Historisch Archief 1877-1940
DE AMST4SR0AMMER, WEEKBLAD V
Ne, 363
doek waarop de tinnen kan voorkomt is in mijn oog een juweel van kleur
en compositie, het herinnert aan een oud sclulderg.
' Mej. Vos vind ik dit jaar minder gelukkig; er is ietsdun'sin haar stuk
en datzelfde trof mij ook in de schilderijen van de dames Alice en Emma
Ronner; achtergronden en tafels moeten niet op dezelfde wijze behan
deld worden elk voorwerp moet weer verschillend getoetst worden,
anders komt er iets oppervlakkigs over de geheele schilderij. De appelen
van Mej. De Bruijn Kops vind ik heel mooi, zij bevielen rnij nog beter
dan hare bloemen; deze zijn op zich zelf wel breed behandeld, maar het
geheel voldoet minder goed als schilderij.
De vruchten en bloemen van Mej. van de Sande Bakhuysen hebben
iets witachtigs, zij doen niet genoeg aan de natuur denken; en nu
nog last not least" de heerlijke rozen van Mej. Rooseboom zoo fijn
gevoeld, zoo mooi behandeld zoo alles wat men zich van een bloem
wenschen kan. Zulk een gedisticgueerd penseel te bezitten, gepaard
aan zooveel gevoel" voor het waarlijk schoone, is iets wat menig kunste
naar baar benijden mag!
Fred, J. Verheyst.
UIT BELGIË.
De hen der Parijsche kunstenaars.
Borgia, Willem III. Clericaal
Orangisme.
De verworpen steen is een hoeksteen geworden," luidt eene bekende
Bpreuk. Zoo dacht Eef. menigmaal in den laatsten tijd, ziende dat groote
fransche, muzikale werken, die om eene of andere reden te Parijs niet
konden worden opgevoerd en afgewezen werden, te Brussel niet alleen
met glans ten tooneele gebracht werden, maar zulk eeuen toeloop had
den dat godin Fortuua sonder twijfel van de heeren Stoumon en Calabrési
(de bestuurders der monnaiè) de gelofte tot stichting van eenen tempel
ter harer eer had ontvangen.
De eerste, de hoeksteen tot dien tempel was Hcrodiade, de verdraaide
en geseculariseerde geschiedenis van S. Jan den Dooper. de tweede grond
steen was Sigm'd van Reyer, de verdienstelijke doch karakterlooze opera
op den tekst van Geibels Bntnhilde bewerkt. Ook deze opvoering werd
door Fortuna met eenen glimlach vereerd. Niet minder gunstig werd de
verstooteling, Boito's Mephristo, opgenomen.
Wij maken daaruit aan de Directeuren geen verwijt. Zij gaven blijken
van aan het publiek veel verscheidenheid van werken van beteekenis te
willen bieden. Wij hoorden in den afgeloopen winter werken van acht
tien verschillende componisten, acht- en twintig opera's. Zeer
niteenloopend zijn ook de redenen waarom aan Massenet, Reyer en Boito te Parijs
hetzelfde lot wedervoer. Wij hebben bij eene vroegere gelegenheid daar
over gesproken en komen er niet op terug. Zeker is het dat het geluk
onzen brusselechen schouwburg diende: de directie was slim genoeg met
de Coupures van Sigurd te wachten totdat de kunstenaar was afgereisd
daartoe bestond in de fransche hoofdstad geene gelegenheid de
dreigende schaar, die Sigurd uit Parijs verdreef', kwam hem in Brussel
ten goede. Zoo neemt men dan, gelijk eeue heane de kiekens onder hare
vleugelen verzamelt, de teleurgestelde of miskende kunstenaars binnen
de muren van hafc oude Munthuis op. Gevaar steekt er evenwel in aan do
large tave", zegt Barbier, die men Parijs noemt, concurrentie te maken.
Hoort maar!
De bekende schilder Jules Garnier, die evenwel, zoover ik mij herinner,
nog nimmer iets van belang in Belgiëop eene groote tentoonstelling zund,
die niet in Amsterdam, en zelfs niet op de reusachtige internationale
Kunst-aussteliüng" van Munchen exposeerde, Jules Garnier, niet Charles
Garnier, de bouwmeester van de groote opera te Parijs, die ons nieuw
gerechtshof L'élóphance (inplaats van V Enfance) de l'art" noemt, de schrij
ver van de inleiding der Annales du thedtre et de lamusiquc (Paris
Charpentier, 1883, 9e année), niet deze, maar zijn naamgenoot Jules Garnier
heeft aaar den Parijschea salon een schilderwerk gezonden, voorstellende
paus Alexander VI, omgeven van zeven dansende ongekleede vrouwen;
tegenover hem zit zijn zoon, de groote schelm Cesar Borgia en
daarneven zijne beruchte dochter Lucretia.
Bit werk werd, wegens het blijkbaar boos opzet der onhistorische voor
stelling door de commissie der parijsche tentoonstelling die anders voor
geen klein geruchtje vervaard is afgewezen. Wellicht meende zij dat
het eene bespotting was van het stelsel der neutrale school.... Kunst
verzamelingen zijn toch ook eene school, en zelfs eene voortreffelijke. Wat
er van zy... de kunstenaar meende onrechtvaardig behandeld te worden,
?want zijn -werk. dacht hij, is niet onwelvoeglijker dan Makart's
Intrede van Karel V te Antwerpen. Daarover later. Aangemoedigde?)
door het voorbeeld der bovengenoemde kunstenaars, gaat Garnier nu den
heeren onzer Brusselsche Exposition triënnale zijn kunstwerk aanbieden.
Of 't een prachtwerk is, kan Hef, nog niet verzekeren; doch dat Hérodiadc
minstens evenzoo onhistorisch is als deze schilderij, Borgia s'amusc beti
teld, is bepaald zeker. Zeker komt het inij echter ook voor, dat de vlugge
librettisten van Massenet's opera meer onnadenkend waren dan de
penseelkunstenaar, die weken en maanden op zijn onderwerp staat, en tegen
wil en dank daarvan waarde en strekking overweegt. Men is zeer nieuws
gierig om te weten of ook deze commissie, gelijk die der opera, het
kieken zal beschermen.
Een professor der hoogeschool uit zijne les komende, die hij, wegens
de komst van Z.M. Willem III wat vroeger had gesloten, zeide
tot een zijner beste stadenten, die hem een stuk weg vergezelde, en zin
spelende op zijne voorafgaande verklaringen : Cet argument chappe a
toute démonstration (uitlegging)." Pas comme ]e roi de Hollande," was
het geestige antwoord (démonstration luidruchtig eerbetoon.)
.'tIs waar, .al wat de Brusselsche burgerij aan geestdrift bezit is geuit
bij de verschijning der hollandsche majesteiten. Alle bladen (zoowel
hollandsche als belgischs) waren zoo vol van de gebeurtenis, de minste bij
zonderheden van 't verblijf des koninklijken echtpaar» zijn met zulke
nauwgezette uitvoerigheid beschreven, dat Ref. meent de lezers van hè*
Weekblad welke in die schildering belangstellen, hebben zeker reeds lang
kennis genomen van de hoofdzaken die aan het vorstelijk bezoek eigen
aardig waren. Ik houd het daarom voor overbodig er op'terug te komen
welke en door wie ruikers en andere bloemen het koninklijk echtpaar
zijn aangeboden; waar het allereerst afstapte, wie het ontving; welke de
graad der hartelijkheid was van den koninklijken koburger Leopold II
en wat er omging in de harten of minstens op de kaken der aanwezigen:
hoeveel duizend man opgesteld waren en hoe luid het gejuich was; hoe
schitterend de zon scheen bij de wandeling in Laeken, hoe liefelijk de
houding van koningin Emma was, en welk kleed zij droeg, 't Is zelfs niet
noodig te verhalen dat het eene orgaan het verbod op 't spelen der
Brabanponne eene daad van koninklijke grootmoedigheid vond en het
andere daarin eene fout zag, daar men aan koning Willem hierdoor klein
geestigheid toeschrijft die hij niet bezit.
't Is overbodig daarvan op te halen; doch wel zullen wij in 't
voorbjjgaan nog eens melden dat het bezoek der majesteiten door het geheele
land den besten indruk heeft gemaakt. De meest clericale bladen hebben
zelfs bij deze gelegenheid gejuicht.
't Komt anders dikwijls genoeg voor dat zij artikels te lezen geven met
het opschrift Orangisme-Liberalisme". Doch dat houdt niet lang aan.
Dan luidt het woder: La liberté(voor de katholieken) comme en Hol
lande !".... En werkelijk las men zelfs voor eenige dagen eene aanmoe
diging der katholieken Koning Willem met geestdrift te ontvangen:
Soyons orangiste!" Een Engelschman zou daart>ij zijn hoofd schudden, en
uitroepen: Words, words words!"
Er wordt aldus geredeneerd. Koning Willem I had eenen geest van.
secularisatie, de belgische ministers ook; dus orangisme-liberalisme". Weg
daarmede! Doch van de andere zijde (zoo spreken de meeste liberale
bladen) ging Willem I nog niet zoo ruw om met de belangen der katho
lieken ais de heeren Bara cmn suis. En Koning Willem III geeft edel
moedige vrijheid, vroeger aan de pausehjke zoeaven, nu aan een groot
aantal kloosterlingen. Derhalve: Leve Willem III". Doch, gij gevoelt, waar
de lezer, dat i u alle deze'bewegingen vele alledaagsche partijschap steekt,
en geen stelsel. Do eigenlijke Orangisten (als men ze zoo noemen
mag) zijn de liberalen en een groot getal katholieken in W e s t-V laan
deren, alsmede de jongelingschap, die in haar weekblad De Nederlandschc
Student schrijft: Indien gaaaf Boadewijn, Leopold'a broeders zoon, geen
vlaamsch leert en spreken zal, dan zeggen v/ij dien vermoedelijken troon
opvolger van nu af aan reeds de gehoorzaamheid op. Een republiek
is bovendien minder kostbaar dan eene monarchie!"
Eene zaak staat vast, namelijk dat de meerderheid der geestelijken nog al
toos, gelijk voor vijftig en meer jaren, den invloed vreest der Noderlandsche
(hollandache) letteren, daar het grootste deel der schrijvers protestantsch
is. Hoe verbeteringen in het onderwijs deze vrees zoude doen verdwijnen
is een punt wat nog niet op de dagorde staat.
Brussel, 27 Mei, 1884 M. A.
L' ANONIJME EST LE POIGNARD DU LACHE.
De geëerde Redactie van het Weekblad vergunne mij Ie droit de réponse1'
tegenover den smet die een Belg mij aanwrijft; te eer, omiat men het droit
de réponso" ook in Nederland meer en meer wenscïit te zien invoeren.
Nochtans zal haar erkentelijk zijn voor de mij verleende ruimte.
Betsy Per*
Mijnheer M. A. correspondent uu Brussel.
Om te beter aandacht te trekken onderteekendet u niet uwe aantijging
aan mijn adres, maar plaatstet miju naam nog eens voluit boven uw
weekveralag in het jongste nummer van dit blad.
Dit, geeft mij aanleiding u te herinneren aan het spreekwoord l'anonywe
est Ie poignar dn Idche. Waar die poignar" echter gericht is tegen
een vrouw, die ridderlijk onderteekent, wat zij schrijft, mocht er wel een
horiderdstemmig démasquez! v/orden bevolen aan een Vlaming die een
Hollandsen blad misbruikt om keer op keer Hollanders te verkleinen en
Vlamingen in de lucht te steken. Men lette slechts goed op uw manier
van schrijven. Ik herinner do lezers slechts aan uw oordeel over de jong
ste Tentoonstelling. Iedereen priester en leek van de kunstwereld
was er verrukt: over zoodanig als de Hollandscha school haar aiouden roem
ditmaal handhaafde. De Waler critici bezigden zelfs uitdrukkingen als
sublim en lavissante! Door u alleen werd het rneerendeel kunstenaars
gewogen en te licht bevonden, ondanks uwen
zand-in-de-oogen-strooienden-aanhef".
Dank aan vele bijdragen uit Noord Nederland heeft deze verzameling
oiet als anders het uitzien van een dooreen gesmeerd schilderspalet. Maar
onmiddellijk kleedt u Mesdag uit. Hij is een knoeier in vergelijk van
een ander. En alle landschapschilders hadden de natuur veel te zwart
opgevat. De bewonderenswaarde rozen van Mej. Rozenbooin zijn veel
te groot. Vermoedelijk kent u slechts pas ontloken en niet
uit-een-vallende rozen. Genoeg die enkele aanhaling. Daarentegen maakt u de
Hollanders wijs, dat allén het Vlaamsche volk meeleeft met zijn
tooneelstukken en die stukken meester-werken, zijn, hoewel niet een eenig
YlaamscJie Letterkundige er zelfs een andere getuigenis van geven kan dan de
verdienste (?) den rassen haat aan te blazen. De gevolgen dier verdienste
bleven dan ook niet uit. De Alhambra is thans geen Vlaamsch tooneel
meer. Dit deelde u niet mee.
Het Vlaamsche volk leefde bedoelde stukken zeer zeker mede, maar
in den zin als de Belgen in '30 de Muette meeleefden. Ik moet deze
feiten in herinnering brengen om aan te toonen, dat u niet de aangewe
zen persoon is voor een onpartijdig oordeel. Bovendien wil ik het bewijs
leveren, dat u niet in staat is mijn bijdrage in Nederland te bespreken,
door u te zeggen dat gij Brugge met heel Belgiëverwart. Uw raad om
mijn ter perse zijnd werk te laten herzien, is wat heel aanmatigend tegen»
over iemand, die gedurende vier volle jaren er zich een studie juist van
heeft gemaakt om de verschillende Belgische toestanden te kunnen be«
oordeelen.