is heel goed en heel mooi
pa, maar geheel uit den tjjd en je eet er tegenwoordig niet meer van."
Maar Jan!"
Maar pa! ZoucTt u heusoh niet liever over wat anders willen praten."
Ik zweeg een oogenblik stil; het hindert my in de laatste tijden al
genoeg om te moeten zien dat goede trouw en probiteit in onze dagen
uit de wereld schijnen te verdwijnen en nu moest ik ten overvloede hooren,
hoe een jongeling van den leeftijd van mijn zoon, daar geen been in scheen
te vinden.
Hoe zou je," vroeg ik eindelijk, om toch wat te zeggen, je directeu
ren salariëeren, als je die eerst hadt?"
Ik zou nooit zoo mal zijn om een directeur salaris te geven," ant
woordde Jan, dat is eene ouderwetsche malligheid, zoo'n vent moet
maar zien dat hij binnen" tien of twaalf jaar binnen is; gelukt dat niet
dan is het zijn eigen schuld eu dan is hy een compleet lor."
Jan!" riep ik vol ontzetting.
U bent erg verbaasd pa, maar dat komt enkel omdat u mij niet goed
begrijpt; ik wil volstrekt niet aanduiden dat een directeur gemeene streken
moet begaan, maar hij moet de gelegenheden bij den kop weten te nemen,
gunstige omstandigheden weten te benutten en, ten eigen bate, van
meevallertjes profiteeren."
Het zonde eene mooie en soliede maatschappij worden, die gij wilt op
richten; gelukkig komt er toch niemendal van."
Zegt u dat zoo bard niet", sprak Jan geheimzinnig, er kan nog heel
wat gebeuren, maar enfin, ik mag mijn mond niet voorbij praten, want
ik heb stilzwijgen beloofd; dit kan ik u echter wel zeggen dat, als de
zaak tot stand komt, ik er een aardig slaadje uit hoop te slaan."
Op eerlijke wijze, Jan?"
Natuurlijk pa, ik zal bij voorbeeld, als er een paar goede vrienden
bjjzitten, een dutje gaan doen en dan droom ik bij ongeluk welk dividend
4e maatschappij deukt te geven."
Bat is gemeen, Jan!"
Bat is te hard gezegd, pa: ik voor mij zoude het diplomatisch willen
noemen; het zoude trouwens de eerste keer niet zijn dat zoo iets in
Amsterdam gebeurde, het is er meer vertoond."
Ben je van plan aandeelen te doen uitloten?" vroeg ik om achter al
de booze gedachten van den jongen te komen.
Ze loten allen uit, Pa!"
En wie wordt dan eigenaar der stofbrillen-fabriek?"
Ik en mijn mede-oprichters, pa!"
De jongen had eea plezier voor zes en schaterde van het lachen en ik
was aangedaan tot mijne nieren en vol zorg en kommer wat er van mijn
spruit zoude moeten terecht komen, wanneer hij de wegen der boosheid
bleef bewandelen,
't Zal wel een fijn spannetje oprichters zijn, Jan !"
Nou pa, ik wil wel toegeven dat daar niet hard op te roemen is, maar
ziet u, we krijgen ieder, wij zijn met ons vieren eene anderen sleutel
van de brandkast, waarin de waarden der maatschappij geborgen worden
en ik zal wel zorgen dat die sleutels nimmer in eene hand komen, tenzij
dan in die van...."
Voleindig niet, Jan!" riep ik op plechtigen toon en trillende van ver
ontwaardiging, ik wil de vreeselijke woorden niet hooren die je op het
punt bent uit te stooten. Weet dit, mijn zoon, dat ik nimmer zal toestaan,
dat je je met dia'Btof-brillen-fabriek inlaat; je bent trouwens heel jong..."
Maar ik heb er vast op gerekend dat u my meerderjarig zoudt doen
verklaren."
Ik zal den heer officier van justitie eene visite gaan maken en zijn
toogedelgestrenge verzoeken of ik je een tijdlang op den Heiligenweg
mag doen brommen," riep ik, kokende van gramschap; ga heen Jan,
ga onmiddellijk heen, want ik zou kunnen vergeten dat ik de ontaarde
vader van, zoo'n braven zoon was en ik zonde mij aan je kunnen ver
grijpen."
Bent u ontaard pa?" durfde 3e bengel op «arrenden toon te vragenf
terwijl hij zich verkneukelde, dat ik mij zoo leelijk vergist had.
Nu werd ik echter zoo boos, dat Jan begreep het hazenpad te moeten
kiezen en hij liet mij met mijne droefenis alleen.
Nog was er iets zoets in den bitteren beker dien ik moest leegdrin
ken; bij »1 de onbeschaamdheid en verdorvenheid die Jan kenschetsen,
zit er toch wel wat goeds in den jongen; hij is een jongmensch van
initiatief, en dat plannetje om stofbrillen en respirators op groote schaal
te gaan fabriceeren, is recht aardig en op den juiaten tijd bedacht.
Ik moet er eens goed over nadenken, want misschien neem ik hel
project van hem over: ik zal hem dan als vergoeding een paar rijks
daalders geven; wellicht is het nog voor uitbreiding vatbaar, want de
vraag verdient overweging,, of men er het vervaardigen van gewone
brittsa niet by zoude nemen, want een mensen moet tegenwoordig ia
Amsterdam blikslagers goed uit zijne oogen kijken.
Enfin, ik zal er eens met een paar financieele specialiteiten over pralen;
mocht er van de zaak, die niet op buitenlandsche leest geschoeid zal
worden, wat komen, dan zal ik natuurlijk de noodige aandeelen voor da
lezers mijner kadetjes reserveeren, daar ik overtuigd ben, dat zy allen
zullen willen participieeren in eene zaak, waarvan de ondergeteekende
aan het hoofd staat en die dus slechts goed kan zijn.
Aquarius.
/KUNST.
OHNET& MAITRE DE FORGES",
op twee hollandsche tooneelen.
Als men, een dag na de voorstelling, wat men vroeger oneigenlijk
affiches, thands weidscher programmaas noemt, zoo vóór zich legt, dan
is 't u of de geheele tooneelvertooning weer voor u heentrekt. Wat u,
bij het lezen vooral der personaadjenlijst in fransche stukken (waarbij
het een soort van auteurs-hoogheid aanduidt, de betrekkingen der dra*
tnatis personcB geheel niet aan te geven), aanvankelijk een diep mysterie
was, is u, na de uitvoering, volkomen duidelijk, en de geheele voorstelling
neemt weer lijnen en kleuren aan.
't Is jammer, dat wij niet met juistheid weten, in hoe verre de vertoo
ning, door de Koninklijk Nederlandsche Tooneelisten" eerst in den
StadsSchouwburg, nu in het voormalig Theater van Lier (Plantaadje), gegeven,
eene letterlijke vertaling aanbiedt van het stuk, door Ohnet-zelve uit zijn
roman getrokken. Korrespondeert de inhoud van den hollandschen text
geheel met den franschen, dan moet ik zeggen, dat de auteur als
dramatist verkeerd heeft gedaan het tooneeltjen, waarin Susanne baren
broeder bepraat oni zich met de familie de Beaulieu in betrekking te
stellen, achter-wege te laten, 't Bracht bepaald veel toe tot den luister
der voorstelling in het Grand Thédtre en gaf aan de rol van Susanne
eeue belangrijkheid, die haar anders oatbrak.
Daarentegen is het ook weer jammer, dat la scène du collier in 's
Heeren Bigots redaktie ontbreekt. De parvenu Koulinet charakterizeert zich
geestiger in de andere: vooral waar hy beschrijft, wat hij gedaan had om
de toekomstige trouwplechtigheid zijner dochter met den Hertog de Bligny
luister bij te zetten. Waarom ook heeft de Heer Bigot de geestigheid on
gebruikt gelaten, waarmee de Baron de Préfont het politieke standpunt
van Moulinet aanduidt, als: de woorden van do Marseillaise, geschreven op
de melodie van Partant pour la Syrië? Waarom wordt, in de anders
redaktie, het vertrek van den Hertog met de Hertogin niet gered door de
woorden, die de Heer Bigot hem in den mond legt: Ik heb heb u dus
myn getuigen te zenden." Dat bereidt het tweegevecht voor. De latere
voorbereiding blijft bij Bigot weer wech.
De text, door het Nederlandsen Tooneel" gespeeld, kwam mij wel voor
eenigszins aan stijfheid te lijden. De eerste'alleenspraak van Mevr. Kleine;
't gesprek tusschen Jufvr. van Biene en Jufvr. de Groot, de geheele rol
van deze laatste hadden iets boekachtigs, en dit zal wel gedeeltelijk aan
den text te wijten zijn. Nochtans stak Jufrr. van Biene, in dit opzicht,
gunstig bij haar kunstzusters af.
Om maar ter-stond met het belangrijkste te beginnen; Jufvr. de Groot
heeft zich diep doordrongen van de trotschheid, die bij herhaling aan
Freule Claire de Beaulieu wordt toegeschreven. Die trots brengt wel ze
kere afgepaste formen mee, maar een ietsjen-meer gewone natuur had
toch aan de opvatting en voorstelling van het charakter niet geschaad.
De voordracht was in't algemeen te opgeschroefd: de gebaren, de uitdruk
king der trekken, de toon is te klassiesch,
Mevrouw Frenkel had, in deze rol, in haar voordeel, dat de Heer Bigot
in het geheele stuk meer losheid eu natuurwaarheid gelegd heeft.
Jufvr. de Groot heeft zich geschikt in de methodieke . . niet taming
of the shreio, maar bekeering der adeltrotsche. De Clara van Mevrouw
Frenkel was meer de vrouw, die de Bligny beminde; met fierheid, met
moeite zegepraalde over die liefde en er wraakzucht voor in de plaats
stelde, en die allengs er toegebracht werd den man, dien zij meer een
natuurlijken afkeer toedroeg, om dat zij een ander liefhad, dan uit hoofde
van haar adeltrots, te leeren hoogschatten en beminnen: eerst onder
vindt ze zijn zorg in haar ziekte; toen vernam ze, dat hij haar genomen
had zonder bruidschat en 't voor haar verborgen had gehouden; daarna
ondervond ze zijn toewijding, toen hij zich verandwoordelijk stelde voor
de beleediging, het echtpaar De Bligny door haar aangedaan. Men zag
in Mevr. Frenkel het léven-zelf vóór zich.
A u't Vertaelde scheelt zoo^veel van 't onvertaelde dicht
2L- Als lyf en schaduwen".
De toon, het gebaar, de gelaatsuitdrukking van Jufvr. De Groltëj
*Bftolkt beter Racine dan Sardou of Ohnet; marmerbeelden lamoen het
zonder kleur stellen.
Van kleur gesproken. Waarom zijn in die fransche familie, bij het
Nederlandsch Tooneel", de blonden zoo menigvuldig? Claire (jufvr. de
Groot), Préfont (Schultze), Octave (Clous), de MarTtiezïn (Mevr. Kleine).
Jufvr. de Groots hoofdharen waren in volstrekte tegenspraak met haar
wenkbraauwen, oogranden en -hoeken, en geheelen gelaatstint.
Het bleeke koloriet van Mevr. Ellenberger, als Markiezin, kwam mjj
natuurlijker voor dan de kleurige grime van Mevr. Kleine. Het rolletjen
is verder te min beduidend, om ook aanmerkingen op de voordracht te
kunnen maken.
De Barones de Préfont kwam meer typiesch uit in Bigots bewemaf
dan in de andere. Bizonder op haar plaats voelde Mej. Sophie van Bies*
in deze rol zich niet. Waarom overdrijft deze begaafde aktrice de mode
toch in zoo smakeloze mate, bij de bepaling der omtrekken van haar
buuste? Het is niet mooi, dat een kousenband past om een middel.
Jufvr. Grader was zeer goed ftla de jonge .Bar«wes de Préfont. Het te*