Historisch Archief 1877-1940
DE AMS'TTODAMM'ER, WEEKBLAD V00R NEDERLAND.
'rw.
wellicht, dat zij niet alleen was, en dat haar gepeins misschien
als een wenk om een gesprek aan te knoopen, kon beschouwd
worden. Frits za£ echter zeer goed, dat haar oogen niet verder
lazen. De zijnen zetten intusschen het onderzoek voort. Waarom
is zij in het zwart? Een merinos japonnetje in den zomer! Het
schijnt haar niet te hinderen! Op haar teint geeft zij ook niet
veel acht; zie, daar glijdt een zonnestraal over haar voorhoofd,
over haar neusje. Prachtige verlichting! Dat fijae doorschijnende
neusvleugeltje!
Het fijne doorschijnende neusvleugeltje begon eensklaps te tril
len en een kort welluidend niezen volgde, zeker opgewekt door
de zonnestralen.
Weibekome het u, juffrouw", haastte Frits zich te zeggen; het
is wel kleinsteedsch en tegen onze afspraak, maar die afspraak
berouwt mij al lang".
Zij knikte even zonder iets te zeggen, toen sloeg zij het boek
dicht en hield het met beide handen uitgestrekt voor zich op de
knieën, waar zij het zachtjes heen en weer wiegde en opmerk
zaam de goudsnede bekeek.
Frits prees de koelheid van het plekje; het was zoo drukkend
in de zon, zeide hij.
Het zou mij niet verwonderen als er van middag onweer kwam",
antwoordde het meisje en keek naar de dunne wolkjes, die de lucht
begonnen te bedekken.
Hij vroeg haar of zij eene weerprofetes was, en zij antwoordde,
dat zij ongeveer twaalf jaar geleden, op een middag bijzonder ia
de gelegenheid was geweest waarnemingen in eene onweerslucht
te doen, en dat de ervaringen, toenrnaals opgedaan, haar nog steeds
van dienst waren. Zij was namelijk op eene wandeling met de
meid in het stadspark door eene onweersbui overvallen, en had
nog juist bijtijds het tempeltje op den zoogenaamden rozenheuvel
kunnen bereiken. Benige oogenblikken na haar was er een jong
heer onder eene parapluie naar boven gekomen, hij had haar
vriendelijk gegroet en was daarna begonnen zacht fluitend in de
kleine ruimte van het tempeltje op en neer te loopen.
Tusschenbeide had hij schertsend het woord tot haar gericht, en dit was
wellicht oorzaak geweest, dat zij, brutaal en ondeugend als zij was,
eerst zacht en daarna harder herhaaldelijk tegen de meidhadgezegd:
»Hè, hadden we maar eene parapluie!'' viel Hörlein haar inde
rede. »Ja, ik herinner het mij heel goed. Ik hield eerst, of ik het
niet hoorde, maar ik moest er toch om lachen, en ten laatste
vroeg ik, waar gij woondet en bood aan u thuis te brengen. Ik
presenteerde u mijn arm en eendrachtiglijk plasten wij, met de
meid achter ons, naar de Fichtenstraat."
»Dus heb ik mij niet vergist," zeide zij, »ik meende u dadelijk
te herkennen."
»Welk een aardig toeval," antwoordde hij lachend en haalde een
kleine portefeuille uit den zak, om er een visitekaartje uit te nemen.
,»Niet voorstellen!" riep de jonge dame. »De naam doet niets
ter zake. Het is immers veel aardiger, dat gij mijn onbekenden
beschermer blijift, en ik, in het geval; dat ge nog eens aan het
kleine avontuur denkt, het waterroosje, zooals gij mij, om mijn
druipnat roséjaponnetje, noemdet."
Hij stak, eenigszins verlegen, zijne portefeuille weer weg en zeide:
Toenmaals scheen ik poëtischer te zijn dan tegenwoordig. Maar
ik ben toch nog in staat om te begrijpen, dat het romantische
incognito u aangenamer is, dan de prozaïsche inwisseling van namen.
Wanneer gij beveelt, schaam ik mij over mijnen onpoëtischen inval."
Beveelt?" vroeg zij lachend. Kunt gij op commando rood
worden? Gij hadt volkomen gelijk u aan mij te willen voorstel
len, en wanneer gij het nagelaten hadt, zou ik u ongetwijfeld dat
verzuim kwalijk genomen hebben".
Heb ik goed gezien mejuffrouw, dat gij verzen leest t" vroeg
Frits daarop.
Ja", zeide zij, ik heb mijn ouden Eichendorff mee naar bui
ten genomen".
Eichendorff" vroeg Mörlein, heeft die ook verzen geschreven ?
Vergeef mij mijne onwetendheid, maar door mijn langdurig ver
blijf in Parijs heb ik mij aangewend bijna uitsluitend fransche
boeken te lezen".
Het meisje antwoordde, dat ook hare lectuur zich niet zoo een
zijdig bij duitsche verzen bepaalde, ais hij scheen te veronderstel
len. Zelfs Eichendorff, dien ze toch al jaren lang in bezit had,
had zij nog nooit geheel uitgelezen. Parijs is eene bekoorlijke
plaats", merkte zij ten slotte aan.
Hij was zeer verheugd, dat zij zijn Parijs kende, en maakte een
paar niet al te nieuwe opmerkingen over de Parij zonaars en het
leven te Parijs. Doch hiermede was het gesprek op een onder
werp gebracht, dat niet zoo ras was uitgeput. Zonder het zelf te
weten waren zij aan het Fransch spreken geraakt.
Ten laatste, toen het discours wat begon te verflauwen,
kwam hij weer op haar boek terug en vroeg, of het niet onbe
scheiden was te vragen, wat daar straks bij het lezen hare
vroolijkheid had opgewekt.
Wel neen!" zeide zij, ik wil u dat wel zeggen. Ik las een
gedicht, dat met zooveel ondeugenden humor geschreven is, als
men waarlijk niet achter dien rozengeur- en maneschijnachligen
Eichendorff zou zoeken. Oordeel zelf of het niet allerliefst is. Zij
sloeg het boek open en las, met voordacht de ouderwetsche versmaat
latende uilkomen, een aardig gedicht getiteld:»Voorheen", waarin
de dichter op onnavolgbaar gelukkige wijze, in enkele regels den
lezer een alleraardigst genrestukje uit den tijd der hoepelrokken
en degens te aanschouwen geeft. In het park, de omgeving, die
juist bij het gedicht paste, voldeed de voordracht er van buiten
gewoon en het was onzen Frits te moede, of hij zelf.de hoofsche
verliefde jonker was, die met de schoone Chloölangs de tulpen
bedden en taxishagen wandelt en nu en dan voor zijne galanterieën
met eenen lichten slag van den waaier bestraft wordt. En toen de
jonge dame aan de passage gekomen was, waarin de jonker in het
stille prieel met teedere gebaren op ne knie zinkt, na eerst met
veel zorg zijn zakdoek op den grond te hebben uitgespreid, toen
lachte Fr-its hartelijk en zeide: »Hoe voorzichtig gaat hij met zijne
zijden kousen om! Het is allergrappigst?" En geheel vervuld met
de voorstelling, spreidde hij onwillekeurig ook zijn zakdoek op den
grond uit en wilde zijne knie buigen. Doch hel meisje wierp hem
zulk een koelen, verwonderden blik toe, dat hij snel zijn zakdoek
weer in den zak stak en eene verontschuldiging stamelde. »Ja, zoo
kan een andermans phantasie met iemand op den hol gaan,"
zeide hij met een verlegen lachje.
Zij lachte ook een beetje vreemd, en zeide: »Nu, gij hebt uwe
rol vrij goed vervuld, alleen wat al (e slaafs naar de letter. Gij
hadt liever zóó moeten spreken: »Mejuffrouw, mag ik U, tot aan
denken aan deze onze tweede ontmoeting den rozenknop, hier in
mijn knoopsgat, aanbieden? Hij is, wel is waar, niet afkomstig
van het bewuste rozenheuveltje, maar enz. enz."
Hij ontstelde een weinig en aarzelde, want hij dacht aan de
gouvernante. Toen echter, haastig de hand aan het knoopsgat
brengend, reikte hij het meisje de roos toe. Ook zij scheen te *
aarzelen en vroeg: sik beroof er immers niemand anders mede?''
Hij verzekerde haar van neen, en nu nam zij den rozeknop
vroolijk lachend aan en hield hem spelend tusschen de vingers.
Op dat oogenblik begon de klok van den dorpskerktoren te
slaan. Frits luisterde en zeide: *dat is elf uur!"
«Pardon, het is twaalf", antwoordde de jonge dame en lachte weder.
Hij haalde zijn horloge te voorschijn.» Waarachtig!" riep hij onthutst.
lk geloof, dat gij uw tijd verpraat hebtF'gmg zij voort.»Haast
u, misschien is het nog niet te laat".
»0, Het heeft niets te beteekenen", antwoordde hij. »Een paar
regels om mij te verontschuldigen en de zaak is in orde".
s Wel neen!" riep zij. »Maak voort en gij komt bepaald nog in
tijds''. Zij sprong op. »Duid het mij niet euvel, dat ik de on
willekeurige aanleiding tot dit oponthoud geweest ben. Het heeft
mij zeer verheugd u weder te zien. Adieu! Gij hebt uw tijd noodig".
Haastig liep zij heen in de richting van het plot. Hij vergat
bijna haren groet te beantwoorden, zulk eene plotselinge verwar
ring was er over hem gekomen, want toen zij van de bank was
opgestaan, zag hij in den hoek, waar zij gezeten had, ietsblauws
liggen eene korenbloem! Sprakeloos staarde hij een wijle
naar het onschuldige bloempje; toen het eensklaps in de hand
nemende riep hij het meisje achterna: Juffrouw!"
Zij keerde zich om.
(Wordt vervolgd.)
ONS ONDERWIJS.
Als iemand zich een huis wil laten bouwen, dan zal hij eerst bedaard
nederzitten en overwegen: hoeveel bouwterrein ea hoeveel kapitaal hij
beschikbaar heeft. Hij zal nagaan hoeveel vertrekken hij wel wenschen
zou: een badkamer, een spreekzaaltje, een speelkamer voor de kinderen
zullen hem wel toelachen, een bloemenkarnertje en een kleedkamer voor
zijn vrouw en wie weet wat meer zullen iiem geen overdaad schijnen;
maar als hij ruimte en geld, daarvoor noodig, vergelijkt met bouwterrein
en beschikbaar kapitaal, zal hij inzien dat alles bekrompen en armelijk
van inrichting zal moeten worden. Om toch een gezellige woonkamer,
een ruime slaapkamer te krijgen, zal hij de Meedkamer voor,
hetbloemenkamertje na schrappen, het spreekzaaltje, de kinderkamer zullen van de
lijst verdwijnen en de menschen zullen de wijsheid van den bouwheer
prijzen, wanneer zij het gebouw zien, waarin, door opoffering van allerlei
kleine gemakken, het hoognoodige breed, hoog, frisch en uitstekend
ingericht is- kunnen worden.