De Groene Amsterdammer

Historisch Archief 1877-1940

Alle jaargangen 1884 1 juni pagina 4

1 juni 1884 – pagina 4

Dit is een ingescande tekst.

DE AMSTERDAMMER, WEEKBLAD VOOR NEDERLAND. l No. 362 lent dezer aktrice begint allengs evenredig te worden aan baar beval ligheid. Mevr. Coelingh was ala Sustmne, de zuster van Derllay, om Ie stelen. Het tweede tafereel in dit stuk is, voor deze zedige en gracieuze kunste nares, inderdaad een triomf. Jnffr. Lorjéhad maar weinig gelegenheid, in de andere redaktie, een weinig uit te komen. De Dames Stoetz en Van Kossurn in de rol van £rigitte even-min. De rol van Atftenais was, in de vertaling Bigot, aan iemant toever trouwd, die niet bij machte was door haar spel de ongeschiktheid van haar persoon tot vervulling deser partij te doen vergeten. Dat zou Jui'v. Christ. Poolman u anders geleverd hebben. Mev. llössing-Sablairollea kweet zich goed; maar geknipt is de rol niet voor deze uitmuntende kunstenares. < Bij de uitvoering der party van Derllay, door den Heer van Kuyk, kan ik mij gereedelijk neerleggen; maar do fijne euteêre tinten, waarover Louis Bouwmeester beschikt, weet de eerste er niet in te brengen. Toch 8 de rol niet zeer dankbaar. De Heeren Clous en Potharst zijn geen van beiden Markiezen; de soberheid des eersten is hier toch wel meer op haar plaats dan de geest drift des anderen. De Heer Schultze heeft eene aardige figuur gemaakt van den Baron de Prcfont; maar den eersten keer, toen ik hem zag optreden, was hij wel wat onnoo?«el. voor een chemikus, die degelijke verhandelingen aan het Instituut toericht en zulke geestige zetten lanceert. De Heer Aisdr was in de rol niet kwaad. De Heer Veltman blonk, als Moulinet, boven den Heer Moriu uit. De laatste scheen de rol te vervullen van iemant, die een dwazen parventt nabootste. De notaris Racliélin werd door den Heer Vos met meer waardigheid vervuld dan door den Heer Spoor. De opvatting was dezelfde. Da Heer, van Dommelen, die later bij 'tNcd. Tooneel de rol speelde, had iets droogs en kouds, in xoo'n vriend der familie minder wel geplaatst. Ik heb op den Heer Ising als I'refckt de Pontac geene aanmerkingen; in de andere redaktie komt de personaadje, waar de Heer Ruygrok voor optrad, naanwelijks voor. Waarom heeft men dézen akteur de rol van de. Bllgny niet opgedra gen? Het fyziek en de spraak van den geen, die haar in dfi redaktie Bigot vervulde, waren er geheel onevenredig aan. De Hoer Tourniaire heeft de rol goed gespeeld; een enkelen keer waar deden zijn kleine buigingen schade aan de distinktie, waarmee hij optrad. De Heeren Wensraa en Van Hiltcn gaven den G-olert met gemoedelijk heid te-rug; de laatste had do partij wat ouder opgevat Het samenspel wordt, bij beide gezelschappen, hoe langer, hoe beter. Claire moet echter, by het Nederiandsch Tooneel", eer ze in haar slaap kamer gaat, geen oogenblik voor de deur aarzelen en omzien : want dan kan Derllay niet zeggen: geen woord van berouw, geen blik". Jufvr. de Groot was, bij 'tNed, Tooneel" de eenige, van wie ilc den naam Derllay goed heb hooren uitspreken. In 't algemeen klonk er Derblee". Mevrouw Frenkel, die zich de moeite heeft gegeven de uitspraak onzer taal te bestudeeren, doet verkeerd wereld te zeggen, Op goede gronden is alom, onafhankelijk van de spelling, op onze hoogere en la gere scholen, de uitspraak waercld aangenomen. Weinig tooneelvoorstellingen zijn zoo leerzaam, als zulke gelijktijdige uitvoering van hoc zelfde stuk, door gezelschappen, die over zulk een verscheidenheid van krachten beschikken. 27 Mei 1884. Alb. Tll. KUNST-TEN-TOON-STELLINGEN. Utrecht, Amsterdam, 's-Gravenhage. III. Het is de schilderschool, die uit de omgeving van de naturalistische, burleske, monstreuze, diabolieke groepen, door de Ereughels en Jeroen Bosch geschapen, uit den onhistorischen natuurzin van Paulus Brill en JoostMompeer het eigenlek Landschap heeft doen voortkomen.hetisdenederiandsche schilderschool volkomen waardig, dat, in onze dagen nog, het Land schap, en wel het hollandsche, met zijn poelen en koebeesten, de krachtigste mededinger is van de Water- en Strandtafreelen. Dat de boschgoden zich bij de Panfluit en Je tritons zich bij den schelphoorn bepalen, is het nienant ingevallen te misduiden. Het is den Panlluitist en koninklijken beschermer wel eenmaal slecht bekomen, zich met Apollo, den lierspeler, te willen meten, niemant vindt het onnatuurlijk, dat, als op den rug der wateren de klanken der lyra en daarmee gepaard gaande geestrijk bezielde stem gehoord worden, die moeten gezocht worden niet bij do tritons, maar bij een dichter, gezeten op een dolfijn. Wij huldigen daarom don hollanclschen zin voor landschap en watergezicht, maai' het zoute betreuren wezen, indien men er zich meer en in eer toe beperkte. Onze Eeuw streeft naar dieper opvatting der verschijnsels, naar verbreading van den gezichteinder: na Jan Wijnants, Jacob van Iluysdael, Meüulert Hobbema, Isaac van Ostade, Paulus Potter, de gebroeders Both, Claea Berchem, heeft weiland en boschgezicht, als zoodanig, niet veel toekomst meer: Er moet dus ook naar andere onderwerpen worden omgezien. Na dat Jan Steen, Adiiaen van Ostade, Adriaen Brouwer, Joost van Craesbeek, de lustige en koddige zijde van het leven der boeren ea burger lui hebben afgebeeld, is men tot een pathetieke opvatting van het leven der vfldarbeiders, der visjchers, on in 't algemeen der minvermogenden, gekomen. Mc;n heeft iets aandoenlijks-melodramatiesch opgespoord in de allereenvoudigste levensgevallen, miils zich deze te midden van do mindere standen voltrokken. Het lot van den aardappel in-zonuerueid. is met groote sympathie door onze kunstenaars ter harte genomen, liet poten en roeyen, het schrapen of schillen, het koken en rooken, hot pikken en slikken, of kuaauweu en knauwen, dezer aar.lviucht heeft, nu al jnren S;i ;>;.;, tot tic geliefkjosde bespiegelingsvoorwerptn onzer koloristeu behoord. Zaii's het bidden, vóór en na zoo'n aardappelrnaal, al of niet in goede boter gedoopt of met een scheutjen lawaaisaus" oversproeid, heeft iets bizonders, en menig-een zou denken, dat eerlang de uitdrukking dagelijksch brood" door een dito, aan den aardappel gewijd, moest vervangen worden. Wat zouden onze </e« re-schilders beginnen, als Amerika ons niet in tijds met die spreekwoor» delijke, lête noire van Bilderdijk begiftigd had ? Onze voorouders plachten, in hun krachtig vaderlandsch bewustzijn, feestbanketten af te schilderen; maar dan geschiedde'dit om den behouden te-rug-keer uit het II. Land, of om een Munsterschen Vrede te vieren, of om ons den Verloren zoon in zijn weelde af te beelden; omniettespi-ekeu van de Veroneezen en Rubensen, die hun kleur en elegantie aan de ver heerlijking van het Laatste Avondmaal wijdden. Mij dunkt wij zijn, in sommige opzichten, niet vooruitgegaan. Naar mate de schilders, die het niet te veel rekenen eenige vinding in hun werken te leggen, zeldzamer worden, moeten wij ze meer waardeeren, en versterking hunner gelederen wenschen. Loopen wij even de £rewe-ontwerpen der amsterd. aquarel-verzameling langs. David Bles: Soo de ouden songhen, soo pypen de jonghen". Een kapitale teekening: een mamaatjen van 1780, die het jongste kind de borst geeft; een ander, dat, met haar pop, zoogstertjen speelt, een derde kind, dat een ,,wijze" opmerking plaatst. Het lila der jurk van dit meisje valt wat veel in de kleur van den kanapee daar achter. Behoudends dit, ver dient het geestig tafereel volle goedkeuring. Tn een hoekske met een boeT<ske" stelt niet Thomas van Kempen voor; maar een XVllI-eeuwsch Juflertjcn bij een vensterbank. De koele gedempte toon van dit interieur* tjen komt zeer natuurlijk uit, bij het zonlicht, door het venster te zien op de huizen der overzijde. De Heer Jac. F. Brugman levert een boerenbinnenhuis Tegen etenstijd". De lieer Cunjeus, een waardig lid van de oude garde, geeft ons behalve twee andere dieren kompozities, eene aquarel te genieten van zijn bevallige en pittige schilderij: Het schoentje van Mevrouw". DO Heer H. A. C. Dekker, die lof verdient voor het inzicht, dat met schilderen historiesch-ontwerpen iets gemeen heeft, had het geluk zijn theetafol ..Uit mijn grootmoederstijd" te verkoopen. De lieer Eerelman blinkt uit door veelzydigheid. Men zofi niet licht denken, dat de schilder der drie klimmende paarden Aan het strand ta Scheveningen" de zalfde was, die het tooneeltjen uit het salonleven: een kind dat op de indische gong slaat, zoo elegant ter aanschouwing bren gen kon. Daarnaast hangt een fraai schilderijtjen van den Heer Louia van Erven Dorens: een meisjen dat Voor Schooltijd" haar les overziet. De keuze is? niet ordinair : het vertrok is een kclderkamer; boven den wand, waarte gen het meisjen geplaatst is, ziet men door het venster naar de overzijde; ook daar is eon lichtefïekt in den trant als ik boven bij Bles aanduidde. De toon van dat doorzicht herinnert Klinkenberg. No. 23. Fraaye koolteekening van den lieer J. G. Gerst enhauer Ziinmerman. Een moedig kind, spelend aan het roer van een schuit. Een aardig getintcn en keurig geteekenden kop van den Heer J. de Groot noemt hij: Een Strooper". Zijn kaartspelend paai', getiteld: Een beslissend oogenblik", lijdt aan stijfheid. Verdienstelijk geschilderde vruchten levert Mej. Hermine van der Haar. Het tafelkleed, waarop het Stilleven" gepozeerd is, domineert wat sterk door zijn kleur, en redt zich niet goed, waar het afhangt. Van de fraaye, kloeJc geteekende, en toch gracieuze kleine meisjens, door den Heer II. J. Haverman bijgedragen, sprak ilc reeds in 't voorbij gaan. Het meisjen met de pop is bizondcr inooi van kleur. No. oo is aangekocht voor de verloting; No. 3-1 Philippientje" kon misschien ste viger op de been zijn. Als ik van 's Heeren Marinus Heyla gezellige" vogels in een poel nog niet gesproken heb, vraag ik voor deze uitmuntende teekening, om samen stelling, verlichting, voorstelling van opgewekt leven, eene eervolle ver melding. De Heer Jos. Hoevenaar Wz. schilderde met natuurtrouw drie arme \vyfjens, buiten deur, begaan met het lot van eeae vierde, die-den laatsten drank voor haar man gehaald heeft: .,Er is geen hoop meer". Mevrouw van Hogcnclorp s' Jacob houdt haren roem staande, als ver dienstelijke bloem- en fruitschilderes. De Najaarsbloemen" van Mej. Boelen zijn met zorg geteekend; maar vrat vast van voorkomen. 's Heeren Ilolswilders hondtjon Petit" is allerliefst, maar voor zoo'n Juffersvrifindtjen wat ruw van behandeling. Ds Heer Huibers teekende meesterlijk, met kool, een Oud vrouwtje"; maar wat kolossale proportie! Het Straadvcnnaak" van den Heer Johan ten Kate Mzn. is een aardig groepjcn. Wat meer zon zou hier echter niet geschaad hebben. Do 13eer Kever behoort tot onze talentvolle pe«»-e-schilders. Hec stuk, getiteld ..Het bloempje", is niet duidelijk, 't Schijnt, dat er een burger dochter (van vroeger tijd) mee bedoeld wordt;'t fisruurf jen lijkt echter meer op een boerenmeid onzer dagen: maar met die bloem V In zijn Binnen huis'1 is nu eens de mün aan 't, aardappelschillen. Van de drie zou ik aan de Studie'', No. 08, ds voorkeur geven. Dit is een boerenmeid; maar wat doet zij? De armen zijn wat ruw behandeld. Wat doet de vrouw (te Laven) van den Heer David de la Mar'? Dui delijker is de andere boeren-scène, waar waschgoed te drogen wordt gehangen. De stukjens zijn i.iet onverdienstelijk. De Heer Melis betitelt no. G4 ..De Vlieg". En werkelijk bespeurt men, dat de boerenvrouw aan de tafel haar strijd heeft op het kleine kind op den vloer, dat een vlieg wil vangen. Is die handeling der heel kleine uit da natuur genomen? De uitdrukking der moeder lijdt aan gemaakt heid, en de kleurharmonie laat te wenschen. Rijk is het aspekt van den Edelman van 1720 van den zelfden kunstenaar; maar de beenen zijn toch wat, flordig buhandold. De [leer Nacht weh heeft zijn kraehtigen.,studiekop" (een leelijke bengel van ecu jongen) verkocht. Verkondigt de Heer N. de leer Le laid c'est

De Groene Amsterdammer Historisch Archief 1877–1940

Ga naar groene.nl